Biekorf. Jaargang 98
(1998)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |
Gelegenheidsliederen op het feest van het Brugse chirurgijnsgilde (midden 18de eeuw)Het is meer dan waarschijnlijk dat het zgn. ‘Schrijft-Bouck’ dat een zekere Chatrina Jacoba De Smit midden augustus 1757 begon met teksten te vullen, te Brugge zelf of toch in de onmiddellijke omgeving is te lokaliseren. Het is een quarto-handschrift op papier dat via aankoop op de publieke veiling van Florimond Van Duyses bibliotheek in 1913 in de Gentse Universiteitsbibliotheek is beland. Het wordt er sinds die tijd bewaard (hs. 2188). De vrouw die zich op het titelblad kenbaar maakt, was tevens de auteur van de liederen die in dit manuscript bewaard zijn. Wellicht was ze de echtgenote van een Brugs chirurgijn, wiens naam echter onvermeld blijftGa naar voetnoot(1). Het manuscript bevat ook met de hand geschreven libretto's van enkele opera's. Vermelden we de ‘Opera mimi ofte De opgereghte Liefde’ die, zo lezen we op het titelblad ervan, in 1756 werd ‘ghespeelt door de ijverige brughsche Jonckheijdt in het nieuw Convent huijs’ op de Oude Beurs (pp. 17-38). Daar werd ook de komische ‘Opera van de bohémienne ofte wel den bedrogen gieregaert’ opgevoerd, waarvan de liedteksten eveneens een plaats in het handschrift hebben gevonden. Deze laatste opera was eveneens een vertaling uit het FransGa naar voetnoot(2).
De rest van het hs. bestaat uit een verzameling liederen, gedeeltelijk in het Nederlands (p. 107-153Ga naar voetnoot(3)) en gedeeltelijk in het Frans (p. 155-188) geschreven. Deze liederen zijn naar alle waarschijnlijkheid De Smits eigen werk. Op twee van de Nederlandstalige liederen wil ik hier in het bijzonder de aandacht vestigen. Ze zijn geschreven naar aanleiding van een feestmaal dat gehouden werd door het Brugse gilde van de chirurgijns dat de twee Arabische heiligen Cosmos | |
[pagina 363]
| |
en Damiaan als patronen had. Op dit feest waren ook de echtgenoten van de meesters uitgenodigd. Chatrina Jacoba De Smit was er zeer waarschijnlijk zelf ook aanwezig.
Het eerste lied (p. 114-116) is getiteld: ‘Liedeken van Tomkins Chijrurgin’. Charles Toomkins werd als lid van het gilde aanvaard op 4 januari 1745. Hij werd tot deken gekozen in 1757 en ook in het daaropvolgende jaarGa naar voetnoot(4). Het ligt voor de hand dat de liederen geschreven zijn naar aanleiding van zijn eerste of tweede verkiezing. In het tweede hiernavolgende lied blijkt ook chirurgijn Van Vijve aanwezig geweest te zijnGa naar voetnoot(5). Deze stierf in 1758 zodat beide liederen (zeker het tweede en wellicht ook het eerste) nauwkeurig kunnen worden gedateerd. Het zijn beide drinkliederen en vooral het tweede is interessant omdat het vele meesters chirurgijnen en wellicht ook enkele andere aanwezigen bij naam vermeldt.
Het Brugse gilde van de chirurgijnen dateert uit de veertiende eeuwGa naar voetnoot(6). Ze vergaderden lange tijd in het Steen op de Burg, in de onmiddellijke nabijheid van de H. Bloedkapel, en bezaten een eigen kapel in de parochiekerk van St.-Jacobus. Kort na het midden van de zeventiende eeuw maakte hun gilde, samen met de toen pas opgerichte ‘Société de Médecine, dite de St.-Luc’, deel uit van het Brugse corpus medicum, waarbij ook de apothekers aangesloten waren.
Elk jaar werd in het gilde van de H. Cosmas en Damiaan onder de leden een deken gekozen. Dit ging wellicht gepaard met of werd kort nadien gevolgd door een feestmaal op een jaarlijkse ‘sneukeldagh’Ga naar voetnoot(7). Wanneer precies de verkiezing plaatshad is mij niet bekend. Misschien werd het feestmaal gehouden op 27 september, de feestdag van de schutspatronen. | |
[pagina 364]
| |
Het eerste zesstrofige lied, dat vooral algemeenheden bevat die voor elk feestmaal bruikbaar zijn, dient gezongen te worden op de wijs: ‘doen[d.i. toen] ick laetsmael [sic] was in ['t] groen’Ga naar voetnoot(8). Een paar citaten zijn voldoende om de lezer toe te laten een goed idee te vormen van het eerste lied. Het begint als volgt: Geen vroijelijcker feest
Als dat men liefde thoonen
Slaet bij die het bijwonen,
Waer door men onbevreest
Verblijden mag den geest,
Soo als in de gemoederen,
Van dese meedebroederen,
Genogsaem wort gesien.
In de tweede strofe wordt lof toegezwaaid aan de deken: Mijn deken diet gesag
Voert in dees konstekamer,
Siet ook niet aengenaemer,
Als dat een sneukeldaghGa naar voetnoot(9)
In vreugden sleutenGa naar voetnoot(10) mag,
Dus is al sijn begeiren,
Om alles af te weiren,
Wat broederliefde stoort
En met een soete accort,
Den eendrachts thoon te singen,
Die kan te wege bringen,
Dat ieder aen dees disch
Naer wenschen vreugdig is.
