| |
| |
| |
De Brugse collegiale Sint-Salvatorskerk
1600-1650
Sinds 13 januari 1600Ga naar voetnoot(1) was het Sint-Salvatorskapittel teruggevallen van twintig op twaalf kanunniken (elf en de musicus Math. Pottier, tot jan. 1616 (f. 188) naast 10 installaten-cantores) met onvoldoende inkomsten zelfs maar om de jaargetijden te kunnen vieren. De grote uitverkoop van onroerend bezit was reeds aangevat in 1560 (beslist in juli 1556, f. 234v). De vervalen ‘cleene werelt’ in de Zilverstraat van J. Blocqueel, aan 24£ aan de weduwe van Jan Bruneel (f. 59), het choralenhuis, aan de oostzijde van het kerkhof, van de fundaties voor de scholastrie: B. de Curia en H. Zwyngedau, in 1574 (à 264£ aan Maarten Lern) (Duclos 48), de verkoop van ‘den refectoir’ in 1612 (à 50£ aan F. Beernaert) (f. 139v). Het kapittel vergadert in de sanctuarie. De kapittelzaal zou pas in 1639 à 100£ gr. worden gerestaureerd (f. 270-272) met leningen aan de kanunniken M. Claisman en Euro. Hurpy. In 1591 moet men de nodige 100£ voor een nieuw (klein) orgel, aangemaakt door Michiel Langhedul, (Rek. 1591, f. 29v) lenen aan François vanden Bussche (Rek. 1593, f. 10), die in 1599 ook al het Drievuldigheidsfeest van vers geld zou voorzien (f. 11).
De jaargetijden worden in hetzelfde jaar 1599 (f. 2) alle gegroepeerd tot één missa generalis pro defunctis, in 1617 (f. 17-20) een solemneel anniversarium elke eerste dag van de maand (f. 202), in 1631 (f. 222) opnieuw terug gebracht op vier algemene jaargetijden (quatuor anniversaria generalia) eind maart, juni, september en december. De dagelijkse Zeven Weedommen - mis om 7 u, een fundatie uit 1492, dooft uit in 1606 om in 1615 te hernemen, uitgezonderd op donderdag en zaterdag (f. 178); om daarna vanaf 1621 à 26£ 19 s. per jaar opnieuw dagelijks te worden gezongen. Ook de broederschap der VII Weedommen herontstaat op 15 sept. 1625 (f. 114v).
Heel merkwaardig worden pas vanaf 1613 (f. 150) een vast organist, vanaf 1614 een scholaster (f. 163v), vanaf 1624 (f. 94) een zangmeester benoemd en dit voor een kerk met 10 installaten-cantores (50 titularissen op 45 jaar). Geen wonder dat St.-Donaas in 1625 nog laatdunkend spreekt van een dekanaat dat geen echte kerkelijke waardigheid is (decanatus quae non est vera ecclesiastica dignitas)
| |
| |
(f. 95v). Vanaf maart 1622 worden wel vier nieuwe klokken geakkordeerd updegroote clocke Eloy (f. 59v). De vier zijn wel gegoten uit de ene Salvatorklok.
