In memoriam J. de Langhe en K. de Busschere
Biekorf treurt om het heengaan, kort na mekaar,
van zijn twee oudste medewerkers: Jozef De Langhe en Karel de Busschere. Twee oudstudenten van het Kleinseminsarie te Roeselare, met evenwijdig lopende belangstelling op taalgebied, maar van een wel zeer afwijkende oriëntatie en levensbestemming.
Jozef E. De Langhe (Gits 1907-Hoboken 1998) was een zoon van Bernard De Langhe, schoolhoofd te Westkapelle, die destijds eveneens medewerker aan Biekorf was.
De leergierige De Langhe liep alras in het spoor van zijn vader en zond zijn eerste pennevruchten in naar Biekorf nog in de tijd van Lodewijk De Wolf. Zijn talrijke bijdragen zouden tot kort voor zijn dood blijven binnenstromen op de redactie.
De Langhe was een veelzijdig en groot geleerde met een bewogen loopbaan en een onstelpbare leerhonger naar vele wetenschappen. Hij werd burgerlijk mijningenieur en kwam in Antwerpen terecht bij de toplui van de firma Gevaert. Taalkunde, dialectstudie, toponymie, plantkunde, wiskunde, scheikunde, archeologie, geschiedenis (van de Vlaamse kust), geen enkel terrein van de wetenschap liet hij ongemoeid. Daarenboven schreef en sprak hij vlot een tiental Europese talen en publiceerde hij in talrijke tijdschriften over die zo verschillende disciplines. In zijn laatste levensjaren vertaalde hij zelfs gedichten van Gezelle in het Latijn.
Zijn grondige kennis van de prehistorie, van oude Germaanse talen en van de vroege geschiedenis van Vlaanderen, zijn compromisloze vlaamsgezindheid, brachten hem reeds vóór 1940 in het vaarwater van het Verdinaso en in de oorlog werd hij Hauptsturmführer. Dit bekocht hij met een terdoodveroordeling die uiteindelijk resulteerde in zes jaar cel.
Deze pijnlijke onderbreking brak geenszins zijn studieijver. Opnieuw begon hij voor Biekorf te schrijven en verdiepte zich nu vooral in de plantkunde. Op leeftijd aanvaardde hij nog een professoraat aan de Universitaire Instelling Antwerpen (UIA) in de plantkunde (plantensystematiek).
Zijn talrijke en belangrijke publicaties over plantkunde en vooral over het fundamentele onderzoek van deze wetenschap, bezorgden hem ruime internationale erkenning en waardering. Daar ligt ongetwijfeld zijn grootste en blijvende verdienste.
Voor Biekorf had hij een boontje over. Waren zijn laatste bijdragen op de duur niet meer mee met de ontwikkeling en inzake toponymie en taalwetenschap, dan waarderen wij in hem de Vlaming die de streek van zijn jeugd zijn leven lang onvoorwaardelijk trouw is gebleven en speciaal ons tijdschrift meer dan 70 jaar lang met de vruchten van zijn arbeid en zijn studie heeft bedacht.