Mis voor de vrouwen
(Vraagw. 2004, blz. 204)
‘Met ‘een mis voor de vrouwen’ was vroeger een algemeen gebruik. Het was zeker niet alleen een Brugs gebruik. Ik herinner me het gebruik levendig uit mijn misdienaarstijd (1943-1946) in de Kortrijkse Sint-Rochuskerk. Zo'n mis voor de vrouwen heette in het Kortrijkse een damemesse. Die vond uiteraard alleen plaats bij de hele plechtige en dure uitvaarten van rijken, die altijd om 11 uur plaatsvonden. Zo'n plechtige uitvaart heette in het Kortrijkse een ‘hooggeluuy’ ‘hoog gelui’, want de begrafenis werd al op de vooravond en uiteraard voor de uitvaartmis zelf aangekondigd met zwaar klokgelui, met de drie zwaarste klokken. Eveneens op de vooravond werd in de kerk het officie van de doden gezongen. De naaste familieleden werden in de lijkstoet begeleid door priesters, de vrouwen door kloosterzusters, die ook naast hen plaatsnamen in de kerk. De kerkstoelen waren zwart bekleed. De mannen liepen in de lijkstoet mee, de vrouwen evenwel volgden in koetsen. De heren droegen een rok of jacquet, de dames waren helemaal in het zwart en droegen een zwarte sluier voor het gezicht. Bij zo'n hooggeluuy volgden de dames evenwel een afzonderlijke mis aan het linker zijaltaar en die mis noemden we daarom de damemesse.
Het hoogkoor was helemaal zwart behangen en ook de tapijten waren zwart. Ook de priesters waren vanzelfsprekend in het zwart: de celebrant en de twee assistenten, maar ook twee priesters met zwarte koorkap, die als cantors - zonder dat ze evenwel behoefden te zingen - op de cantorstoelen zaten, en intussen brevierden. Er waren acht misdienaars met zwarte soutane en zwart schoudermanteltje: vier voor de koordienst, twee voor de damemesse en twee achter de cantors. Na het ‘In Paradisum’ trokken de drie priesters, de koster, de kerkbaljuw en drie misdienaars mee in koetsen naar het kerkhof. Voor misdienaars een leuk uitstapje en een welkom excuus om 's middags te laat te komen op school. Vaak bij zo'n begrafenis werd er een brooddeel voor de armen gehouden. Zo zag het rijke Roomse verleden eruit, maar het was ook een tijd met grote sociale verschillen, als we de luister van het hooggeluuy vergelijken met de trieste klingklank om acht of negen uur. Zie hierover mijn Kortrijks woordenboek, s.v., brooddeel, damemessen, hooggeluy, klingklank.
Frans Debrabandere
Pastoor Arthur De Coninck van de Onze-Lieve-Vrouweparochie in Kortrijk heeft na de dood van Guido Gezelle, die bij hem als onderpastoor in die parochie stond, in zijn Liber Memorialis een lang opstel neergepend over Gezelle als onderpastoor. Hij beschrijft ook de lijkdienst ter nagedachtenis van Guido Gezelle, gehouden in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk op 6 december 1899. Er werd een lijkrede uitgesproken door Karel Callebert, oudleerling van Gezelle en pastoor in Blankenberge. Verder schrijft hij: ‘Geheel de choor was in de rouwe gezet. Een prachtig praalgraf werd in de kerk opgeslegen. De kerk was zo volgepropt van volk dat er bijna geen middel was om ten offeren te gaan. De vijftien honderd doodgedachtenissen waren uitgeput vooraleer de offerande ten einde was. In 's Graven Capelle was intusschen een misse voor de vrouwen’ (J. De Cuyper, Pastoor De Coninck over Guido Gezelle, in: Gezellekroniek 1967, blz. 25).