Wanneer de oude deken Dionysius Paulin overlijdt, in 1583, midden de beroerde tijd, duurt het nog tot 1588 vooraleer Peter de Cuenynck, de kandidaat van bisschop R. Drieux overigens, hem opvolgt. En de verkoop van een kapittelhuis in de Oostmeers voor 60£ gr die Paulin in 1579 nog realiseerde, kon pas in 1608 geïnd worden via de erfgenamen van de koper (f. 82v). Dit alleen al om aan te duiden hoe moeilijk de herbouw van de tot 1584 door Calvinisten bezette kerk een aanvang nam. Dit gebeurde dan in elk geval met Pieter II Clayssins als algeheel toezichter of designer. Die begon met het herstel in 1585 voor 12£ (Rek. 1586, f. 25) van het uit 1573 stammende paneel van de Verrijzenis van Christus, dat in een nieuw altaar werd geplaatst. Waarna hij omheen zich Ambrues Clayssins en Cornelis de Cuenynck, goudsmeden, Pieter Aerts en Ambrues van Cattenbrouck, steenhouwers, houtwerker Maertin van Huelendonck, glazenier Mathijs de Kye, boekhandelaar Jan Vinck, dalmatiekverkoper Nicolaas Ghijsebrecht, klokkengieter Marc Le Ser, kopergieters Guillaume en Jan van Hoigne uit Doornik verzamelde. Bij Michiel Labuus liet hij een lampte om midden in het koor te hangen bestellen in diens Brussels atelier (Rek. 1593, f. 10). Hij ontwierp zelf in 1595 ‘tpatroon om de beeldekens te prenten van Sinte Eloy’ Vaarvan er driehonderd exemplaren gedrukt werden door Anthoine Janssens (Rek., 1593, f. 14); hij schilderde hetzelfde jaar ‘tpatroon om inde groote tafele van Sinte Eloys oultaer’ (ibid.); hij veranderde Adam en Eva in het Clayssins-tafereel ‘onder tcruce’ dat hij voor 27£ ‘met wapens ende tafereelen verschildert’, 1595 (. 25v). Het
betrof een kruis dat in Ieper met de beelden van Joannes en Maria was gekocht, en in 1588 opgesteld boven het doksaal tussen koor en middenbeuk (Rek. 1595, f. 18). Het was meteen de aanzet voor de balken van de zolder waarop Langhedul zijn orgel zou oprichten in 1591 (Rek., 1588, f. 6).
Een ‘scholastrie’, sinds de dagen van Martin Nootscale, 1579, uitgevallen, wordt pas in 1614 opnieuw opgevraagd door de organist Filips Verdenoy. Hij wordt dan ook benoemd, 16 aug. 1614 (f. 163v) en het jaar erop tot priester gewijd (f. 172).
Een ‘echte’ succentor - na Matth. Pottier, die in 1577 wordt opgevolgd door Wijbrandt Andriessen uit Bolsward, overigens ook Pottiers opvolger te Antwerpen in 1615 - komt er pas op 16 dec. 1624 als Gaspar Bourla uit Doornik wordt benoemd (f. 94-94v). Die moet meteen niet alleen de vier choralen van de Sint-Salvatorskerk
| |
| |
in eigen huis opvangen, maar ook de beneficianten van de L. Neytsbeurs die voor 60£ per jaar, 15£ per kandidaat, zowel ‘middelbaar’ als filosofieonderwijs konden volgen. Deze situatie dateert al uit 1544, vanwege de bouwval van de Cleene Weerelt.
Schoolmeesters, docentes litteras triviales, aan 1 schelling per maand en per choraal (1632, f. 235v) waren Fr. Rummens tot 1603, Fr. Bernaerts, koster, 1604-1613 (f. 25v); de rector van de O.-L.-Vrouweschool J. Olivier, 1613-1618 (f. 149v); Bern. Gheestman tot 1623 (f. 229); Fr. Ghyselin, 1623-1627 (f. 70); J. Janssens (+ aug. 1628) (f. 164), A. Stevenaert tot jan. 1630 (f. 197v), Marcus Martelier tot 1632, dan Jan de Ronde (f. 235v) en vanaf 1647, G. Michiels (f. 35) onder toezicht van pastor Werckem (f. 31) daarna Cornelis vande Zande (F. 81v, 93, 97v).
Gaspar Bourla zelf overlijdt in mei 1627 (f. 146v). Tijdens zijn loopbaan verschijnt slechts één instrumentist Ludovicus Petiit, fagotarius (f. 137v), nergens violisten zoals Jacob Willems van St.-Donaas laat onderstellen in zijn publicatie uit 1639 bij Phalesius. Hij wordt op 28 juni 1627 opgevolgd door de cantor (sinds 1615) Jacob Bouchout (f. 147). Hij moet de choralen (choraunli) goede manieren, scientia musices, gregoriaans en contre point leren; elke zondag en feestdagGa naar voetnoot(2) en op de duplicia, telkens als de kanunniken het willen, in het koor zingen; en ook in de votiefmissen en laudes die het kapittel zal aanduiden (f. 147). Onder J. Bouchout verschijnt een tweede fagotarius, de ook in St.-Donaas welbekende Alfons Verschrieck, voor 6£, daarna 8£ per half jaar, en in maart 1632 nog een fagotarius secundus Adriaen Everwijn, oud-choraal die hetzelfde jaar op 30 aug. overlijdt (f. 225v, 232). Die wordt dan vervangen door Jan Stelaert tot 1644 (f. 18v).
