Biekorf. Jaargang 103
(2003)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Zangers en zangopleiding te Brugge in de middeleeuwenHet komt er op aan te weten Wat Waar werd gezongen om de mate van opleiding te bepalen die daaraan moest voorafgaan.
1. Gezien de oudste tekst voor de grafelijke Sint-Donaaskerk te Brugge, 3 juni 1219Ga naar voetnoot(1), zegt dat cantor en kanunniken afspreken dat de cantor zal instaan voor het zingen van 13 solemnele feestenGa naar voetnoot(2) en mét de cantor ebdomodarius, de canter van week, normaal een ander kanunnik, voor 8 dobbelfeesten, duplicia; waarbij het restant, inbegrepen de dagen zonder feest (de simplicia) aan de kapelanen wordt overgelaten; is het duidelijk dat de kapelanen precies de zangers van het gregoriaans én de ars-antiqua-composities zijn geweest.
Wanneer straks de ars nova zijn intrede doet, vanaf de tweede helft van de 14de eeuw, heet het in de bronnen dat gezongen worden more capellanorum zoals de kapelanen dat gewoon zijn. Nogal duidelijk een realistische oplossing gezien de kanunniken eerder af- dan aanwezig zijn op het vroege uur van de metten, en zelfs ministerii, hulpjes, mogen aanduiden om in hun plaats epistel en evangelie te verkondigenGa naar voetnoot(3).
Hoe intens zingen was blijkt 150 jaar later al, wanneer de solemnele feesten zijn opgelopen tot 53 en 64 van de 143 dobbelfeesten met groot vertoon moeten doorgaan. In de Lieve-Vrouwekerk gaat het in 1315-16 om 53 feestdagen, in de Sint-Salvatorskerk in 1397 om zowat 40Ga naar voetnoot(4).
2. Tegen die tijd gaat het al om de ars nova, waardoor het ganse huishouden van het zingen noodzakelijk verandert. De 30 kinderen die in 1238 nog toegelaten werden tot de koordiensten, ten nadele van het schoolhouden zegt de tekstGa naar voetnoot(5), werden in 1250 al afgevoerd t.v.v. de pueri coronati, liturgisch gekapte specialisten, die kennis hebben van zingen en ook in het zingen getraind zijnGa naar voetnoot(6). Hun aantal blijkt van 1312tot 1420 acht te zijn, daarna 6, bene cantantes et bene | |
[pagina 172]
| |
morigerati, van goede zeden, psallentes in ecclesia, psalmen zingend vanaf de primen (6 u) tot de completen (21 u); en daarnaast in de vroegmis, de Salve-mis van 7 u en de negen-uren-hoogmis, zingend uit de gradualen, antiphonalen, sinds 1421 ook uit hun eigen discantboek. Want op die datum zijn zij, onder leiding van de voormalige organist van de hertog van Brabant, Jacob Couterman, getraind in contrapunt of discant zingenGa naar voetnoot(7). Sinds 1365 zingen zij bovendien na de vespers van 18uhet Salve Regina in de middenbeuk van de kerk; terwijl zij daarnaast meespelen in het Driekoningenspel en Paasspel, meedoen aan het feest van de kinderbisschop, in de vesper van St.-Nicolaas als engel mét mijter optreden, 1417; en meezingen bij de feestzangen van Blijde Intredes, lokale heiligenvieringen, met vooraan St.-Machuut, St.-Leonard, St.-Baselis, St.-Donaas en 3 mei, H.-Bloeddag en 14 september, KruisverheffingGa naar voetnoot(8). Straks Cerolus Borromeus.
3. Diezelfde kinderen, chorales genoemd, worden wel geassisteerd door refectionales gratiskinderen zonder vergelijkbare muzikale opleiding, doch die in noodgevallen worden opgeroepen; met kandelaars en vanen en wierookvaten rondlopen de meeste tijd, of bij de talrijke anniversaria als engelen op de vier hoeken van de grafsite gaan zitten. En allen samen lopen ze mee in de ontelbare processies, elke week op donderdag, vrijdag, zaterdag en op zondag voor de hoogmis, en daarnaast 200 andere dagen. En in feite wordt van hen verwacht dat ook zij het normale schoolleven meemaken van vier lectiones per dag, zowat 7.30 u, met elke schooldag van 16 tot 18 u muziekonderricht, op zaterdag van 9 tot 11 u. Zij kunnen, net als de choralen natuurlijk, elk ogenblik uit de les worden gehaald voor ceremoniële of liturgische vieringen. Eenmaal hun stem gaat muiten krijgen ze wel de gelegenheid hun leerachterstand op te halen via privé-leraren in of buiten de stad; of worden zij naar de artes gestuurd om zo snel mogelijk opnieuw ter beschikking van de kerk te komen waar ze hun techniek hebben aangeleerdGa naar voetnoot(9).
