Biekorf. Jaargang 95
(1995)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 352]
| |
Ellende in het Brugse vrije (oktober 1645-september 1646)De laatste fase van de 80-jarige oorlog in de Nederlanden speelde zich vooral in Vlaanderen af. De Franse troepen slaagden er in om in 1645 Mardijk (Het bolwerk van Duinkerke), Ieper, Kassel, Komen, Menen, Waasten en andere plaatsen in Vlaanderen te veroveren. Het Frans-Staats bondgenootschap maakte zelfs aanstalten om Gent en Brugge te bemachtigen, maar in het zicht van het doel maakte onenigheid tussen de beide legers een einde aan verdere samenwerking. Toch konden de Staatse troepen nog Hulst veroveren. Het volgende jaar werd de Franse opmars fataal voor Duinkerke, St.-Winnoksbergen, Veurne en Kortrijk.
Onder deze vijandelijke druk werden onze streken tot een uiterste graad van lijden gebracht. Niet alleen de door de vijand bezette gedeelten van ons land, maar ook de gebieden onder Spaanse heerschappij kregen het zwaar te verduren. Pirenne sprak in dat verband over de baldadigheid van een woeste bende avonturiers die hun opleiding opgedaan hadden in de verschrikkelijke Duitse oorlogen. Vooral de troepen van de Spaanse bondgenoot, Karel IV, hertog van Lorreinen, werden met de vinger gewezenGa naar voetnoot(1). Een uitgebreid verslag over de toestand in die jaren in het Brugse Vrije werd op 11 september 1646 in de resolutieboeken van het Brugse Vrije genoteerdGa naar voetnoot(2). Misschien overdreef de auteur wel enigszins, want het verslag werd opgesteld om een opeising van weerbare mannen te ontwijken, maar ongetwijfeld steunde een groot deel van zijn verhaal op feiten.
Het verslag werd opgesteld naar aanleiding van een brief die de leider van de burgerlijke regering in ons land, de markies van Castel-Rodrigo, op 7 september 1646 aan het Vrije verstuurde met de vraag om tegen 12 september een aantal weerbare mannen voor de duur van twintig dagen naar | |
[pagina 353]
| |
Oudenaarde te sturen. Hij kreeg vanwege het Brugse Vrije een negatief antwoord. Er werd geargumenteerd op 11 september dat het landt daertoe ieghenwoordelick gheen middelen en heeft ende dat sulcx ooc anderssins is teenemael onmogelick soo wel in het regard van(de) Provincie van Vlaenderen, in het generael als van het landt vande Vryen in het particulier. Niet alleen de inval van de leghers vande Staeten zorgden voor veel miserie en kopzorgen, maar ook de inlegeringhen vande trouppen synde ten dienste van syne ma(jestei)t soo ordinaire als auxiliaire waren een zware last voor het land. | |
Diksmuide en omstrekenDe opsomming van de wandaden van soldaten begon in de streek van Diksmuide. De prochien van desen lande ghelegen ontrent dixmuyde syn afghefourageert met het afhaelen vande vruchten bestiaelen afbreken van(de) huusen in vele platsen ende anderssins, schreef men in het resolutieboek. En enkele alinea's verder had men het over de prochien van het quartier van dixmuyde, die boven het last vande fortificatie vande selve stadt worden ieghenwoordelick alle tsamen bescreven van drye zyden soo omme te fortifieren de stede van Meenene by sconincx volck weder inne ghenomen mitsg(aede)rs de voornoemde stadt van dixmuyde als om te fortifieren de stadt van Cortrycke by de francoisen verovert waerdeure sy ghecommen syn tot eene perplexiteyt ende apparente dangier van irresponsable inconuenienten soo dat hemlieden niet anders en resteeert dan te soucken eene schuylplatse daerden noot e(nde) fortune hun soude moghen dryven.