Jacob Bouchout wordt tot 1637 opgevolgd door Jac. Kijndt (Duclos 14) en in 1643 wordt Joannes Ramet als opvolger aangegeven (f. 17). Vanwege zijn gestrengheid t.a.v. de choralen - blijkbaar was hij toen al ziek - wordt hij van oktober 1646 tot januari 1647 vervangen door de cantor Titrelle (f. 29) en vervolgens opnieuw aanvaard. Hij overlijdt in armoede in november 1647 (f. 73). Opvolgers worden Blasius Becque, 18 nov. 1647 (opnieuw 1654) (f. 35), cantor Pieter Titrelle, mei 1648 (f. 38), daarna de voormalige koster (1645, f. 23v) en cantor (1648, f. 40) Fr. Timmerman in juni 1649 (f. 42). Deze laatste behoudt de functie tot 1666.
| |
| |
Te zien aan de rekeningposten poogt de kerk een paar hoogtepunten uit vroegere fundaties - schitterend weergegeven door R. Strohm in zijn Music in Late Medieval Bruges, 1985, p. 50-56 - te laten overleven. Zo de fundatie Eg. De Boetere voor de meymesse uit 1400; de VII Weedommenstichting (1492), vieringen voor Lichtmis (1473) en enkele ‘nieuwe’ Mariafeesten (Conceptie, nieuw in 1589, Visitatie, 1642, Annuntiatie, 1609), Witte Donderdag wanneer ypocras wordt geserveerd en krakelingen bedeeld; kerkwijding in mei 1596 (f. 29) en 1598 (f. 24). Spijt de krappe bediening ontstaan nieuwe feesten voor Leonard Neyts in 1622 (f. 62), Jan Baptist Baeten in 1606 (f. 43), Magdalena Cesar in 1586, f. 25), Franciscus Bernaert in 1622, (f. 63), de Naam Jhesus Pauwels in 1628 (f. 182), Portiuncula op 2 aug. vanaf 1638 (f. 268), Pieter Casetta Augustijn in 1641 (f. 274), Jan Lantsocht, enz. Cathelijnedach en beede de sermoenen gaan nog door voor het Katharinagild, vb. in 1595, (f. 18). Op Sacramentsdag, Petrus en Paulusdag, Palmzondag wordt nog processie gelopen (1618, f. 223). De gilde van het H. Kruis wordt nieuw gefundeerd door Willem vande Woestijne, stadsgriffier, in 1626; deze voor O.L.-Vrouw van Loreto door Martin de Ramakere, deken van de Petrus en Paulusgilde in 1609 (f. 99v). Ook de (appelmoes)gildeGa naar voetnoot(3) van het koor bestaat voort met feest op Cecilia; net als de gilde van St.-Job in 1607 (f. 74v); en die van St.-Silvester in 1634 (f. 253)Ga naar voetnoot(4).
Er wordt opnieuw met de klokken geluid: de kleine klok Jan van de VII Weedommenmis om 7 u, de zware Salvator voor de ‘donderpoosen’, Sinte Eloy voor de grote feesten; en de ‘beeclocke om het eerste gheluyt te slaen’, de metten om 5 uur in de vroege ochtend. ‘Pardoenen’ worden gebeiaard op Pasen, Pinksteren en Kerstmis, en op Sinte Loysavont en Sinte Loysdach; en er is een ‘huerpoose’, een uur lang, op Sint-Jansdag, Kerstmis, op ‘Jezusdach’, en tijdens de sacramentsprocessie.
