| |
| |
| |
Boedelbeschrijving van een brouwerij in Hondschote in 1801
Deze boedelbeschrijving bevond zich in het archief van notaris Vandendriessche in Kassel. Max Deswarte uit Sint-Mariakappel kreeg die van genoemde notaris en gaf me er een fotokopie van. Ik bedank hier allebei en kreeg toestemming om die boedelbeschrijving te publiceren en er de rijke woordenschat van te verklaren.
Deze boedelbeschrijving is tegelijk ook een ‘prijzie’ (prezie bij De Bo) ofte schatting die verricht werd toen de eigenares Isabelle-Rose Moeneclaey de brouwerij zou verkopen aan Ignace de Maziere. De ‘prijzers’ ofte schatters hebben het document met zijn vijven ondertekend.
Eerst volgt de tekst en daarna de technische woordenschat met verklaring naar mate van het mogelijke.
| |
Tekst van het handschrift
Op hedent desen twee en twyntigsten pluviose jaer negen der fra. Repbe bekennen de onderschreven prijsers gedaen te hebben de prijsie in de Brauwerie genaemt De Sterre in de Commune van Hondtschoote, dit ten versoucke van de Citene Isabelle rose Moeneclaey va Vanderbrigghe afgaende ende ten contentemente van C-en Ignace de Maziere aenkommer, van alle het brauwallaem, metsewerck, timmerwerck, cooperwerck, jserwerck en fustagien, jmmers alle 't gonne de selve brauwerie aengaende genaemt brauwersprijs hier op gestelt,
| |
Eerst en alvooren 't metsewerck
't metsewerck van de twee brauwketels met de schauwe ten daken uyt, den gevel waer in de schauwen staen met den grond van de brauwerie met brijken op sijn cant gepaveert.
Den vergietput met den nast Den moutvloer met brijken op sijn platte, den drijfkelder met brijken op sijn platte met een trap; jmmers met de baere van den nast.
| |
| |
| |
Temmerwerck
De cuype met den onderput, de twee coelbacken Den moetsolder met den solder boven het fourneel, met den trap ende het moutewerck van den vergietput, De decksels van de twee cetels met synne slaepers, De twee gooten met twee bierboomen ende vier schutvorcken ende eenen houten zeyst, den solder van den drijfkelder ende de gantieren, het houtwerck van den nast. De poullye met den setel met de wippe. Bij den drijfkelder drije houten schoppen.
| |
Cooperwerck
twee brauwketels, twee slagketels, tkoper van twee kitten, den zeyst van kooper, de trachter buyse.
| |
Jserwerck
Drye houpels van de brauwcuype, 't jserwerck aen de ketels met de roosters en twee jseren deuren aen de fourneelen, het jserwerck van de nast met het jserwerck van de pollie van de twee bierbomen met de wippe, twee schoppen, twee stookers, met het jserwerck van het neuretje jn 't fourneel, met een partie jseren oupen.
| |
Den cuyper
achte en tnegentig tonnen twee en vijftig alve tonnen vier vaeten twyntig gistmynnen, vier peuringstanden, twalf stucken van hondert stoop, twee kitten ende een trachter, pollie seule Etc.
Van alle welcke bovenstaende objecten de generaele prijsie beloopt tot de zomme van drije duyst vijf hondert vijf en tachentig fransche guldens.
De onderschrevene We Vandebrigghe declareert met dese te agreeeren de selve prijsie ende te cedeeren alle dese opgestelde objecten, aen C-en Ignatius de Maziere alhier ook onderschreven, die van gelijcken bekent te approbeeren dese gedaen prijsie ende te accepteeren alle de genaemde objecten, als gedaen dese t'hunner beide versoucke contentemente ende acceptatie voor de somme hier vooren geseyt. Die dese met de prijsers hebben geteekent.
| |
| |
Actum ende aldus gedaen 't Honschoote dag ende jaer alsboven
Va Vanderbrigghe
JB de Maziere
De prijsie is voldaen soo blijckt bij pachtbrieve Va J. Vanderbriggeh
J.B. Soffys
C. Vandevelde
Frans de Vaecke
Jean Bapte Barra
H. Vandezande
(ziet rekeninge van 16 brumaire jaer 8)
Dese prijsie is voldaen met de achthien hondert guldens die jk de Maziere te vooren was ommende (?) op moeder Vanderbrigghe, beneffens met noch achthien hondert fransche guldens die gebleven zijn als staenden prijs mits jntrest jn advenante van den pennyngh vijf en twintig.
gedaen 't hontschoote desen 28 germinal negenste jaer
Va J. Vanderbrigghe
J.B. de Maziere
De onderschrevene juffrouw Isabelle rose Vanderbrigghe, ik zegge Moeneclaey vidua dheer Pieter Carolus Vanderbrigghe, rentierege t'Hondschoote, bekent hedent ontfaen te hebben van dheer Ignace Demaziere, baes brouwer tot Hondschoote, de somme van achtien hondert fransche livres, in reste ende voldoeninge van de brouwprijs waer af d'acte is voorenstaende. Zij bekent ook voldaen te zijn van den intrest die sedert den valdag in 't jaer achtien hondert twintig tot dedent, waer af van alle quittancie ende volle ontlastinge.