Dat de dorpen rond Diksmuide inderdaad het toneel waren van veel soldatenrumoer, bewezen nog andere notities uit het resolutieboek. Op 12 oktober 1645 kwamen de berijder en de hoofdmannen van Esen en Woumen raad vragen aan de heren van het Vrije. De Fransen, die op dat moment Armentières en Menen, en andere stercke platsen ligghende up de leye hadden ingenomen, hadden onlangs Hooglede, Oostnieuwkerke en Westrozebeke een brandschatting opgelegd. Vermits de inwoners van Esen en Woumen ingelicht waren dat eenzelfde opeising vanwege de Fransen ook binnenkort hen te wachten stond, vroegen zij om advies. Het Vrije besloot op zijn beurt om over die kwestie advies | |
[pagina 354]
| |
in te winnen bij de markies van Castel-Rodrigo, maar men kon vermoeden dat de hoofdmannen uiteindelijk weinig keuze hadden, want de Fransen dreigden hun dorpen te komen platbrandenGa naar voetnoot(3).
Op 15 november 1645 kwamen vanuit diverse plaatsen klachten binnen bij het Vrije over de daeghelick foelen exatien dyverien ende pillaigien die door twintig regimenten, zowel paardevolk als voetvolk, o.l.v. markies de Ruolon (?) werden begaan. Vooral in de parochies Vladslo en Beerst, en van daaruit in de dorpen richting Brugge, hadden zij op 13 en 14 november veel paarden en koeien gestolen, hemlieden allomme hebbende ghecomporteert als waerachtiche vrybuuters niet meer ofte min al of het landtGa naar voetnoot(4).
Een maand later, op 22 december 1645, was het weer de beurt aan Beerst om met klachten naar het Vrije te komen. De inwoners van Beerst kregen op 10 december het bezoek van een compagnie ruiters o.l.v. kapitein Antonio de la Cueva. Het marsbevel hield in dat ze één nacht in Beerst moesten overnachten en de volgende dag moesten doorreizen naar Torhout, maar intussen bevond de compagnie zich al twaalf dagen op het grondgebied van Beerst. Dit leidde tot totale ruine ende desolatie van diere, daerdeure sy ghecommen syn tot sulcx aermoede ende desperatie dat sy verclaersden ghedwongen te wesen hemlieden met forse te doen delogeren ende daer sy resisteerden doot te slaene ofte dat sy van hemlieden souden moeten doot gheslegen worden, als sulckdanigh overlast niet meer cunnende lyden nochte supporteren. Het Vrije beloofde een brief te schrijven aan de commandant van de compagnie in Beerst met de eis binnen de 24 uren te vertrekken. Bovendien kregen de klagers de raad een lijst op te stellen van de geleden schade per persoonGa naar voetnoot(5).
Eén en ander zorgde in Beerst uiteraard voor een gespannen situatie. De grootste problemen tussen inwoners | |
[pagina 355]
| |
en soldaten gebeurden ten tyde de compagnie vanden capitein Camargo te Beerst is ghecommen vande wyntere. De wagen van een vinendier werd geplunderd in de omgeving van het patte straetken. Voorts hadden enkele leden van de burgerwacht van Beerst 's nachts een groep van vier à vijf soldaten beroofd ten huize van Pieter Allemeers. Twee van die soldaten overleden kort nadien, wellicht aan hun verwondingen. De buit werd ten huize van Clays Vonderlinck onder mekaar verdeeld, maar twee dagen later werd alles weer ingezameld op initiatief van de koster en de pastoor in het huis van de koster en teruggegeven aan de soldaten, omdat met had vernomen dat omtgonne voorschreven groote swarighede soude commenGa naar voetnoot(6).