De ochtendvieringen, de matutinae, hernemen vanaf 1624, een initiatief van de Ieperse cantor Petrus Wijts (f. 89), eerst voor een maand, in dec. 1627, plots op zon- en feestdagen (f. 156v), in 1647 vijf dagen per week (f. 33). In 1648 ontstaat een fundatie van 128£ om de gehele maand januari ‘mette te zinge’ (J. vanden Bogaerde, kanunnik, f. 37v).
| |
| |
We tellen voor de periode 1606-50 50 cantors en telkens de aanduiding dat de nieuw benoemde kanunniken moeten bewijzen gregoriaans te kunnen zingen vooraleer hun volledig stipendium te krijgen. Het getal choralen in dezelfde periode loopt even hoog op als dit van de cantors, kostprijs: 4£ per hoofd per jaar (het eerste jaar verdienen ze 2£).
De eerste voltijdse organist was de hierboven al vermelde Filips Verdenoy, aangesteld in 1613. Daarvoor werd het orgel gedurende 20 jaar bespeeld door de koster-schoolmeester Joos Doens, af en toe vervangen door orgelbouwer Michiel Langhedul zelf (1589, 1590-91), door Boudewijn Bauwens (1593) en Jacques Spillebeen (1598). En het is merkwaardig dat niet Langhedul maar Nicolaas Helewaut van St.-Donaas het nieuwe orgel elk jaar tegen Pasen onderhoudt en in 1599 nog een tremblant vervangt (Rek. 1599, f. 21).
Als in 1641 Gillis Thierijns (+ juni 1645, f. 24v-25) Joos Doens als koster opvolgt wordt bepaald (f. 5v) dat hij alle merghe ende snavonts, alsmen lof doet (dit is om 5 uur) hem met teerste gheluyt sal vinden inde kercke, alsmen de bedeclocke beghint te slaene, om den choor te openen ende de sacristie; ende voor den dienst behoorelicken tijt open laeten den ommeganck en in de advent ten halfhuer achte dat hij dezelve huere den predicant tijdelick sal aendienen.
Normaal worden de sermoenen gehouden tussen 8 en 9 uur met daarna communauteitsmis. Heel opmerkelijk is ook dat kanunniken en installaten in december 1647 wordt gevraagd in het koorgestoelte plaats te nemen, zoals in St.-Donaas of O.-L.-Vrouw. Omdat anders mensen van lagere komaf en zelfs vrouwen zich tijdens de diensten daar installeren (f. 35v).
Het belang van de succentors en de cantors in die periode blijkt uit volgende gegevens.
We tellen precies 50 cantors in de eerste helft van de 17de eeuw, installaten die getweeën met de choralen de VII Weedenmis zingen, of de votiefmissen, elders met 3 of 4; voor twee is sinds 1625 een zilveren ‘canterstock’ voorzien (f. 116); twee worden kanunnik.
|
De cantores 1606-1650 |
|
Guilielmus de Crane |
Sept. 1605 (44) |
Choraal 1602, cler. Inst. 06 |
Joannes Fontaine |
Okt. 1609 (109v) |
Cler. Douai, musicus Binche |
Antonius vander Meersch |
Nov. 1609 (109v) |
Inst. chori 1610, lucrum alt. stalli |
Frans Dorée |
Jan. 1611 (124) |
Choraal 1605, cantor chori |
Gaspar Schrevele |
Nov. 1611 (130v) |
Fs. Gaspari, 1607-10, choraal, 1614, inopia (167v) |
| |
| |
Martinus Carpels |
Id. |
Cler. stud. Douai nov. 1611-15)(174), pastoor Gistel 1634 (256) |
Guilielmus Kerchof |
Jan. 1613 (145v) |
Cler. install. cantor |
|
Aug. 1616 (196v) |
Cantor install. met duplex stallum |
|
Nov. 1632 (235v) |
Canon. 3e misse, was capell. Kath. Altaar, begijnhof |
Gaspar Sicaille |
Febr. 1613 (146v) |
Cantor, wil bonnet niet dragen |
Johannes de Vestele |
Sept. 1613 (151v) |
Choraal 1607, cantor inst., Custos tot 1625 |
Gaspar Hamelinck |
Febr. 1614 (156v) |