Onmiddellijk op dit lied volgt in het handschrift nog een tweede, waarvan de inhoud interessanter is. De titel ‘Liedeken van de Konste’ (p. 117-119) geeft daarvoor trouwens reeds een idee. Het moet gezongen worden op de ‘Stemme: De liefde baert lanck leven’Ga naar voetnoot(11). | |
[pagina 365]
| |
1.
Naer d'oude sedelessen
Die 't croontien of kruxken draegt
In jubel of professen,
Het is doorgaens een maegt.
5[regelnummer]
Schoon ick niet en sijn een boontie,
Klein als de teere jeugt,
Mijn keeltie singt een toontie,
Dat croont d'heelmeesters deugt.
sedelessen: gebruiken, gewoonten; kruxken: kruisje (?); jubel: bij jubelfeesten; professen: professie: intrede in het klooster; boontie: jeugdig iemand. 2.
Goetjonstig oude dekens,
10[regelnummer]
Met oude en nieuwen eedt,
Die thoont u liefdeteekens,
Met vrede en peijs bekleet,
Den deken wort gepresen
Door u in hoogen graet,
15[regelnummer]
Ons danckplicht kan genesen,
Die wonde en wilt geen quaet.
3.
De heelkonst siet men bloijen
Door wijse konstenaers,
In liefde en eendracht groijen,
Ten trots der nijdegaers.
20[regelnummer]
Dien achtbaer man Van Vijve,
Lofweirden jubelant,
Stantvast in liefde blijve,
Met Danckaert vrede plant.
Bernard-Dominique Van Vijve, een geboren Bruggeling, was jarenlang werkzaam te Amsterdam. Keerde op 57-jarige leeftijd naar zijn geboortestad terug en werd lid van het chirurgijnsgilde op 27 maart 1741. Was deken in 1746, 1747 en 1752. Overleed in 1758 (De Meyer, Analectes II, p. 216). Danckaert: deze persoon heb ik bij De Meyer niet gevonden. 4.
25[regelnummer]
Van Qualie als ouden deken
En meemaet Van Biesbrouck
Doen van hun liefde spreken
Den eendracht mackt hun kloek.
Bauwens, een vredevoeder,
30[regelnummer]
Lapoint, den tweedracht swicht,
| |
[pagina 366]
| |
Van Wijmelbeke als moeder,
Elck in de liefde sticht.
Charles van Quallie werd als meester opgenomen op 2 sept. 1720. Deken in 1738 en 1739. Stierf in 1761 (De Meyer, Analectes II, p. 233). Emmanuel van Biesbrouck, lid van het gilde in 1734. Was vijfmaal deken, o.m. in 1753 en 1754 (De Meyer, Analectes II, p. 223). Jean François Bauwens, geboren Bruggeling. Aanvaard in 1724. Was deken in 1745, 1760 en 1773. (De Meyer, Analectes II, p. 225). Van Wymelbeke: deze persoon - misschien geen chirurgijn - komt bij De Meyer, Analectes II niet voor. 5.
Den eedt is niet vergeten,
Ik sien Pieter Duvevier,
35[regelnummer]
Sijn liefde laet ons weten,
Hij draegt geen kop van Pier.
Goddefroij die laet blijcken,
Dat hij ook liefde voedt,
Elck wilt de vreugt verrijcken,
40[regelnummer]
In 't geen dat Prijs behoedt.
Pieter Duvevier: niet vermeld bij De Meyer. Kop van Pier: heeft geen stuurs voorkomen, cf. ‘bonte pier’, ruwe, trotse vent (De Bo). Goddefroij: niet bij De Meyer. Prijs: niet bij De Meyer. 6.
Den tijdt is wel gecomen,
Dat den heer medecin,
Kan met de vrauwtiens comen,
In 't stertie leijt fenijn.
45[regelnummer]
Ick hoop 't sal niemant stooren,
Is dat ick slaen een klucht,
Dunckt ik ben een van de slooren
In 't hersenschael bevrugt.
Is: hs. geeft in: gecomen: hs. genomen. Stertie: het staartje. v. 48: betekenis mij niet duidelijk. 7.
Als ick besien mijn swager,
50[regelnummer]
Sijn afbeelt wel gelijck
Hij en is geen menscheplager,
Schoon dat sijn neuse prijekt,
| |
[pagina 367]
| |
Hij weet dat 't edel wijntie
's Menschens geest tot vreugt verweckt,
55[regelnummer]
En dat een lieve printie
Den man tot liefde treckt.
Afbeelt: afbeeldsel, kopie, evenbeeld. Neuse prijckt: betekenis mij niet duidelijk. Printie: betekenis ondeuidelijk: wellicht: vrouw, meid mooi als een prentje, printje, beeld-schoon (cf. v. 50). 8.
De lieve vrauwelieden,
Hier met hun mans vergaert,
Hun eerbaer liefde bieden,
60[regelnummer]
Tot blijck elck vrienschap baert.
Ras wilt in liefde eens drincken,
Op dat eendragt blijft bestaen,
En u patrons gedincken
Cosmos en Damiaen.
W.L. Braekman |
|