Biekorf. Jaargang 104
(2004)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |
Echo's van kalendergebruiken:
| |
De mei inhalen te Ieper (1590)Op 3 mei 1590 ging Octaviaan Belchier, sergeant van een vendel poorters en inwoners van Ieper, samen met een ‘zeker nombre van poorters en inwoonders der selver stede’ de mei halen ‘naer costume’, d.i. naar jaarlijkse gewoonte. Ze gingen de jonge boom halen te Voormezele en keerden ermee naar de stad terug, terwijl ze ‘in goede ordene waren marchierende’Ga naar voetnoot(1). | |
Trappelinghe feeste te Geluwe (1598)Ten huize van een zekere Joos van Het werd daar op 2 augustus 1598 een moord gepleegd. De man was ‘houdende alsdoen zeker trappelinghe feeste, alwaer veel lieden waeren gehuchlick recreerende, zo in de dorsch vloeren, in de peerdstal als anderssins’Ga naar voetnoot(2).
Vermoedelijk was dit een oogstfeest. De maand waarin het plaats- | |
[pagina 278]
| |
vond en de vermelding van de dorsvloer en paardenstal lijken in die richting te wijzen. Toch is het een probleem. Volgens het Middelnederlands Woordenboek betekent ‘trappelinghe’ een omloop of tumult, maar de samenstelling met ‘feeste’ als tweede deel komt er niet voor. De Bo vermeldt het woord niet.
Wat men precies onder een dergelijk feest verstond is mij niet duidelijk. | |
‘Vercooren maendach’ te Rubroek (1603)Adriaen Van Daele, een ‘parmentier’, d.i. een kleermaker (WNT)Ga naar voetnoot(3) uit dit landbouwdorp in Cassel Ambacht, ging ‘upden vercooren maendacht derthiensten Januarijlestleden’ in de plaatselijke herberg een glas drinken. Hij vond daar het gezelschap van Hendric Huppinck, ‘gheseijt den heere van ghenouchte’Ga naar voetnoot(4).
De bijnaam van deze Hendric verwees wel naar de functie die hij had als organisator van de jaarlijkse geplogenheden ter gelegenheid van de Verloren maandag. | |
Dertiendag te Kortemark (1615)Gillis Clarij, bijgenaamd ‘speelman’, een ‘laet vande heerlichede van Cortemarck’ werd ‘savonts voor derthiendach’ door enkele ‘jonghelynghen’ gevraagd om ‘te spelen ende masscheraede te doene in diveerssche huusijngen’. Een van deze jongelui, Noel Mazieres, droeg ‘den peysterzack die hij noomde den guuchghelzack’Ga naar voetnoot(5).
De Bo (en andere woordenboeken) vermelden wel ‘peysterzak’, de knapzak waarin voedsel werd bewaard, maar niet ‘guichelzak’. ‘Guichelen’ betekent schertsen, gekscheren en volgens het WNT is een guicheltas de tas van een goochelaar. Hier wordt het woord gebruikt als synoniem van knapzak. W.L. Braekman |
|