Cler. brug. Presb. van 12 april 1616 (188) |
Philippe Verdenoy dioc. Antw. |
Juli (150) |
Cantor install. 1613, organista 7 april 1614 (160) Scholaster, 1615, presb. (172) |
Jacob Bouchout |
Okt. 1615 (178) |
Cant. Install. |
Petrus dHuvettere, fs. Joa. |
Jan. 1616 (184) |
Cantor, 14 mar., cler. VII Weed 1617 Stud. jezuïeten (206) maart 1618 can. Install. (220v) |
Ludovicus de Dorpere |
April 1616 (190v) |
Install. cantor |
Philippe Jehoneau |
Juli 1617 (217v) |
Presb. Leod. Dioc. Install. cantor |
Bernardus Gheestman |
Mar. 1618 (220) |
Cler. Brug. Cantor install, oct. 1626 rector (229). |
|
Chor. tot sept. 1626 (130) |
Franciscus Wulfaert |
1618 -23 (80v) |
Cant. Inst. (80v) |
Natalis Monstreul |
Aug. 1620 (32v) |
Tot juli 1623 cantor (76v), nog 1629 (193) |
Petrus Robin |
Mei 1620 (60) |
|
Phil Le Dieu |
1623 mar 24 (85v) |
Cant. Install |
Franc. De Brune |
Jun. 1624 (88) |
Brug. cant. Install. |
Martinus Bondroit |
Aug. 1626 (129) |
|
Joannes Boerman |
Dec. 1626 (133v) |
|
Antonius Hauteijn |
Mar. 1628 (162v) |
Cler. Torn. |
Judocus Oste |
Aug. 1628 (166v) |
Cantor uit Salvator Gent pueros satis impendisse, 1631 weggestuurd (217) |
Philippe Delville |
Okt. 1628 (178v) |
Cantor St. Jacob |
Cornelis vanden Zande |
April 1629 (190) |
Vicepastor bij Joa. Baccuus, St. Jacobs (197v) |
Joannes Mouniel |
Dec. 1629 (197v) |
Presb. Leod. voor 2e keer cantor |
Judocus Coene |
Sept. 1630 (206v) |
Cortr. receptus cantor |
Nicolaus Wautelier |
Nov. 1630 (207) |
Presb. Gravelines, cantor inst. |
Andreas Charle |
Id. (207) |
Presb. Ieper, weg in april 1631 (215v) |
Joannes VanderBeke |
Mar. 1631 (214) |
Uit St. Michiel Gent, 1636 cantor prim. Misse (258) |
Mark Kautelier |
April-juni 1632 (229v) |
|
Judocus Roose |
Arpil 32-maart 33 (246v) |
|
Leonard van Altere |
Mar. 1643 (13v) |
Opnieuw install cantor febr. 1650 (44v) |
Franciscus Landschot |
April 1643 (14) |
Habituatus residens |
Cornelis Schotte |
Jun 1643 (15) |
Id. |
Daneel du Blonde |
Aug. 1643 (15v) |
Voor 2£ sondachs ende smesdach |
Aubert Cambier fs. Aubert |
Nov. 1643 (17) |
|
Mar. 1645 (21) |
|
Habituatus chori, demissus |
Petrus Tourelle |
April 1645 (22) |
Cantor install., vervangt okt. 1646-jan. 1647 de Phonascus, opnieuw mei-juni |
| |
| |
Jacob Ghyselinck |
Jul. 1645 |
diaconus |
Donaes Scotus |
Jul. 1645 |
Pastor Loppem, stallum in choro |
Jacob Bollaert |
|
Pastor Jabbeke, propter tumultus belli |
Donaas Vanden Bogaerde |
Juli 1646 (27) |
Habit. install. |
Guill. Michiels |
Nov. 1647 (35) |
Aanv. ad instructionem choralium |
Pieter Bavelaer |
April 1649 (41v) |
sangher |
Franciscus Timmerman |
Okt. 1648 (40) |
Was custos, wordt in juni 1649 phonascus (42) |
Franciscus Lampreel |
Okt. 1649 (43v) |
Installatus |
Georgius Baeke |
Nov. 1649 (44) |
Cantor |
Servatius de Voghele |
Okt. 1650 (47) |
Cantor |
De 53 choralen 1600-1650, 2 worden kanunnik, gaan gekleed in ‘doncker groen laecken keerlen,’ ze dragen bonnetten in plaats van hoeden vanaf 1613, met overflappen (‘tunikelen’) over hun ‘keerlen’. Zij wonen sinds 1544 in bij de succentor of bij een cantor.
|
De choralen 1596-1650: |
|
1596 |
Ferdinand Versele (24) |
1602 met 3£ weggestuurd |
1599 |
Fransken d'Okere, fs. Lowijs (9) |
|
1602 |
Gregorius Lescornette (25) |
|
|
Guilielmus de Crane (24) |
mag 1603 nog een jaar st.
