Biekorf. Jaargang 97
(1997)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermdTwee botquins als beul in ZeelandDe Jan-Frans Botquin (1781-1829) die L. Van Acker aanhaaltGa naar voetnoot(1), was eerst hulpscherprechter en daarna scherprechter in Middelburg (Zeeland)van 1797 (hij was toen amper 16 jaar!) tot 1807, jaar waarin hij zijn vader in dezelfde functie opvolgde in het departement van de Dyle (Brussel). Hij was niet de enige Botquin die in Middelburg fungeerde. Een oudere neef van hem, Hendrik-Jozef Botquin (1759-1808) ging hem in Middelburg vooraf en was er zijn leermeester. Het is van omstreeks 1795 tot 1798 dat deze Hendrik-Jozef de Middelburgse scherprechter was. Hij begon zijn loopbaan als hulpscherprechter bij zijn vader in Brugge omstreeks 1780. In 1784 werd hij scherprechter van Gent, maar na enkele weken werd hij afgezet wegens wangedrag. Hij had ‘ghevochten geduerende de kermisse van Sinte-Anna’Ga naar voetnoot(2). Hij keerde waarschijnlijk als helper bij zijn vader terug. In 1790 werd hij, samen met zijn broer Jozef Botquin (1170-1802) en nog vier anderen, benoemd tot ‘scherprechter te velde’ bij de legers van de Patriotten. De benoeming dateerde van oktober, zodat de opdracht niet lang geduurd kan hebbenGa naar voetnoot(3). Wellicht was hij nadien weer bij zijn ouder wordende vader in dienst tot hij in Middelburg zelfstandig kon werken. In 1798 keerde hij naar Brugge terug en volgde er zijn vader op. Hij was het die in 1798 de leden van de roversbende Salembier een kopje kleiner maakte en op 2 november 1803 Lodewijk Baekelandt en zijn bendeleden guillotineerde. Einde 1803 werd hij voor een tweede maal tot scherprechter in Gent benoemd, wat hij bleef tot aan zijn dood in 1808. AvdA |
|