Biekorf. Jaargang 96
(1996)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||||||||||||
[Nummer 2]Een geschil over visvijvers in Lichtervelde en Ruddervoorde
| |||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||
De troepen hadden hun schelmstreken niet alleen in Lichtervelde, maar ook in Ruddervoorde en in de hele omgeving bedreven, zodat bijna alle vijvers uit de streek getroffen waren en er verlaten en zwaar beschadigd bij lagen. Toen het voorjaar van 1645 aanbrak en het tijd werd om de vijvers te bepoten met jonge vis, was er dan ook in de ganse streek een groot tekort aan pootgoed, ende overmits datter ten zelven jaere 1645 gheen spysgoedt en vijndelyck nochte becommelyck en is gheweest, soo oock ten jaere 1646 ende 1647 hebben dezelve vijfvers vaghe ende onghespyst gheleghen. Het werden slechte jaren voor de zoetwatervisserij! De vijvers bleven ongebruikt en verwilderd liggen tot in 1648, want zowel d'invagie vanden viant als de Spaensche leghers de welcke ghecauseert hebben eenen continue len vlucht onder de ghemeenten bracht ook mee dat de vijvers verlaten waren en niets konden opbrengen. De vijvers van Lichtervelde waarover het gaat, in totaal een twaalftalGa naar voetnoot(4), behoorden toe aan de heer van Lichtervelde en waren verpacht. Zij lagen op Lichtervelde, maar sommige strekten ook voor een stuk uit op het naburige Ruddervoorde. De pachters waren mevrouw Adrienne de Gros, Jacques Logghe, baljuw van Lichtervelde, en ene mijnheer Rogiers. Vermoedelijk waren deze ‘pachters’ niet de eigenlijke uitbaters. De werkelijke vissers waren Pauwels van Aelmeersch en Boudewijn Huughe, inwoonders der prochie van Lichtervelde ende hemlieden gheneerende met visschen. De vijvers werden dus onderverpacht, al of niet met medeweten van de eigenaar, ofwel, wat meer waarschijnlijk is, werden ze tegen een zekere vergoeding door de vissers bewerkt voor rekening van de ware pachters. Eigenaardig vooral is dat deze pachters tot de gegoede burgerij behoorden. Daar was vooreerst Adrienne de Gros, weduwe van Pieter de Maulde, heer van Verbois, een dicht familielid (zus?) van de heer of vrouw van Lichtervelde. Jacques Logghe woonde te Torhout maar was baljuw van Lichtervelde en Pieter Rogiers behoorde eveneens tot een hogere klasse, want men betitelt hem als mr. (mijnheer of meester?). Die lui konden beter een pen hanteren dan een spade of een visnet. Onder de schatters van de schade aan de | |||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||
vijvers komt Laureins Werbrouck voor. Deze was baljuw van Ardooie. Logghe en Werbrouck kenden mekaar goed; enige jaren later zou een zoon van Logghe huwen met een dochter van baljuw Werbrouck! Het vermoeden bestaat dat de pacht van de vijvers al niet meer betaald was sinds 1644. In 1648 stapte de eigenaar naar de Raad van Vlaanderen om de pachters te dwingen tot vereffening van de pacht uit 1648 en ook nog van de voorgaande jarenGa naar voetnoot(5). De vijvers van Lichtervelde vielen onder de heerlijkheid van het Paussche en het Vijversche en daarom kwamen de twee schatters die in opdracht van de Raad van Vlaanderen de schade moesten ramen, voor deze schepenbank hun eed als schatter afleggen. Dit gebeurde op 3 december 1648 en reeds op 9 december daarna gingen ze aan het werk. Deze schatters waren Pauwels van Aelmeersch en Boudewijn Huughe. Op te merken valt dat één van de schatters, nl. van Aelmeersch, nu juist ook de man was die in deze zaak optrad om de belangen van één van zijn opdrachtgevers te behartigen, maar blijkbaar vond men toen in de uitoefening