1605 cantor eccl |
1604-09 |
Willem Kerkchof fs. Arnold (31) |
Mag 1608 nam Latijn, vrij canv. 1632 (235v) |
|
Frans Ghyselin fs. Karel (79v) |
Id. 1620 can., 1623 cura docendi in cantu, 1627 nr. Bohemen) |
1605 |
Frans Dorée fs. Elig. (Lowijs) (33v) |
1611 cantor chori |
1607 |
Hansken de Vestele fs. Jac (72) * |
1611 st. Jezuiet 1613 cantor tot 1616 clerc VII Weed.; kaster; Huwt 27 sept. 1632 (235) |
1609-14 |
Joannes Berthille fs. Chr. (104v) |
1614 prochiecl. 1616 VII Weed. |
1609-14 |
Petrus dHuvettere, fs. Joa (105) |
1616 cantor eccl. Cler VII Weed. |
1611-19 |
Petrus de Scheppere fs. Petr (125) |
1612 st. ad patres, 1619 ad monasterium |
1613-17 |
Hansken Andries fs. Pauwels (150v) |
1617 onbequaeme |
1607-10; 1612-14 |
Gaspar Schrevele fs. Corn (155) |
1614 krijgt 3 florijn gezien inopia (167v) |
1614-18 |
Gaspar (Jasperken) van Dierendonck fs. Gaspar (156) |
|
1614-25 |
Pierken Gendron fs. Vinc (168v) |
1625 gaat naar Seminarie |
1618-27 |
Pierken Vermolene (Remoleur) * (229v) |
1626 school jezuïeten (131) |
1619-30 |
Philippus Roose fs. Florens (15v) + aug. 1633 (249) |
1624 nr. stud. Jezuïeten, koster 1625 Salvator, muteert St. Walburga 1632 (229) |
1623-25 |
Leonard Bultijnck (115v) * |
Neyts-beurs (97v, 115v) |
1624 |
Johannes Michiels (95) |
Stud. Hum bij augustijnen |
1624-1632 |
Adriaen Everwijn fs. Johann (113-195v) |
1629 nr stud. Jezuiet, 1632 pest, was net fagotarius secundus (225v) |
1625-26 |
Lucas Lupaert (129) * |
1626 weggest beurs Neyts |
| |
| |
1629-32 |
Nicolaes Aernouts (195v) |
1632 pest (232) net fagotarius secundus (225v) |
1629-1632 |
Anthonius Bultynck * |
Vertrekt studie phylosophie 1632 (235v), okt. 1645 geef les Latijn (23v) |
1630 |
Peter Kerckhof (204) |
9 maand dienst, weg, krijgt 2£ |
1630-36 |
Joannes de Hasdam (22-23) |
Ludimag. choralium aug. 1630 (205) |
1631 |
Joannes Boddins (221) |
Weggestuurd vanwege onverbeterlijk gedrag |
1631-32 |
Jac. Janssens fs. Jacob (222) |
Okt. 31-feb. 32 (225) |
1632-38 |
Pierkin Fournois fs. Jan (225) |
|
1632-34 |
Joannes Caigniets fs. Petrus (234v) |
Van Ettelgem; voor 3 jaar; moet jezuietenschool volgen |
1632-37 |
Lenaert van Aeltre fs. Jaques (234v)
Loy Breydel fs. Corn (234v) |
|
Nov. 1632-maart 1634 |
Willem van Nieukercke, fs. Carel |
1634 tresorier Silvesterghilde (253) (237) |
Okt. 1637 |
Bonifaes de Voghele fs. Michel Bernaert Nollet fs Filip (263) |
Voor 6 jaar |
Okt. 1638-mei 1645 |
Pierken Verburch (270) (22) |
|
Maart 1642-sept. 1643 |
Cornelis Aerts fs. Leonardi * |
Mag naar Douai (9v) (15v) |
Okt. 1642 |
Guillaume Daelman (12) |
|
Nov. 1642-1645 |
Gillis Blomme fs. Pieter (12v) |
|
Okt. 1643-aug. 1647 |
Lieven Roelant (15v) |
Weggezonden 5 aug. 1647 (32) |
Juli 1644 |
Guillaume de Visschere (19v) |
