Biekorf. Jaargang 95
(1995)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 383]
| |
Kartografische belangstelling in Ieper tijdens de 17 de eeuwVorig jaar kwam, naar aanleiding van de tentoonstelling Eenheid op papier: kaarten der Nederlanden van Keizer Karel tot Willem I (Leuven, 5 oktober - 4 december 1994), onverwacht een composiet-atlas uit Belgisch privé-bezit aan het licht. Een composiet-atlas kan worden omschreven als een verzamelband met losse kaarten waarvan de inhoud door de samensteller-bezitter wordt bepaald. De Nederlandse cartografiespecialist H.A.M. van der Heijden werd onmiddellijk getroffen door de uitzonderlijke kwaliteit en de zeldzaamheid van de kaarten die deze atlas bevat. Onmiddellijk stelden zich twee aandachtspunten: een exacte identificering van de kaarten en een onderzoek naar de mogelijke samenstellers. Het eerste punt werd intussen tot een goed einde gebrachtGa naar voetnoot(1); graag gaan we hier op de vraag van de heer van der Heijden in om het milieu van ontstaan nader te bekijken.
De composiet-atlas bevat 68 losse kaarten die werden uitgegeven tussen 1570 en 1639. Verscheidene kaarten zijn eerste staten van heel zeldzame exemplaren. Maar ook de meer courante kaarten blijven bijzonder daar ze geen rugteksten bevatten. Daar de oorspronkelijke orde van de atlas onherstelbaar was verstoord, stelde H.A.M. van der Heijden een nieuwe classificatie op met het volgende resultaat: 2 historische kaarten, 5 wereldkaarten, 6 kaarten van werelddelen, enkele kaarten van Groot-Brittanië en Ierland, Frankrijk en Spanje en tenslotte 43 kaarten (van delen) van de Nederlanden. Het overwicht van de Noordelijke provinciën (Holland, Friesland, Zeeland, Gelderland, enz.) in de laatste categorie doet op het eerste gezicht vermoeden dat de samensteller in de Verenigde Provinciën dient te worden gezocht. Het feit dat de kaarten overwegend in het licht werden gegeven door kaartmakers en/of uitgevers die in de Noordelijke Nederlanden actief waren (Blaeu, Janssonius, Visscher, Hondius, e.a.), lijkt dit te bevestigen. | |
[pagina 384]
| |
Toch lijkt dit besluit wat voorbarig. Vooreerst mag er worden van uitgegaan dat de bewaarde kaarten slechts een onderdeel vormen van de oorspronkelijke verzameling. Bovenaan de handschriftelijke alfabetische lijst (17de eeuw) met aanduiding van de kaarten die in de composietatlas steken staat To 5. Dit lijkt ons een verwijzing naar het Vijfde deel uit een reeks atlassen, wat inhoudt dat de bewaarde kaarten uiteindelijk slechts een fractie uitmaken van de oorspronkelijke verzameling. Daarnaast is het evident dat de Noordelijke Nederlanden als zwaartepunt van de toenmalige kartografie het leeuwedeel van de kaarten leverden. Het aandeel van de Noordnederlandse kaartmakers in de Europese kaartproduktie van de eerste helft van de 17de eeuw was zo groot, dat het hier opvalt dat een niet onaanzienlijk aantal kaarten afkomstig zijn uit Antwerpen, overwegend (7 exemplaren) uit het atelier van de familie VerbiestGa naar voetnoot(2).
Maar het zijn vooral de handschriftelijke eigendomsmerken op het dekblad van het voorplat die naar de Zuidelijke Nederlanden en meer bepaald naar Ieper verwijzen. Daar staat immers, in twee onderscheiden handschriften, Franciscus Caron Canonicus Iprensis en C. Bulteel Canonicus Iprensis. Wie waren deze heren bezitters en kan één van hen worden aangeduid als mogelijke samensteller van deze uitzonderlijke Atlas Iprensis?
Zowel Franciscus Caron als Carolus Bulteel waren kanunniken verbonden aan het kapittel van de Ieperse Sint-Maartenskathedraal. Het waren geen tijdgenoten: kort na de intrede van Carolus Bulteel in 1679 overleed Fanciscus Caron (+ 24 januari 1681) zodat het waarschijnlijk is dat Bulteel de atlas overnam uit het bezit van Caron.
