Biekorf. Jaargang 106
(2006)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Het lied van Sint-Antonius van LendeledeIn Lendelede staat er in de Sint-Antoniusstraat, die loopt van Lendelede naar Sint-Eloois-WinkelGa naar voetnoot(1) een oud kapelletje dat toegewijd is aan de heilige Antonius. Deze kapel was reeds in vroegere tijden een druk bezocht bedevaartsoord. Wie de vorige en eerste eigenaar of oprichter ervan was is nu niet meer te achterhalen. Locale historici uit Lendelede hebben over deze kapel grondig onderzoek verricht. Zo vonden ze dat deze kapel reeds vermeld wordt in 1702 en toen beschreven staat als ‘Sint-Antheunis capelleken’ op een stuk land ‘gheseyt het cappelstyck’Ga naar voetnoot(2).
In de eerste helft van de 19de eeuw geraakten kapel en omgevende landerijen in het bezit van advokaat De Bien uit Kortrijk. En via vader De Bien werd de kapel eigendom van zijn zoon Adolphe De Bien (1853).
Adolphe de Bien was geboren te Kortrijk in 1828 en werd te Brugge tot priester gewijd in 1852. Nadat hij in enkele plaatsten had gestaan (leraar Klein Seminarie Roeselare, onderpastoor achtereenvolgens in Ingooigem, Sint-Jan in Poperinge en Sint-Gillis in Brugge) werd hij in 1870 de eerste pastoor van Sint-Catharina, het zogeheten SenteGa naar voetnoot(3), een parochie die ligt op de grensscheiding van drie gemeenten: Lendelede, Kuurne en Heule. En dus ook in de buurt van de Sint-Antoniuskapel in Lendelede, eigendom van zijn familie. In 1881 kreeg hij zijn benoeming als pastoor van Deerlijk, waar hij verbleef tot in 1901. Op rust als directeur in het klooster van de Grauwe Zusters in Wervik, overleed hij in 1904Ga naar voetnoot(4).
Pastoor De Bien zal een speciale devotie hebben gehad tot Sint-Antonius, want in 1887, toen hij al enkele jaren uit Sint-Catharina vertrokken was, heeft hij de bouwvallige kapel van Sint-Antonius, die eigenlijk ligt onder de parochie van Sint-Blasius in Lendelede, op zijn kosten laten afbreken en heroprichten op de overzijde van de | |
[pagina 81]
| |
Sint-Antoniusstraat waar ze vroeger stondGa naar voetnoot(5). | |
Welke Sint-Antonius wordt er vereerd?Sint-Antonius wordt door de gewone man nog altijd druk aangeroepen. Toontje is de specialist die verloren voorwerpen terugvindt of hopeloze gevallen ontwart en oplost. Zijn beeld staat in menige huiskamer, in winkels en in café's, en als het verloren voorwerp niet vlug teruggevonden wordt of de noodsituatie geen gunstige wending kent, wordt Toontje eenvoudig met zijn aangezicht tegen de muur gekeerd. Totdat er iets positiefs uit de bus komt....Ga naar voetnoot(6).
De kapel in Lendelede is toegewijd aan Sint-Antonius abt, zo schrijft P.A. Meersseman in zijn Geschiedenis van LendeledeGa naar voetnoot(7). L. Simoens en L. Defraeye, die in 1950 een repertorium opstelden van de toen nog bestaande volksdevoties in ons bisdom, beweren dat het hier Sint-Antonius was met zijn zwijntje (Sint-Antonius eremijt). En ze voegen er aan toe dat deze heilige toen nog in drie plaatsen in West-Vlaanderen gediend werd: in Lendelede, in Brugge (Onze-Lieve-Vrouwekerk) en in MeetkerkeGa naar voetnoot(8). Terwijl dat beide auteurs uit 1950 de andere Antonius (van Padua) (foutief) betitelen als Sint-Antonius abt, die nog vereerd werd in meer dan 50 plaatsenGa naar voetnoot(9).
In onze streken zijn er vooral drie heilige Antoniussen gekend, iets wat de duidelijkheid niet bevordert en nog altijd voor grote verwarring zorgt, de ene met de andere. Daar is vooreerst de H. Antonius de Grote, of de eremijt, die in de woestijn leefde in de 4de eeuw. Hij wordt meestal afgebeeld met een varkentje en is de gedoodverfde redder bij veeziekten. Hij wordt ook vaak betiteld als Sint-Antonius abt. Hij wordt wel eens afgebeeld in een bruine pij met nevens hem een zwijntje. Hij is het die in Lendelede aangeroepen wordt. Zijn feestdag wordt gevierd op 17 januari.
Dan hebben we nog Sint-Antonius van Padua, die stierf in 1231 in Italië en een pater franciscaan was. Zijn feestdag valt op 17 juni. Hij staat altijd afgebeeld als een franciscaan, dus in een bruine pij met het kindje Jezus op zijn arm. Hij is het die de verloren voorwerpen | |
[pagina 82]
| |
terugbrengt en bij ons een stevige populariteit bewaart.
