Systematiek van de 14de-eeuwse Vlaamse opstanden ontrafeld
De Vlaamse opstanden blijven inspireren. Nadat recent diverse uitstekende studies individuele opstanden onder de loep genomen hebben, met een vaak vernieuwende vraagstelling, ligt nu een synthese van het fenomeen op tafel. Raf Verbruggen zette de bekende gegevens voor de 14de eeuw netjes op een rij, en distilleerde hieruit een aantal vaste karakteristieken die bij de opstandige bewegingen quasi-steeds weerkeren.
Het resultaat is een duidelijk beeld van het wezen van de opstanden in deze belangrijke periode van het graafschap Vlaanderen. Hoewel de titel verwijst naar stedelijke opstanden, komen immers zowat alle grote opstanden uit die eeuw aan bod, want vrijwel steeds speelden de grote steden hierin een belangrijke rol. Doorgaans worden Gent en Brugge als doorslaggevend voor het ontluiken van opstanden getypeerd. De stad Ieper is immers minder gedocumenteerd, hoewel recent diverse verhandelingen aan deze stad gewijd werden (intussen steeds meer op Internet raadpleegbaar of op andere wijzen gepubliceerd), maar allicht waren die niet meer te verwerken in deze uitgave van de verhandeling uit 2002 (cfr. n. 20).
De publicatie van Verbruggen is immers wel grondig gebeurd. Eerst gaat hij op zoek naar de oorzaken van de steeds weerkerende opstanden in Vlaanderen, met de binnenstedelijke conflicten en de rol van de graaf. Daarna plaatst hij dit gebeuren in de ‘ruimtelijke en tijdelijke conflictcontinuïteit’. Ten slotte worden de diverse elementen ontleed, die bij wapeninghe en dergelijke hoorden, waarbij zelfs het ontbreken van een vermelding niet overgeslagen wordt (p. 111: de vlag). Uiteraard leidt een en ander er toe dat de auteur vrij vaak met ‘soms’ of ‘meestal’ moet nuanceren, want sommige opstandige fases zijn nu eenmaal beter beschreven dan andere, waarbij het gebrek aan vermeldingen niet zonder meer als een argument e contrario beschouwd mag worden.
Vooral het derde luik lijkt ons hier relevant, omdat Verbruggen er doorheen de analytische benadering van de achtereenvolgende sequenties van opstanden in slaagt bepaalde mechanismen en weerkerende symbolen bloot te leggen bij diverse grote opstanden. Zijn werkwijze heeft als gevolg dat er chronologisch en geografisch erg heen en weer gesprongen wordt, maar maakt wel duidelijk welke elementen steeds weer van de ‘klassieke’ opstanden deel uit maakten. Zo blijken de motieven voor de opstanden en de manier van verspreiding vaak bijna letterlijk herhaald - nageaapt? - te worden.
Ook bevestigt hij dat de oproerlingen dus geen blinde aanvallen organiseerden, maar bewust hun doelwitten selecteerden (p. 122). In Engeland is daarbij vastgesteld dat de grote opstand van 1381 zich ook richtte tegen archieven en andere symbolen van macht (b.v. S.V. JUSTICE, Writing and Rebellion. England in 1381, Berkeley, 1994). Dit is een aspect dat hier onvermeld gelaten wordt: zijn er geen sporen van, of kwam dit in de bestuderde opstanden werkelijk niet voor? Omgekeerd is bekend dat tot de repressie het aanslaan van de privileges behoorde, en ook dit komt weinig aan bod. Wellicht zijn dit elementen, die vooral lokaal verder bestudeerd verdienen te worden.
De studie van Verbruggen biedt een welkome synthese van de aard van