Sint-Donaas 31 juli 961
Dit is precies de datum waarop Arnulf I namens zichzelf en Athala (Aleidis), zijn echtgenote, 12 prebenden sticht om de O.-L.-Vrouw en Donaaskapel door zijn oom Boudewijn II ab antiquo tempore gesticht (in feite tussen 918 en 944), van een communauteit van fratres een congregatio canonicorum te maken voor 12 confraters mét daarbovenop een door hen gekozen prepositus met eigen inkomen. Zij zijn voorzien van mensae, altaria, tienden, bodia in de Westhoek en het Noord-Vrije - de altaren zijn St.-Michiels, St.-Kruis, Ruddervoorde, Sint-Kristoffel-Wijtschate, Kemmel, Esen en zijn kapellen Diksmuide en Klerken, met daarnaast 50 partes casei, 27 bokkenvellen, 69 ooivellen, 64 ramsvellen, vijf echte bokken en één schaap. De proost, quamcumque sit, cancellarium nostrum et omnium successorum nostrorum susceptorem et exactorem de omnibus redditibus principatus, kanselier en hoofd van financien zegt Robrecht de Fries, 1089, moet het doen met de kerk van Oostkamp, gemeten zuid en noord van Brugge, 2 curtes in castello forinsico, de oude burg op St.-Salvator, en 4 curtes en één weide op de Lieve-Vrouwparochie. Hij heeft ook recht op 130 runderen in Oostkamp en 200 in Diksmuide.
Het geheel is goed vergelijkbaar aan de fundaties die Boudewijn V in 1066 doet voor St.-Pierre in Rijsel - het gaat daar om 10 priesters, 10 diakens, en 10 onderdiakens - en met dit kapittel heeft de Brugse grafelijke kerk een duidelijke band: beide proosten zijn in mekaars collegiale kanunnik (Cart. Hambg. fol. 44, 1238), doch de inkomens uit grondrente te Rijsel liggen voor 2/3 binnen het territorium van Rijsel. Te Brugge was de stad los gekomen van het Vrije, terwijl de Kasselrij Veurne een eigen costumier recht ontwikkelde. Doch net als te Rijsel de crypte nooit zonder licht mocht blijven, zo bezorgden de Brugge de karthuizers de nachtverlichting sinds 1318; en het Sint-Donaas pand, noord, waar de cellen op uitgaven, bleef van licht voorzien a crepusculo usque ad horam sextam, vanaf valavond tot 6 u.
Het is precies in deze duidelijk valse oorkonde, daterend 1261-62, (A. Derolez, 1974; G. Declercq, 1985) waar de namen van bisschop Hadulphus (Doornik) en Artoldus (Reims) niet ingevuld zijn (Cart. Hambg. fol. 17), dat de vroegste vermelding van Weinebricga, Gera, Budanflit, Widisgata, Redenburg, Thicabeca, Madkerka, villa Sarra voorkomt. Er wordt aangenomen dat de anecdota wel autentisch zijn, i.e. dat kapittel en kerk - dus ook de prebenden - dateren tussen 918 en 944.
A.D.