Biekorf. Jaargang 97
(1997)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
De ‘chanoine docre’Journalist Herman Bossier (1897-1970) heeft zich destijds vastgebeten in het verhaal van pastoor Louis Van Haecke (1829-1912) en de chanoine DocreGa naar voetnoot(1).
In zijn roman Là-bas (1891) beschreef Joris-Karel Huysmans (1848-1907) een priester met occultistische en satanistische activiteiten. Later zou Huysmans, blijkbaar misleid door zijn informante Berthe de Courrière (1852-1916), de kapelaan van de Brugse H. Bloedkapel aanwijzen als de priester die hiervoor model had gestaan. Bossier heeft met voldoende zekerheid aangetoond dat hier niets van aan kon zijn.
Het fait divers blijft nochtans intrigeren. In de recente jaren hebben Fernand Bonneure en Mark Boey er zich over gebogen en er voordrachten over gegeven.
Wat Bossier zich blijkbaar niet had afgevraagd is waarom de romanfiguur de naam Docre kreeg. Natuurlijk kan een romancier een naam uitvinden, zonder hiervoor enige bijzondere reden te hebben. Bij Huysmans kon men evenwel verwachten dat hij niet zomaar lukraak namen verzon, maar dat er integendeel iets achter stak.
Mark Boey uitte dan ook de hypothese dat Huysmans de naam Van Haecke zou kunnen vervormd hebben: de Van in D en Haecke, via Hocke tot Ocre. De waarheid ligt blijkbaar elders en had niets met Van Haecke te maken.
In de elfde eeuw, zo werd verteld, leefde in Frankrijk een kanunnik Raimond Diocre. Hij stierf alom gewaardeerd en gerespecteerd: in geur van heiligheid. Tijdens de uitvaartmis evenwel ging hij plots recht zitten in zijn doodskist en riep: ‘je suis accusé, je suis jugé, je suis condamné’. Het bleek dat hij een dubbel leven had geleid.
Het lijkt voor de hand te liggen dat Huysmans, die zich grondig over occultisme en satanisme had gedocumenteerd, | |
[pagina 119]
| |
het verhaal van chanoine Diocre kende en zijn naam, met opzettelijk of toevallig weglaten van één letter, aan de hoofdpersoon van zijn roman gaf.
Men zal thans vergeefs in encyclopedieën de naam van chanoine Diocre zoeken. Hij behoort trouwens tot de legende en ook het verhaal van het opstaan uit zijn doodskist behoort tot het domein van de middeleeuwse ‘sterke verhalen’ die geen realiteit hebben. Dat die naam evenwel tot de parate kennis behoorde van 19de-eeuwse intellectuelen toont een artikel aan dat op 18 april 1840 (een halve eeuw vóór het verschijnen van Là-bas) in Journal de Bruges verscheen.
In een polemiek met zijn katholieke concurrent Le Nouvelliste betoogde de liberale krant dat het gevaarlijk was te oordelen wie goede katholiek en christen mocht genoemd worden en wie niet. Het verhaal van de uitwendig vrome maar inwendig verdorven chanoine Diocre werd er als voorbeeld bijgehaald.
De nochtans op grappen beluste ‘paster’ Van Haecke, deed het bij zijn uitvaart chanoine Diocre alvast niet na!
A. Van den Abeele |
|