Tsijner uutyscheede van sijn choraelschip sinds 1638(?) |
Sept. 1644-jan. 1645 |
Philips de Rave fs. Laureyns (20v, 21v) |
Wegghesonden |
Sept. 1644-maart 1646 |
Philips de Smidt fs. Xhristiaen (20v, 25v) |
Onbequaeme |
1 maart 1645 |
Hubert Ramet fs. Jan (21, 22v) Phonascus |
Gaat over naar St. Donaas 1648 |
Sept. 1645 |
Martinus Stalpart fs. Adam, * |
school. Jezuëten (23v) (30) |
Maart 1646 |
Loysken Blonde fs. Manijn, |
4£ gr. vl., krijgt anno 1649 2£ meer (41) |
Sept. 1647-okt. 58 |
Andries Massins |
Voor zes jaar (32v, 38v, 41) |
1646-1647 |
Loys Stuul * |
Beurs Neyts resign. 3 febr. 1648 |
Jan. 1648 |
Anthonius Bultynck fs. Boud. * |
Beurs Neyts, afgen. 15 maart, ontslag 27 juni (41v, 42) stud. Filos. te Oudenaarde 1656 (83) |
Mar. 1648 |
Victor Blanckaert fs. Karel (37v) |
|
Juli 1648 |
Jacob Pauwels ipv Hubert Ramet |
Voor 4 jaar (39) |
Mar. 1649 |
Charles van Theen |
Voor 6 jaar aanv. (41v) |
Juli 1649 |
Joannes Peperzeele * |
Beurs Neyts (42v) |
Aug. 1649 |
Cornelis Lauriers (43) |
blijft tot 1654 (74v) |
Sept. 1650 |
Charles Ackaert fs. Jacques |
Voor 8 jaar (46v) |
Minstens tien op de achttien die voortstuderen komen voor een Neyts-beurs (*) in aanmerking, negen anderen worden ontslagen, twee sterven aan pest.
| |
| |
Tot slot brengen we in Bijlage een bijzonder accurate beschrijving (1649) van wellicht het hof Craeynest op Sint-Andries, gehuurd sinds 1641 door Jan Tamineaux (f. 78v.). Jan Tamineaux moest wellicht de kosten van het herstel helpen dragen. Zo zullen veel fundaties uit de 16de eeuw er hebben uitgezien na de troebelen van de Tachtigjarig Oorlog. Het betreft hier een schenking van Jan vande Walle uit 1506, 56 gemet groot (Duclos 100). De taal is erg technisch.
A. Dewitte
| |
Bijlage
Bestek Pieter van Eijghen, Laureijns Schijnckel 4 aug. 1659 (ABBr, S245, 1641-63, los toegevoegd).
Eerst opde hoogkamer en sijn gheen rebben nochte solderbardt, oock boven den kelder, alwaer maer ghevonden sijn vier veijsters, dan alle de kassijnen staender sonder colommen; oock en sijn gheen dueren nochte boven nochte beneden; item boven gheen vervelfsel ande vierstee; oock sijn te kort eenighe teghels inde kelder; item is mancquierende het vierspijndel. Nota dat is afwijckende den eijntghevel van noorden waer toe wel dienen twee houtten met twee anckers, tot weerhouden vanden selven ghevel; item is afghebroken het kafkoen tot het dack met eenighe brueke van sijden.
Ten tweeden in het wuenhuijs en sijn noch rebben noch solderbardt, noch dueren noch veijsters, alleenlick de kassijnen ande welcke noodich is eenighe refectie; item daer mancquiert de wentelstegher ende de wijntweere, ende is ghebroken tpaveersel vanden eert ende een deel vanden vloer; item mancquiert aldaer een coutse die plachte met den huijse te gaene.
