Bouwstoffen 44
Stuerooghe-Ghetijde ghewrocht met Peerlen-Cisteerne meswrochttrecht vander keghelbanen-leerstalle, 1454
Voor deze laatste aflevering van een reeks die zijn aanvang nam in 1993 met ovesdropen, ghegherwet, te drie liven, ghecaert, ghescoren, gheloyd, zullen wij ons beperken tot een paar kleine, boeiende taalvindingen uit de Brugse Civiele Sententies, een veel te lang verwaarloosde bron voor zowel taal als economie, kunstgeschiedenis, etc..
In augustus 1454 (Seerete Resoluties 1453-60, fol. 34v., 36v.) wordt Cornelis de Vooght seuldich te beteren tghebrec dat bevonden es gheweist in de varuwe vanden zestien p(ee)rssche lakenen, gheheeten stuerooghe, .... omme de wet te cleedene.... lakenen daerof ghebrec gheweest hadde inder vaerwe. Wellicht waren die 16 alleen bedoeld voor burgemeester van schepenen, schepenen en tresoriers, net 16.
Bij de verdeling van de nalatenschap Boudin De Vos, 13 aug. 1454 (Ibid., fol. 35, 13 aug. 1454) staat naast een zelveren vergoudden kelct, weerdich zijnde iiij £ viii sc. vi den. gr.: een ghetijde ghewrocht met peerlen, weerdich zijnde xx sc. gr. duidelijk een vrouwelijk handwerk omheen een getijdenboek, zoals het tafelcleet van tapytse by wylen Mejoncvrauwe (Francoise Ryffault) met de naelde ghewrocht (Biekorf, 81, p. 144).
Geheel meswrocht was dan de cisteerne van (hofmeester) Janne Arnulphin. Het kostte Jan vande Poele 14 £ gr. (fol. 24), terwijl een paar fol. eerder, fol. 21, sprake is van trecht vander keghelbane diemen jaerlix ter brugghemaert houden zal, 1454, ook een supplementaire attractie naast het josteren.
In de neeringhe vander librarie is best leuk te constateren dat leerlingen ten beghinsele van zinen leerstalle de vors ghilde twee pont moeten toedragen en den cleerc eenen grote zonder meer (1457, fol. 176).
Tenslotte (Civiele Sententies, 1491-93) blijkt een huuse inde noordzandstrate gheheeten de vijf thorren (fol. 10v.), net als J. Sabbe in het nr. 1 van Biekorf 2003 (blz. 48-55) een uitgebreide tekst over Sceipstale in de Hoogstraat brengt. Twee huisnamen die blijkbaar al voor veel verwarring hebben gezorgd. Net als Jan Martins weduwenhuuse in de Vulderstraat, 1454, fol. 26v.; of het weduwenhuis in het Genthof of de Hoogstraat.
Ondertussen woonde in 1382 een Jan van Hulst int straetkin van Papalimus, de Palmstraat te Brugge (Stadsrekening 1382-83, fol. 12), net als Mabelye, de meestreghe, iets verder als vroedvrouw wordt vermeld. En zo gaat de vergouden vinding over vroeger verder.
A. Dewitte