van tegenstrijdige belangen geen graten om het in visserstaal uit te drukken! In de loop van dit proces dat in Gent gevolgd werd door raadsheer Pieter Blondel, werd aan de schatters opdracht gegeven een raming in te dienen van de schade in de jaren vóór 1648. Het voorgebrachte schattingsverslag is een document dat het publiceren waard is (zie bijlage). Wij kennen immers geen dergelijke schattingen. In dit rapport kan men concreet zien wat een vijver kostte aan viszaad, kleine en grotere vissen en wat karpers wel waard waren. Alles bij mekaar ging het om tamelijk belangrijke bedragen. De uitspraak van het geding te Gent is niet voorhanden in de bundel. Wij mogen veronderstellen dat de raadsheren begrip betoonden voor de omvang van de schade en dit nauwkeurig verslag niet in twijfel hebben getrokken. Maar of alles vergoed werd of als de pacht zo maar helemaal kwijtgescholden werd is een andere vraag. In de verklaring achteraan het schattingsverslag staat immers genoteerd dat den grooten ende cleenen plasschaert enden den cleenen muetsenaere doorghestoken waren, en dat de andere vijvers | |||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||
er dus niet zo erg aan toe waren. De algemene eindconstatatie van de schatters dat alle de voorschreven jaeren 1644, 1645, 1646 en 1647 zoo oock daer te vooren ende daarnaer dezelfde averij en schade opliepen was te algemeen geformuleerd zonder verdere bewijzen om de bedragen over 1648 zo maar door te rekenen tot niet één maar tot de vijf voorgaande jaren. | |||||||||||||||||
Enkele nabeschouwingenBiekorf heeft al meer dan eens aandacht besteed en ruimte gegund aan studies en mededelingen over zoetwatervisserij en de vijvers in de heidestreken van het Brugse Vrije. Wij willen dit enigszins samenvatten en enkele conclusies formuleren. Onvermijdelijk worden daaruit nieuwe vragen gesteld. In de meeste dorpsgeschiedenissen uit deze streek wordt met moeite vermeld dat er in de besproken gemeenten enkele vijvers lagenGa naar voetnoot(6). | |||||||||||||||||
OorsprongOver de oorsprong van deze vijvers is niets bekend. De Sint-Amandsabdij bezat in deze streek in 899 reeds ‘mariscos XV in Flandris’Ga naar voetnoot(7). Het is niet uitgesloten dat het toen al ging om visvijvers, maar daarover is in het geheel niets bekend. In de jaren 1300 bezat het Brugse Sint-Janshospitaal vijvers ten zuiden van Brugge in deze streek van velden en heiden (Biekorf 1981, 216) en ook in de 15de eeuw komen er vele vijvers voor in het archief o.m. van Sint-Janshospitaal en van kloosters en abdijen uit het Brugse. | |||||||||||||||||
Kunstmatige vijversAlle visvijvers zullen, op weinige uitzonderingen na, kunstmatige scheppingen zijn geweest. Op plaatsen die meer vochtig en lager gelegen waren dan de omringende heidevelden zal men het water dat door beekjes en grachten werd gevoed, opgehouden of omgeleid hebben, er aarden dammen | |||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||
rondom opgeworpen hebben in een komvorm en er vis op gezet hebben. Het waren dus zeker geen diepe vijvers. De benaming dammen (vijverdam, enz.) verwijst naar graafwerk en aarden ophopingen, eventueel versterkt met struikgewas en riet. Ook de aanleg van savooren en vergaervijvers, kleinere vijvertjes die dienden om vis tijdelijk in te bewaren, nabij de grote vijvers, herinnert aan artificiële constructies. Houten afvoerpijpen die afgesloten konden worden regelden de toevoer en de afvoer van het water, zodat het waterpeil op de gewenste hoogte werd gehouden. | |||||||||||||||||