Ten derde inde wasschkuecken mancquiert de kassijne met de duere om te kommen van het wuenhuijs in dezelve kueken; item noch drije dueren ende twee kassijnen, soo boven als beneeden; item het kafkoen dienende voor het wuenhuijs ende de wasschkueken is afgebroken tot het dack ende den boesem opde sijde vande wasschkueken, met het mantelhout; item den heelen weech vant zuytwesten is heel af; item er zijn noch solders noch rebben, uutghenomen drije roosterrebben; item is noodich het gheheele dack vande zuydtwestsijde, alwaer mancquieren vier spannen, ende den eijntghevel is afghebroken tot alfweghe tviercante; item is afgheweken de voornoomde kueken van het wuenhuijs, item is wel van noode eenich steen inden vloer.
Ten vierden is het perdtstal gheheele afgheweken, staende alleenelicke op twee schooren ende mancquieren twee weechen, ende een houck is gheheele ontsoncken; item sijn noodich twee nieuwe dueren ende een deel dack van tzuijdtwesteijnde; item is afghebrocken het onderlat van oosteneijnde van de kueken ende het perdtstal.
Ten vijfden in het hovecot valt gheheele in den hoven, ende daer en is gheen cappe over; daerenboven en is noch duere noch veijster. De brugghe moet wesen heele nieuwe met de poorte ende de iocken.
Ten zesten, in het koestal mancquieren drije dueren ende de ghevels sijn af tot alfweghe tviercant; item alle de slijeten, item een stantveijster ende eenich dack, de kleijnghe an het koestal ende eenighe kalsije.
| |
| |
Ten zevensten, de schuere is gheheele af; dan is bevonden noch eenich hout inde specie, soo hier naer volgt: drije balcken tot 19 voeten lanck, twee strijckhoutten tot 19 voeten lanck, zes stijlen tot 16 voeten lanck; item een deel sticken van plaeten, schuergebijnden ende van spanninghen; ende sijn dese voornoomde houtten waert ghevonden bij pieter van eijghen ende laureijns schijnckel ter somme van thien pond, twee schellijnghen ende zesse - nota dat dit hout is onghesaegt.
Item moet ghemackt wesen an de schuere een waghekot, een kalverstal, een koijenstal an beede deijnde vande schuere bij forme van een onderlat; item moet ghemackt wesen een secrete kamer, dewelcke heel ghebroken is. Anghaende de waterput om de beesten te wateren, staende drijekant in muer, hebben de selve mueren gheweest van oudts tot buijten daerde; de welcke ghebrekende, soo valt daerde gheduerich int water, tot groot ongherijf vanden pachter.
Pieter van eijghen vraeght voor sijn dachure thien schellijnghen.
|
-
voetnoot(1)
- De dekens waren na D. Paulin (1559-1583): P. de Cuenynck (1588-1618), Petrus Tristam (1619-1631, daarna proost O.-L.-Vrouw, Joannes Marquier (1632-1661). De hier tussen haakjes staande folia verwijzen naar de Kapittelakten 1599-1619, 1619-1642, 1641-1663 (inv. nrs. S. 244-246 in het archief van de Sint-Salvatorskerk bewaard in het Bisschoppelijk Archief te Brugge), tenzij het de Rekeningen betreft.
-
voetnoot(2)
- Feestdagen waren Kerstmis, Palmzondag, Witte Donderdag, Paasavond, Pasen, Tweede Pasen, Pinksteren, 15 aug., Allerheiligen, naast Sacramentsdag, de processie op Marcusdag naar O.-L.-Vrouw en vanaf 1608 de eerste zondag van september: de Miraculen van de Maagd.
-
voetnoot(3)
- Deken hiervan Jan vander Straeten (+ nov. 1608) laat het kapittel zijn missaal ad usum summi altaris na (f. 57). Hij was sinds september 1603 kanunnik (f. 25v), pastoor in Sint-Walburga in nov. 1603 (f. 28).
-
voetnoot(4)
- Een fundatie voor die gilde, 25 nov. 1647 (f. 35v) stipuleert dat elke maandag in advent en vasten, na het sermoen van 8-9 uur, een solemnele mis van St.-Silvester moet worden
gezongen.
|