De poerhoorn
een verdwenen gebruiksvoorwerp
Het voorwerp op bovenstaande afbeelding is een poerhoorn. Een gewone grote hoorn van een koe die afgestopt werd met een houten tapje aan de punt. De basis werd dichtgemaakt met een koperen plaatje.
Het buskruit of poer werd gegoten in de hoorn. Deze hoorn behoorde met het geweer en de weitas tot de gewone en onontbeerlijke uitrusting van de oude jagers. Buskruit moest in de geweerloop van de voorlaadgeweren gegoten worden. Het is pas omstreeks 1875 dat het achterlaadgeweer algemeen verspreid geraakte, alhoewel een primitief achterlaadgeweer al bekend was in de tweede helft van de 18de eeuw. In 1895 zou zelfs het repeteergeweer verschijnen.
Poerhoorns zijn dus minstens een eeuw oud. Ze zijn nu volledig buiten gebruik. Wapenfanaten, verzamelaars en antiquairs hebben weinig oog voor deze gewone koehoorns, wel voor kunstig gesneden en versierde exemplaren. Deze poerhoorn vonden wij op zolder bij een oude landbouwerjager; zijn geweer was al lang verdwenen.
De Bo (Idioticon) kent het woord poerhoorn. Het WNT vermeldt poederhoorn (dl. VI, 1912, kol. 1092) als ‘een koehoorn tot bewaarplaats van kruit (kruithoorn)’.
L.V.A.