Een droog jaarHet was de gewoonte om de 9 jaar het water uit een vijver te laten lopen, de vijver te kuisen, de oevers en de dammen te versterken en alles op punt te stellen voor een volgende cyclus van 9 jaar. Dit jaar zonder water heette het droog jaar van een vijver (Biekorf 1966, 208). Waarom juist 9 jaar werd genomen kan verband houden met de wijze van verpachten in termijnen van 3-6-9 jaar net zoals de landpachten. De aankweek van viszaad tot volwassen vis duurde meer dan een jaar, ja soms een veelvoud van 3 jaar. Wie over verscheidene vijvers beschikte kon het zo regelen dat hij ongeveer om het jaar een droge vijver had en op de andere vijvers vis kon vangen. In Maldegem kwamen ook andere termijnen voor, nl. 11 jaar (Biekorf 1966, 208). | |||||||||||||||||
VissoortenKarper was ongetwijfeld de meest voorkomende vissoort, maar ook andere vissen als snoeken, baarsen en brasems werden gekweekt (Biekorf 1981, 217). De naam palinckvyver herinnert aan de teelt van paling (Biekorf 1992, 250). Ook in Maldegem kwam paling voor (Biekorf 1966, 208). Over de aangewende kweekmethodes is niets bekend, evenmin over het visalaam zoals netten, lijnen, fuiken en dergelijke. | |||||||||||||||||
Aantal vijversEr zullen honderden visvijvers in het Brugse Vrije gelegen hebben. In Maldegemveld alleen al waren er boven de 80 (Biekorf 1966, 207). En in afgezonderde kleinere heidege- | |||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||
bieden zoals het Ardooie-Veld, vooral gelegen op Ardooie en een stukje op Meulebeke en Ingelmunster lagen er in 1780 nog altijd 14 vijvers. Aalter had in 1572 meer dan 400 hectaren vijversGa naar voetnoot(8). Enkele gemeenten met vele vijvers waren o.m. Ruddervoorde (Biekorf 1966, 157), Lichtervelde, Oedelem, Oostkamp, Waardamme, Torhout, Beernem, Wingene, Tielt, Ruiselede, Knesselare, Zedelgem, Zerkegem, Zwevezele, Egem, enz. kortom alle gemeenten die in het Brugse Vrije bekend staan om hun veldtoponiemen en onvruchtbare heidegebieden. In het bos van Wijnendale waren er begin 1700 nog 8 vijvers, maar in dit bosrijk gebied lagen er beduidend minder dan in de meer uitgesproken heidestrekenGa naar voetnoot(9). | |||||||||||||||||
Tot wanneer?De meeste auteurs laten de ideale visvijvertijd eindigen omstreeks 1750-1770 (Biekorf 1992, 251). De redenen voor deze plotse achteruitgang en zelfs de definitieve ondergang van de visvijverteelt in dit gewest werden nog niet nagegaan. Te dien tijde werden door de Oostenrijkers nieuwe en goede wegen aangelegd. Werd het hierdoor mogelijk dat de zeevis vlugger en dieper het binnenland inging? Heeft een veranderde smaak de bevolking meer voor zeevis doen kiezen? Of werden er minder vasten- en vleesdervingsdagen door de Kerk voorgeschreven? Zeevis kan verduurzaamd worden door te drogen of te zouten, iets wat niet gebeurde met zoetwatervis. Ook rond die tijd is het dat de heiden en velden door talrijke ondernemers in bos of bouwland werden omgewerkt. Wellicht was goed bouwland of een bos meer rendabel dan een vijver waar alleen maar vis werd voortgebracht? | |||||||||||||||||
Een vorm van klein kapitalismeZoetwatervisserij was in zekere mate een klein kapitalistisch bedrijf. De investeringen gingen de mogelijkheden van een kleine landman uit de heidestreek te boven. Men moet over een ruim terrein beschikken, pacht betalen, veel graafwerk verrichten en aanplantingen doen, dan vis steken en na | |||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||
veel arbeid en zorg nog jaren wachten op de opbrengst van de eerste vangst, bijgevolg een investering op termijn aankunnen (Biekorf 1989, 410-411). | |||||||||||||||||
