Oud-soldatenbonden
(Vraagw. 2005, blz. 296)
Niet alle oud-soldatenbonden van voor de eerste wereldoorlog zijn onmiddellijk daarna verdwenen. In Veurne werd in 1905 de ‘Bond der Gewezen Soldaten van Veurne-Ambacht’ opgericht. Volgens A. Dawyndt (Veurne rond 14-18, Zingem, 1980, p. 44) ging de vereniging pas in 1906 echt van start, na eerste kontaktnames in november 1905. Het is die startvergadering van 18 november 1905 die de nog steeds bestaande en intussen Koninklijk geworden vereniging als basis nam om zopas zijn 100-jarig bestaan te vieren.
Er waren in die periode nog oud-soldatenverenigingen in Veurne en de omgeving. In 1903 hadden soldaten die gediend hadden onder Leopold II, zich al verenigd in ‘De Leopoldisten’. Wat er van deze gilde geworden is, weten we niet (A. Dawyndt, Veurne rond ‘La Belle Epoque’, Zingem, 1978, p. 60). Na de eerste wereldoorlog werden er in Veurne drie nieuwe oudstrijdersbonden opgericht; de ‘Bond der Soldaten’, de ‘Nationale Strijdersbond’ en de ‘Vlaamse Oudstrijders’, en later is ook sprake van een ‘Bond der Krijgsverminkten’ (A. Dawyndt, Veurne rond 14-18, p. 106 en 114).
De ‘Bond der Gewezen Soldaten’ uit 1905 had zijn lokaal in de ‘Café de l'Aigle’ (nu ‘De Kroon’) op de Grote Markt, met zelfs een opgeschilderd opschrift. Op 4 augustus 1907 werd met veel luister en de deelname van oudstrijdersverenigingen uit heel het land de inhuldiging van een vaandel, geschonken door Leopold II, gevierd. Generaal-majoor graaf van der Stegen de Putte kwam dit namens de vorst overhandigen.
Het bestuur telde bij de stichting een tiental leden, w.o. telkens één uit De Panne (anachronisme voor Adinkerke?) en Alveringem (A. Dawyndt, Veurne rond 14-18, p. 44). M. Messiaen publiceerde een groepsfoto van de vereniging (Veurne in oude prentkaarten, dl. 2, Zaltbommel, 1996, nr. 32). Ruim 80 personen (en één vrouw, de weduwe Houbaert die vanaf 1937 de herberg dreef?) zijn er te tellen. Dat stemt vrijwel exact overeen met de stichtings-periode, toen na een maand al 84 leden aangesloten waren. Maar die glorietijd ligt intussen ver achter ons. Thans telt de vereniging nog 23 leden (Info Veurne, november 2005, p. 4). Met de andere ‘vaderlandslievende verenigingen’, gegroepeerd in een Verstandhoudingscomité, is de ‘Koninklijke Bond der Gewezen Soldaten’ steeds present op de manifestaties voor de officiële feestdagen en bij de begrafenissen van de in aantal slinkende leden. De verdwijnende aantrekkingskracht van dergelijke verenigingen met een ouder ledenbestand lijkt hier een belangrijker impact te zullen hebben dan de ‘concurrentie’ van oudstrijdersbonden na de eerste wereldoorlog.
J. Van Acker