De derde in de rij is een H. Antonius, die leefde in de 15de eeuw en het San-Marcoklooster in Venetië heeft gesticht. Hij was een pater dominicaan. In sommige van onze kerken kan men wel zijn beeltenis zien, maar in 1950 had hij geen enkele devotionele plaats in West-Vlaanderen. Zijn feestdag is op 10 meiGa naar voetnoot(10).
Er zijn nog meer heilige Antoniussen. Zo kent men in de omgeving van Aken en in Oost-België de H. Antonius van Rivoli, een heilige uit de 15de eeuw, die zijn feestdag heeft op 29 augustus, bij ons minder bekend is, maar vooral in West-Duitsland een zekere populariteit genietGa naar voetnoot(11). | |
Een bijzondere devotieWas de verering tot de Lendeleedse heilige oorspronkelijk ene tot Sint-Antonius met zijn varken en dus behoeder tegen veeziekten, dan zal er in de loop van de tijden, zeker reeds in de 19de eeuw, een nieuwe specialiteit bijgekomen zijn, namelijk dat hij in Lendelede eveneens vereerd en aangeroepen wordt door meisjes die een vrijer zoeken en willen trouwen.
In West-Vlaanderen zijn er nog plaatsen waar ‘gediend’ wordt voor deze wel zeer emotionele en amoureuze verlangens. Zo bv. in Meulebeke, bij de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand, die ook geheten wordt Onze-Lieve-Vrouw van Tertentee, waar naar liefde smachtende koppels naar toetrekken om door het terten en stappen op de tenen van de gewenste vrijer een ontmoeting uit te lokken. En er waren nog meer zulke plaatsen en specialisten onder de heiligen in ons bisdom.
In 1901 werd er een gebed gedrukt tot Sint-Antonius van Lendelede. De kerkelijke goedkeuring werd verleend door kan. I. Isacq, bisschoppelijk boekkeurder in ons bisdom. Het opschrift van dit gebed luidt: Gebed tot den H. Antonius, abt en eremijt, tegen de plagen over de beesten. Het dateert van 15 november 1901 en werd ter plekke gedrukt in Lendelede bij Willems. In dit gebed is er natuurlijk geen sprake van de apocriefe aanroeping door meisjes en vrouwen om aan een vrijer te geraken....
Niettemin was dit een feit en deze speciale aanroeping van Sint-Antonius kreeg op de duur bijval en vermaardheid doorheen het | |
[pagina 83]
| |
ganse gewest, ja, zelfs doorheen de hele provincie.
Het kan vóór 1914 geweest zijn dat een volksdichter uit Sint-Eloois-Winkel, zijn naam is Honoré Lagae, speciaal voor Sint-Antonius uit Lendelede zijn dichterssnaar spande en een lang en hartelijk lied in zuiver volkse trant fabriceerde over de tussenkomst van Toontje op het gladde terrein van liefde en huwelijk. Honoré Lagae was geboren in 1863 en overleed in 1935. Hij was wever en herbergier, en iemand die van de tongriem niet gesneden was en menig lied op zijn repertorium heeft staan.
Zijn lied was populair en werd gezongen. In het tijdschrift Lethae staan de zangwijzen aangegeven die het in de loop der jaren gekregen heeft. Ook zijn er verschillende versies van dit lied verspreid, bewaard en zelfs gedrukt. Zijn lied werd op papier gezet door de bekende volkszanger Roger HesselGa naar voetnoot(12) en bijna gelijktijdig door de Roeselaarse humorist Roger Slosse in zijn publicatie over de West-Vlaamse volksdevotiesGa naar voetnoot(13). Er bestaan dan nog versies in Lendelede zelf o.m. bij de mensen die nu nog dagelijks de zorg over de kapel waarnemen. Al die verschillende ‘lezingen’ wijken een weinig af de ene van de andere, maar eigenlijk gelijken ze nog altijd sterk aan mekaar. Alleen werden er in één van de Lendeleedse versies twee van de tien originele strofen eenvoudig weggelaten. En wijzelf hebben in het lieder- en zangboek van een oude volkszanger uit Kortemark (o 1880- † 1960) dit lied aangetroffen met als opschrift: De beevaart naar 't kapelleke van den steenweg naar Lendelede.
Het lied bevatte dus 10 strofen en vermeldt Pierlala, de oude held uit vele volksliederen, en geeft mirloton als refrein, iets wat herinnert aan de zangstukken over Malbroek (de hertog van Marlborough). Lagae was dus een zanger die enigszins aansluit bij de oude Vlaamse zangers van liederen, marktliederen en dergelijke. 1.
Ons ongehuwde vrouwgeslacht
Van dertig jaar en meer
Wordt steeds vergeten en misacht
't Is spijtig dat, och Heer,
Ze krijgen nergens genen man
En velen worden ziek daarvan
Hoe wreed, zei Pierlala sasa (bis)
Al dat vrouwvolk in d'andere weke
Al biddend schoone in een reke
| |
[pagina 84]
| |
Ne beevaart gedaan
Naar Sint Antonius gegaan,
Mironton, mironton, mirontaine
2.
Ze trokken samen op ter bee
Van voor den dageraad.