Hondschoote den 27 november 18c een en twintig
V.J. Vandenbrigghe
| |
Woordverklaring
Het hierna volgende lexicon met de technische en verouderde termen hebben we voorgelegd aan de heer G. Claus, brouwer in Watou, omdat we de verklaring van lang niet alle woorden terug konden vinden in het Westvlaamsch
| |
| |
Idioticon of in Loquela of in de Middelnederlandse woordenboeken van Verdam, Gailliard of Stallaert en evenmin bij Kiliaen. We bedanken de heer Claus dan ook voor zijn gewaardeerde hulp.
De Sterre is de naam van die Hondschootse brouwerij. Het was ook de naam van een wijk in Hondschote, al vermeld in 1567 ‘... ten huuse van Pr Decrop, daer wesende tot omtrent den middernacht, ten welcken tyde zy tsamen vertrocken een groote quantiteit naert de Sterre... (E. de Coussemaker, Troubles religieux dans la Flandre Maritime, IV, blz. 157). De Sterre is ook de naam van een herberg geweest, naam die later vertaald werd in L'Etoile.
Aenkommer: Ignace de Maziere aenkommer, nieuwe eigenaar. |
Afgaende: Isabelle rose Moeneclaey afgaende, verkoopster. |
Baere: de bare van den nast, stang (als ankerband?). |
Bierboom: houten juk met kettingen om de tonnen te verplaatsen. |
Brauwketel: brouwketel waarin het bier gekookt wordt. |
Brauwprijs/brauwersprijs: verkoopsprijs van de brouwerij. |
Brijke op sijn cant: baksteen op de smalle kant. |
Brijke ok sijn platte: baksteen op zijn brede kant. |
Cetel: de twee cetels, ketel. |
Cit-en/Cit-enne: citoyen, citoyenne, onder de Franse Revolutie i.p.v. de heer/mevrouw. |
Coelbak: koelbak, om het water af te koelen. |
Cuype: kuip, hierin komt de mout en heet nu draf. (cf. De Bo). |
Drijfkelder: de kelder waar ze de mout laten gisten. Drijven is gisten (De Bo). |
Fourneel: het fourneel, fornuis (er waren er twee). |
Fustagien: tonnen en vaten. |
Gantiere: de gantieren, stoel waarop de ton of het vat ligt (De Bo). |
Gistmynne: twintig gistmynnen, gistvat. |
Gulden: fransche guldens, gulden (florin) was 20 stuivers waard (patards) elk van 6 penningen (doubles) in 't jaar X (Lemaire). |
Moutewerck: het moutewerck, alle gereedschap i.v.m. mout. |
Moutsolder: de moutsolder, zolder boven het fornuis waar de mout moet drogen. |
Moutvloer: de moutvloer, ondiepe kelder waarin de natte gerst op een natte vloer kiemt. |
Nast: de nast, eest waar de gekiemde gerst gedroogd wordt. |
Neuretje: het jserwerck van het neuretje in 't fourneel, scheiding? |
Oep: een partie jseren oepen, hoepel? |
Onderput: de cuype met den onderput, ruimte onder de filterkuip. |
Onderschreven: de onderschrevene, ondergetekende. |
Oeurstande: vier peurstanden, vaatwerk waarin het bier gescheiden wordt
|
| |
| |
van de gist. Vgl. afpeuren van aardappels. |
Oluviose: op hedent desen twee en twyntigsten pluviose jaer negen (11 februari 1801). |
Poullye (pollie): de poullye met den setel met de wippe, hefboom om tonnen op de bierwagen te tillen (De Bo). |
Prijser: de prijsers, schatter. |
Prijsie: de prijsie, schatting (De Bo). |
Rentierege: rentierege t'Hondschoote, rentenierster. |
Repbe: jaer negen der fransche Repbe, republique. |
Rooster: de ketels met de roosters, rooster om de ketel heen, waarop je kon lopen (vermoedelijk). |
Schutvorcke: vier schutvorcken, schudvork om de mout te schudden. |
Slaeper: de decksels van de twee cetels met synne slaepers, oud exemplaar of reserve? |
Slagketel: koperen ketel die kan kantelen? |
Staende prijs: die gebleven zijn als staende prijs, blijvende, onveranderde. |
Stooker: twee stookers, pook (Frans-Vlaams). |
Stuck: twalf stucken van hondert stoop, groot vat (hier van zowat 200 l.). |
Seule: houten emmer. |
Tonne: vijftig alve tonnen, ton die maar half zo groot is als de gewone ton. |
Va: Va Vanderbrigghe, vidua, weduwe. |
Vat: vier vaeten, vat te onderscheiden van een ton. |
Vergietput: den vergietput, gemetselde put waarin de gerst gelost wordt. |
Wippe: met de wippe, putzwengel (De Bo). |
Zeyst: eenen houten zeyst, zeef? (vgl. zijg in het Alg. Vl. Idioticon van Schuermans). |
Mochten geïnteresseerde lezers de twijfelgevallen kunnen oplossen dan bedanken we hen hiervoor bij voorbaat. Dit geldt ook voor alle op- of aanmerkingen.
C. Moeyaert
|
|