4. In 1239 telt de Donaaskerk naast 22 kapelanen reeds 18 clerici, duidelijk meest getrainde musici die betaald worden met het loon van de kanunniken die foraneus, uithuizig, zijnGa naar voetnoot(10) - in 1295 zijn er ook al 16 in O.-L.-Vrouw aanwezig - die per prestatie met 5 à 6 optreden | |
[pagina 173]
| |
niet alleen in St.-Baselis en de stadskerken, doch ook in de makelaarskapel, die van de minderbroeders, den eeckhoute, van de carmers, van de rijke Claren, waar de zetel is van de talrijke fraterniteiten die zolang zo veelvuldiger polyfoon willen vieren, en evengoed stadstrompers, vedelaars, etc, ter hulp roepen. Vanafhet ogenblik dat deze lekengemeenschappen een hoger loon uitbetalen dan de kerken ontstaat precies hierdoor een continue nood aan musicerende klerken om de meer dan 100 feesten per kerk aan te kunnen. En nood aan getrainde musici in de actuele muziekliteratuur. Precies hieraan komt de proost van de Lieve-Vrouwekerk, Richard de Visch de Capella, in 1429 wellicht tegemoet door op zaterdagmorgen in zijn stadskerk - hij was ook kanunnik van Sint-Donaas - om 7 u sabbatines te organiseren voor het puik van alle musici der Brugse stadskerken, componisten, hoog- en basconters en tenuers door mekaar. De resp, choralen bleven netjes thuis de Salve-mis vieren, polyfoon in St.-Donaas sinds 1421, als princessemis in O.-L.-Vrouw sinds 1483, sinds 1492 als VII Weedommen fundatie J. van Coudenberg in de Salvatorkerk. Zij staan onder leiding van de zangmeester bij wie zij in huis wonen - is die niet gehuwd dan zorgt bv. zijn moeder wel voor de kinderen - net als de rector scolarum de betalende scholieren aan huis heeft. Zij verzorgen de bovenstem bij de, eind 15de eeuw, reeds 100 polyfone stichtingen, 30 requiemmissen en 75 dagen waarop mottetten worden ten gehore gebracht. In de Onze-Lieve-Vrouwekerk zijn op datum 1485 evengoed 49 principale en 49 dobbelfeesten als polyfoon beschreven. Voor 1421 was de hoofdtaak van kapelanen en klerken ut tractim cantentur, sub primo tono accentuando, punctum decentem in medio versuum faciendo: langzaam aan zingen, het accent vooraan de zin leggen, halfweg even stilhouden, precies hetzelfde wat in 1325 gold voor de O.-L.-Vrouwekerk: ut punctuando, accentuando et distincte ... legant; legere, cantare door mekaar gebruikt en met de bedoeling de verstaanbaarheid van psalmen, litanieën, enz, maximaal te makenGa naar voetnoot(11). Polyfoon zingen wordt daarna via de kapelmeester of organist of visiting organist onderling afgesproken, om een voldoend aantal zangers bij mekaar te hebben. Wellicht is ook de toonaard van de composities mee bepaald door de aanduiding, bij fundatie, van de naam van de klok die meestendeels de gehele duur van de feestmis blijft luiden duidelijk buiten dan.
4. Bovengeschetst werkschema 1421 in Sint-Donaas blijkt dan model te hebben gestaan voor een gelijkaardige organisatie van het musiceren in de zusterkerk St.-Pierre te Rijsel, 1425; waarvandaan | |
[pagina 174]
| |
dan ook de Gentse St.-Baafscollegiale 1537-1541 haar inspiratie haalde. Het is ook opvallend dat de hertogelijke zangers, wanneer feesten te Brugge doorgaan, zonder moeilijkheden gewoon meezingen met de cast van de Lieve-Vrouw, Salvator of Donaaskerken zelfs in het Begijnhof voor Maria Van Boergondië. Net als de zangers daar optreden, in de parochiekerken in de buurt, Sint-Jacobs, Sint-Gillis, op de daar gehouden feestvieringen, de choralen voorop.
In principe is de zangmeester de aanmaker van de nieuwe composities, doch de organist of een zittend cantor, of bv. Ockeghem of Willaert op doorreis, laten gewillig muziek achter; net als een vertrekkend zangmeester een dubbel van het pakket verplichte composities meeneemt naar zijn nieuwe werkopdrachtGa naar voetnoot(12). Kapelanen evengoed als muziekmeesters staan in voor transscriptie van de koorboeken - er wordt telkens bepaald of het om koorboeken dan wel boeken voor de choralen of scolares gaat - terwijl organisten in principe ook het luiden van de klokken - of althans het bepalen van het ritme ervan - voor hun rekening nemen, lesgevers clavichord zijn, én een hele reeks studenten orgel als privé-inkomen hebben. Zij zoeken zoals J. Couterman, zelf een opvolger of kunnen, zoals de gebroeders Jan en Karel Ferrand, hunjob te Parijs een tijd laten staan om in de Donaaskerk een overleden collega te vervangen tot de tijd dat een geschikt musicus is gevonden, 1482. Jan was de poeta laureats, Karel de organist. Ze traden beide daarna in in Cheseaubenoit, een gereformeerde benediktijnergemeenschap. Dewitte |
|