De steenweg op naar Lendelee
Waar een kapelleke staat
Aan Sint Antonius toegewijd
Vermaard van in den ouden tijd
Met recht zei Pierlala sasa (bis)
En ze lazen zo schoon al te gaar
Goede man, geef ons toch nen minnaar
We bidden, haast u toch zeer
Antonius weert u 'ne keer.
3.
Als ze kwamen aan de kapel,
Knielden ze zedig neer
Ze peinsden Antonius ziet ons wel
't Doch hun, hij loech ne keer
Ze zonken in een stil gebed
Z'Hadden toch zoo geerne 'n vrijer g'hed.
En seffens zei Pierlala sasa (bis)
En ze deden vele keerskens branden
In den offerblok met volle handen
Stortten ze zilvergeld
En beloofden met alle geweld.
4.
Een jonkvrouw knielde voor het beeld
Ze bad in droef getraan:
'k Heb kruisen dat 't te vele scheelt
'k Zou geerne trouwen gaan
't Is waar, 'k ben niet al te snel
'k Ben buiten, ja en 'k weet het wel
en toch zei Pierlala sasa (bis)
'k Ben jong van herte en van zinnen
Da 'k een hadde, 'k zou hem beminnen
'k Zit al zoo lange op de loer
Geeft mij toch nen osseboer.
5.
Daar knielde eene boeremeid
Langs de kapellemuur
Ze las met groote neerstigheid
Wel een geslegen uur
Ze bad op haren eenen knie
Ge weet wel wie da 'k geerne zie.
| |
[pagina 85]
| |
En stijf zei Pierlala sasa (bis)
Antonius beweeg toch mijn herte
Bevrijd mij van minne en van smerte
Die schrikkelijke pijn
De grootste die er kan zijn.
6.
Er stond dan ook een meisje daar
Zijn oogjes waren nat
Ze zei 'k ben twee en dertig jaar
Da'k toch een ventje had
Wat ik toch doe, 't en lukt toch nooit
Nochtans, mijn stalleken is gestrooid
En schoone zei Pierlala sasa (bis)
Ieder keer da'k nen jonkman ontmoette
'k Bezie hem zo minzaam en zoete
Och! Mijn herte klopt dan zoo snel
Antonius, dat gaat toch niet wel.
7.
Daar knielde een jongvrouw neer
Met wonderschoon gelaat
Ze bad, Antonius, hoort ne keer
Hoe dat het met mij gaat
Ze peizen, ieder die mij kent
Dat ik een stille dibbe ben
Maar nee zei Pierlala sasa (bis)
Stille waterkes, diepe gronden
'k Heb het al zoo dikwijls ondervonden
Och! hadde ik eenen man
't Zou al veel stiller zijn dan
8.
Er zat daar eene gansch alleen
Geknield langs de gravee
Ze zei, 'k ben vijftig jaar en een
En 'k kome ik nog eens mee
'k Zou eeuwig geerne trouwen gaan
'k zitte daar met al dat land
En nog zei Pierlala sasa (bis)
'k heb zoovel last met de koe en de keerne
'k Is lastig, 'k en doe dat niet geerne
'k Zou beter gaan met tween
Antonius, en weet gij van geen?
9.
Er was daar eene die luide las
En riep: Antonius ziet
Als ik er geene krijg alras
Die mij zijn liefde biedt
| |
[pagina 86]
| |
'k Ga zelve zeere daar achter gaan
'k Vage daar wel mijn hielen aan
ba, ba zei Pierlala sasa (bis)
En als ik geene kan bekoren
Ik ga hem meesleuren bij zijn ooren
'k Ben jong en 'k heb vele macht
En de liefde geeft moed en kracht
10.
De keerskens waren opgebrand
Het bidden was gedaan
Ons meisjes zijn dan hand in hand
Terug naar huis gegaan
En trokken rap naar bedde toe
Want van bidden waren ze zo moe
Met gelijk zei Pierlala sasa (bis)
En ze droomden van vrijen en trouwen
En ze droomden van kussen en douwen
En van ne lieve man
't Is jammer, 't en komt er niet van!
Tot besluit een paar opmerkingen. Het feit dat er van dit lied reeds een aantal afwijkende versies in omloop zijn, bewijst genoegzaam, hoe klein die verschillen ook zijn, dat dit lied reeds een hele verspreiding heeft doorlopen. En dat het telkens aangepast en ‘verbeterd’ werd naargelang de omstandigheden waarin het gezongen werd. Het duidt er eveneens op dat het een brede en geografisch ruime bekendheid heeft verworven doorheen heel West-Vlaanderen (Lendelede, Roeselare, Brugge, Kortemark). De zwaarste ‘verminking’ bestond erin dat er in een van de twee Lendeleedse lezingen zo maar twee strofen ineens weggelaten werden.
Of dit lied nu nog zo gekend is als weleer, durven we in vraag stellen. Wij denken eerder dat de meisjes uit onze tijd die een vrijer zoeken, niet meer op bedevaart trekken naar Sint-Antonius in Lendelede, maar andere middelen beproeven om een pronte jonkman te ontmoeten en aan de haak te slaan. L. Van Acker |
|