Verhouding met het visambacht in de stedenNu en dan komt het voor dat viskooplieden uit de stad (Brugge) ook visvijvers uitbaatten (Codde) (Biekorf 1966, 295Ga naar voetnoot(10). De Coddes baatten de vijvers uit door de hulp van een of meer casteleins die ter plekke de zaken voor hen volgden en uitvoerden. Er bestonden dus zeker sommige raakpunten tussen de zoetwatervisserij uit het heidegebied en de zeevisserij met de ambachten uit de steden, maar de juiste verhouding moet nog... uitgevist worden. | |||||||||||||||||
En de riviervisserij?Hier en daar vindt men in denombrementen van heerlijkheden en lenen iets over het visrecht in waterlopen en rivieren te lande. Maar hiermee houdt onze wetenschap ook op. Wij weten dat er mocht gevist worden en dat er werkelijk gevist werd in bv. de Mandel en de Leie, maar over de omvang van deze bedrijvigheid weten we zo goed als niets. Ook zijn geen details bekend over de vangstwijze en dergelijke. De grafelijke domeinrekeningen en sommige stadsrekeningen (Brugge) kunnen hier zeker nuttige gegevens bevatten. | |||||||||||||||||
BenamingenAl deze vijvers droegen kleurrijke en suggestieve namen. In de toponymie komen echter veel vijvernamen voor met de aanduiding land, bos, weide. Ongetwijfeld betreft het hier vijvers die naderhand omgewerkt werden in bouwland, bos of weide. Bij De Flou staan honderden zulke vijvernamen genoteerd. Oudere citaten uit de tijd dat de vijver werkelijk nog als vijver uitgebaat werd kon De Flou in veel mindere mate aanhalen. Ook moet men er rekening mee houden dat | |||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||
het niet onmogelijk is dat vijvers, die zo gemakkelijk aan te leggen zijn of weggewerkt kunnen worden, wel eens van plaats konden veranderen, als men ze bv. hergroef, er een betere plaats voor opzocht of om nog andere redenen. Zo staan bij De Flou sommige vijvers, die wellicht één en dezelfde vijver zijn vaak onder meer dan één gemeente ingeschrevenGa naar voetnoot(11). | |||||||||||||||||
Cartografisch materiaalOp enkele individuele gevallen na staan de vijvers gewoonlijk niet weergegeven in de landboeken en de ommelopers van de dorpen. Veld en heide waren immers niet belastingsplichtig en werden daarom meestal niet in kaart opgenomen in de landboeken. Dus werden ook de vijvers in deze velden niet in kaart gebracht. Wel werden ze afzonderlijk ergens gerepertorieerd omdat een vijver toch als een winstgevend bedrijf in de belastingsrollen werd aangeslagen. Maar in een landboek zal men meestal vruchteloos de kaart of het plan van de vijvers zoeken. Ferraris, die pas met zijn metingen begon toen de bloeiperiode van de vijvers al voorbij was (ca. 1773) heeft er nog tientallen getekend op zijn kabinetskaart. Andere, minder nauwkeurige en algemene landkaarten van het graafschap Vlaanderen geven in de besproken gebieden wel een aantal stipjes en vlekken weer die vijvers moeten verbeelden, maar deze tekeningen zijn zo onnauwkeurig dat ze zeker de precieze oppervlakte of het juiste aantal vijvers niet weergeven. Ook kan men vaststellen dat sommige kaarten zonder wijziging alles van een vorige kaart overnamen terwijl dan weer andere kaarten een ‘vijverpatroon’ aangeven dat totaal verschilt van de werkelijkheid. Deze afbeeldingen zijn niet het resultaat van opmetingen of onderzoek ter plekke, zij willen alleen aanduiden dat er in deze streek vijvers lagen in een betrekkelijk groot aantalGa naar voetnoot(12). | |||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||