De loopbaan van Franciscus Caron in het Ieperse Sint-Maartenskapittel was niet zonder succes. Op 13 november 1638 trad hij als kersverse kanunnik aan door het verwerven van de vijfde Veurnse prebendeGa naar voetnoot(3). Zijn juridische opleiding maakte het hem mogelijk om na enkele jaren (20 juni 1651) | |
[pagina 385]
| |
de tweede prebende voorbehouden voor juristen te bezetten. In 1655 werd hij tresozier en in 1664 tenslotte kwam hij als deken aan het hoofd van het kapittel te staanGa naar voetnoot(4). Het waren zeker geen makkelijke jaren. Als hoofd van een kapittel dat de gewezen bisschop Cornelius Jansenius niet ongenegen was, verliep de relatie met de bisschop niet steeds even vlot. Dit uitte zich ondermeer in het conflict rond Jansenius' grafzerk in de Sint-Maartenskathedraal. Op het einde van zijn loopbaan, na de annexatie van Ieper bij Frankrijk, had hij daarenboven nog af te rekenen met de eigengereide kerkpolitiek van Lodewijk XIV.
Was het deze Franciscus Caron die de Atlas Iprensis aanlegde? De jongste kaart dateert van 1639 wat er op kan wijzen dat tot in dat jaar of kort erna aan de samenstelling van de atlas werd gewerkt. Dit zou kunnen samenvallen met zijn beginjaren in het Ieperse Sint-Maartenskapittel. De uitzonderlijke rijkdom en kwaliteit van de verzameling toont aan dat hier iemand aan het werk was die thuis was in het culturele en geestesleven van zijn tijd. Caron kon als priester en jurist terugblikken op een stevige opleiding maar ook de intellectuele belangstelling binnen het Ieperse kapittel van die jaren zal bevruchtend gewerkt hebben. Daar dient vooral de figuur van Antonius Sanderus te worden vermeld, die als kanunnik tussen 1625 en 1661 onregelmatig in Ieper verbleef. Het werk aan zijn grote projecten als de Flandria Illustrata en de Biblioteca Belgica Manuscripta brachten Sanderus in contact met de Europese geleerdenwereld van zijn tijd. Heel intens waren de contacten met de kartograaf en uitgever Jucocus Hondius in Amsterdam. Sanderus zocht in de dertigerjaren toenadering tot Hondius met het oog op de uitgave van de Flandria Illustrata. In 1641 tenslotte | |
[pagina 386]
| |
schoof Hondius het volledige Flandria Illustrata-project naar het eveneens Amsterdamse uitgevershuis Blaeu door, dat wellicht nog meer toonaangevend was op de Europese kaartenmarktGa naar voetnoot(5). We vermoeden dat precies in die jaren de Ieperse composiet-atlas tot stand kwam.
Franciscus Caron, de eerste van beide genoemde Ieperlingen en tijdgenoot van Sanderus, zou dus best als samensteller van de atlas in aanmerking kunnen komen. Naderhand, wellicht na zijn overlijden in 1681, kwam de kaartencollectie in handen van Carolus Bulteel.
Carolus Bulteel (1644/1654-1712) behoorde tot de kanunniken van een volgende generatie. Hij deed in 1679 zijn intrede in het kapittel en deelde dus nog twee jaar de koorbanken met Franciscus Caron. Bulteel bezette de eerste van de prebenden die waren voorbehouden aan adellijke personen. De Bulteels hadden zich vanaf de late 16de eeuw opgewerkt tot een adellijke familie van aanzien die ondermeer de heerlijkheden Reningelst, Klytte en Niepkerke (Nieppe)Ga naar voetnoot(6) bezat. In de eerste helft van de 17de eeuw werden enkele (persoonlijke) riddertitels verleendGa naar voetnoot(7). Tevens waren ze manifest aanwezig in het bestuur van Ieper en omgeving. De kerkelijke loopbaan van Carolus Bulteel had eveneens de wind in de zeilen. Nauwelijks als kanunnik aangesteld werd hij aartspriester van het bisdom Ieper (20 | |
[pagina 387]
| |
februari 1679); hij bleef dat tot zijn overlijden in 1712Ga naar voetnoot(8). Als dusdanig was hij een nauwe medewerker van de Ieperse bisschoppenGa naar voetnoot(9).Ook na zijn overlijden bleef via een rijk bezette fundatie de nagedachtenis aan aartspriester Bulteel nog lang levendig in Sint-Maartens.
Het is niet geweten wat er na het overlijden van Carolus Bulteel met deze unieke kaartencollectie gebeurde. In elk geval verwijst de atlas naar een hoogstaande cartografische belangstelling binnen het milieu van de Ieperse kanunniken in de 17de eeuw. Het resultaat van deze belangstelling wordt vandaag door kaarthistorici als ‘uitzonderlijk van kwaliteit, zeldzaamheid en waarde’Ga naar voetnoot(11) omschreven.
Ludo Vandamme |
|