Nawoord
In verband met bovenstaande bijdrage over de edelmoedigheid van rijkere kinderen tegenover hun minder bedeelde lotgenootjes in de hongerjaren der vorige eeuw, kunnen we nog de volgende passus letterlijk overnemen uit de ‘Levensbeschryving van den zeer eerweerdigen heer Joannes-Marcellinus Darras, pastoor-deken van Thielt’ (Doornik, 1856), blz. 46-47: ‘een zielroerende omzendbrief, geschreven onder de hevigste aendoeningen welke het menschelyk hart kan gevoelen, geschreven by het gezigt der tranen van den herder en der wanhoop van zyn kudde, een zielroerende omzendbrief werd tot de ryke inderen van België gestuerd: en de dauw des hemels viel, onder de gedaente van eenen gouden regen, in den schoot der behoeftigheid. Gedurende deze rampvollen winter en de twee volgende, die dan ruim zoo smartelyk waren, ontvingen twaelf honderd kinderen, in de scholen van Thielt, hun stuksken dagelycksch brood.’
Deken Darras van Tielt, de stad die in deze jaren enorm veel te lijden had, was misschien wel de man die de idee heeft gelanceerd om ook de rijkere en meer begoede kinderen te betrekken in de talloze initiatieven die genomen werden om de schrijnende nood in deze streek te lenigen.
L.V.A.