Biekorf. Jaargang 98
(1998)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Jacob de Witte, 1298 en Agniete van Boneem, 1344-46 als promotoren voor roepingen te BruggeBij de dood van Jacob Albus, de Witte, capelanus perpetuus van St.-Salvator, krijgt Christiaen Ketelare het beschikkingsrecht over een legaat van 12£ vl. als hij zich tempore congruo binnen een behoorlijke tijd, in presbyterum ordinari faciet, laat tot priester wijden. Jacob Albus voorziet ook een bedeling van 1 schelling aan elk van de pueri scolares van de Salvatorkerk, duidelijk de vroegst bekende gifte aan scolares van de Salvatorschool. Ketelaers of Ketelare laat zich met bekwame spoed wijden, wordt ook capelanus perpetuus aan dezelfde kerk en pastoor van St.-Michiels, en fundeert bij zijn dood, zijn testament dateert 27 jan. 1337, drie dobbelfeesten op de naamdagen van Lucia, Agnes en Agatha in de Salvatorkerk, zie Biekorf 1997, blz. 298. Andere begunstigden bij dit document waren zijn neef Franciscus die 3£ par krijgt als monnik in den Eekhoute, en 12£ gaat naar Margareta Ketelaers, blijkbaar een nicht, ad subsidium professionis, voor haar professie bij de dominicanessen: Cartularium, fol. 32.
Nog in hetzelfde Cartularium van de Salvatorkerk, Archief Bisdom Brugge, S718, fol. 301v. en 205-212, gaat Agniete van Boneem, dochter van Gillis, Smerceniers genoemd, à 20£ par. een kapelanie opnieuw stichten in de Laurentius-kapel, coram altari ymaginis beati eustacii, voor het altaar van Eustacius. Als capelanus perpetuus duidt ze Hugo van Moerstrate aan, zoon van Jan, zoon van Jacob, clericus in het diocees van Utrecht, 10 jan. 1344. Op 17 april 1346, de dag na Pasen, verandert ze echter die situatie in die zin dat 9£ 6 schell. 11 den. daar worden van weggehaald om die te schenken aan Johannes de Gardino, Dujardin, zo deze se faceret promoveri ad sacros ordines, zich laat priester wijden en zohaast hij in staat is een dagelijkse mis te celebreren in die Laurentiuskapel coram ymagini beate agnetis voor het gesculpteerde beeld van haar patrones. Wat duidelijk doorgang vond gezien de Gardino priester genoemd wordt in 1351 (fol. 208v.). | |
[pagina 155]
| |
BoekenschenkingenDiezelfde Agniete van Boneem, domicella, joncvrouw, komt ook voor in het testament van de pastoor van St.-Salvator Quintinus van Oostkerke, sept. 1342, waarin zij diens breviarium et diurnale, zijn brevier en codex met heiligenofficies, krijgt, beide door de pastoor zelf geschreven. Blijkbaar was die gifte toen al bestemd om in een toekomstige fundatie van Agniete van BoneemGa naar voetnoot(1) te passen (fol. 58v.).
Andere giften van Quintinus van Oostkerke - ze behoren meteen tot de oudst bekende in St.-Salvator Brugge - waren zijn Disticha Catonis en Liber Quartus Sententiarum van P. Lombardus, aan de communauteit van het koor; aan bovengenoemde Hugo van Moerstrate Hugutium meum, zijn Summa Ugutii, die bij de dood van Hugo naar (de bibliotheek in) het koor van de kerk moet worden gebracht; aan Jan Zelandi geeft hij De proprietatibus rerum van B. Anglicus; aan Jan Boerlike, getuige bij de nieuwe paragrafe van de beschikking van Agniete van Boneem in 1346 (fol. 212), geeft hij zijn Summa notarie Rol. Passagerii; en aan zijn neef Quintinus ook, pastoor van Oostkamp, geeft hij zowel de Institutiones synodales als zijn Sermones dominicales met een serie tractaten spectantes ad dictos sermones; duidelijk een fraai handboek voor een pastoor (Cartularium, fol. 58v), meer dan tien codexen in het totaalGa naar voetnoot(2). A. Dewitte |
|