Wie was eigenaar van de vijver?Aangezien heide en onvruchtbaar veld vóór 1795 niet werd uitgetekend op de kaarten van de ommelopers en de oude kadasterbescheiden, om reden dat ze officieel niets opbrachten, weten we daarom soms niet wie de juiste eigenaars van de vijvers waren. In Lichtervelde was dit de dorpsheer, maar in Ardooie waren deze vijvers eigendom van een aantal private personen, landbouwers uit Ardooie. Geval per geval zou moeten onderzocht worden wie er eigenlijk eigenaar was van de heide en wie eigenaar was van de vijvers. Wij achten het niet onmogelijk dat een vijver, t.t.z. de watermassa, eigendom was van iemand anders dan de eigenaar van de heidegrond waarop hij lag. Welke verwikkelingen daaruit konden voortvloeien moet nog bekeken worden. Vermoedelijk eerder uitzonderlijk waren er enkele vijvers die in leen uitgegeven waren en dus een element waren in het feodaal systeem, o.m. in Zerkegem (Biekorf 1966, 295). Veld werd ter ontginning ook vaak verpacht in langlopende cijnzen. Wat er dan met de vijvers gebeurde bij dergelijke vercijnzingen is niet duidelijk. | |||||||||||||||||
Iconografisch materiaalTot op heden zijn ons geen afbeeldingen, schilderijen of prenten bekend die een oude visvijver voorstellen of die onze zoetwatervissers in die vijvers afbeelden in hun visvangst. Het veld en de vlakke watermassa van de vijvers uit het eentonige landschap van de oude heidegebieden ten zuiden van Brugge hebben blijkbaar maar weinig kunstenaars uit vroegere dagen geïnspireerd.
Het komt ons voor dat de gegevens die sinds jaren in Biekorf over dit onderwerp verschenen zijn aan een samenvatting toe zijn. Zij kunnen de aanzet vormen tot een bredere en diepere studie over het verschijnsel van de zoetwatervisserij en de visvijvers in het Brugse Vrije en zelfs daarbuiten. Het gaat hier om een tot op heden weinig ontgonnen terrein, dat belangrijker is dan men op het eerste gezicht zou vermoeden en in alle geval de moeite waard is om er grotere aandacht aan te besteden dan tot op heden het geval was. L. Van Acker | |||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||
BijlageSchatting van visvijvers in 1648 in Lichtervelde en RuddervoordeOpden 9sten decembris 1648 hebben wy Laureins Werbrouck als ghecooren man van weeghen mevr. Adriaene de Gros, douagiere van mheer Pieter de Maude, in zyn leven heere van Verbois, ende Pieter Coorne, ghecooren man van weeghen dheer Jacques Logghe, baillu, mitsgaeders Pauwels van Aelmeersch, ghecooren man van weeghen mr. Pieter Rogiers, in pachte ghehouden hebbende oft noch houdende vanden heere van Lichtervelde ende bevonden de naerschreven vyvers volghende het verclaers van Pauwels van Aelmeersch ende Boudewyn Huughe die in eede ghestelt zyn gheweest neffens ons inde vierschare van het Pausche ende Vyfversche op den 3den der maent voorschreven, ghepresen ende gheextymeert wat nombre van vis daerop zoude mooghen ghespyst woorden omme de schaede daer by ghevought te woorden
| |||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||
Ende alsoo by deselve sententie oock wort gheordonneert te doene de extimatie van het quytschelt van pacht vande zelve vyfvers is ons niet wel mooghelyck gheweest te begrooten nemaer naer advenante van verlies behoorde wel quytschelt van pachte te volghen. Aldus dese prysie ghedaen by ons mannen ende in versoucke als int prohemium bekent staet nae onse beste wetenschap ons toorconden date als vooren (w.g.) L. Werbrouck
tmarcq van Pauwels van Aelmeersch tmarcq van Pieter Coorne tmarcq van Boudewyn Huughe | |||||||||||||||||
Localisatie van deze vijvers bij De Flou
|
|