Ook elders in de omgeving van Diksmuide was de toestand gespannen. In Vladslo werd rond 1 oktober 1645 Roelant Bouckenhove doodgeschoten door een ruiterGa naar voetnoot(7) en op 11 maart vroegen de schepenen van het Vrije inlichtingen bij kapitein Dosco van Diksmuide nopende tfaict van een ghevanghen lantsmanGa naar voetnoot(8). Op 6 mei 1646 trokken de schepenen van het Brugse Vrije naar Diksmuide om een onderzoek in te stellen naar seker ongeluck geschiet inden persoon vanden fourier vanden Cap(itey)n Pontamonsar op de prochie van BeerstGa naar voetnoot(9). Op 21 juni werd Christiaen Decorte over deze zaak (er werd nu al gesproken over een moord) ondervraagdGa naar voetnoot(10). | |
Camerlincx AmbachtDe resolutie van 11 september 1646 bericht verder over de moeilijkheden in Camerlincx Ambacht. Synde ieghenwoordelick ghecommen ende blyven ligghen binnen het ambacht van camerlincx de trouppen vande marquis de Carasena, Naerdien sy Veurne hadden inghenomen, die alle de luyden spolieren rooven plunderen destroieren hunne meublen bestiaelen vruchten ende huysinghen ende gheheele prochien pillieren, selfs met vele barbare acten van vrauwe cracht, plunderen van kercken met de goederen | |
[pagina 356]
| |
daerinne ghebercht namentlick met het profaneren ende misbruucken vande heilighe sacramenten, daer nochtans tselve quartier generaelick was overvallen met het logement van vrauwen ende babaige van diversche regimenten, die bij pure nieuwichede... inden somer te lande waert worden ghelogiert, ende voorts met voorgaende immediate logementen den gheheelen wynter gheduerende van Spaignaerts Yerschen ende duytschen, die van ghelycken seer barbarelick aldaer hadden gheweest.
Nochtans had het Brugse Vrije bij het begin van het logement van deze laatste troepen direct maatregelen genomen om ongeregeldheden te voorkomen. Alle dorpen moesten een behoorlijke wacht oprichten ieghens alle vuytloopers overlast ende desordres ende dat upde plaetsen daer de meeste passaige valt. Elke burgerwacht moest een korporaal aanduiden en zich degelijk bewapenenGa naar voetnoot(11). In Leffinge slaagde zo'n burgerwacht erin om in het begin van juni 1646 enkele soldaten gevangen te nemenGa naar voetnoot(12).
Toen er op 22 maart 1646 sprake van was dat de beruchte compagnie van don Antonio de la Cueva in de dorpen Middelkerke, Mariakerke en Wilskerke zou komen logeren, stelde het Brugse Vrije alles in het werk om dit af te wimpelen. Deze compagnie zou daar het ontschepen van de vijand tussen Oostende en Nieuwpoort moeten verhinderen. In zijn negatief antwoord stelde het Vrije dat op die plaats geen groot leger kon ontschepen en dat deze dorpen reeds last hadden van de troepenlogementen in Gistel en Oudenburg. Bovendien vreesden de bestuurders van het Vrije dat Camerlincx Ambacht leeg zou lopen als gevolg van deze nieuwe overlastGa naar voetnoot(13).
De aanwezigheid van soldaten in het ambacht zorgde, voor zover wij konden nagaan, voor één dodelijk treffen tussen burgers en militairen. Begin juni 1646 werd Antheunis Boydens in Mariakerke doodgeschoten door soldatenGa naar voetnoot(14). | |
[pagina 357]
| |
Rond Gistel en OudenburgEen derde gebied dat door de heren van het Vrije als bijzonder getergd aangeduid werd, was de streek rond Gistel en Oudenburg. Het logement aldaar van Spaanse, Ierse en Duitse troepen belastte niet alleen Camerlincx Ambacht, maar vormde ook een serieuze hypotheek op de welvaart van de dorpen in de omgeving van beide steden. De prochien ontrent Ghistel ende Oudenburgh ooc ten selven tyde enormelick ghetravailleert gheweest, gaat de klacht op 11 september 1646 verder, die selfs eenighe prochien aldaer in het gheheele hebben ghedevasteert, daertoe noch ieghenwoordelick diversche trouppen van de selve natien commen omgheloopen ten gheene andere dienste ende effecte dan om tghemeente te tyranni-seren ende als slaeven te traiteren alwaer sy bovendien by puere moetwillichede eenighe hofsteden in brande hebben ghesteken.
Omstreeks 21 oktober 1645 werden inderdaad op bevel van de militaire bewindvoerder in de Spaanse Nederlanden, Piccolomini, negen compagnieën van het regiment van kolonel del Campi met bagage en vrouwen in de parochie Gistel gelegerd, terwijl de vijf resterende compagnieën onderdak moesten vinden in Gistel en Oudenburg. Er werd besloten om ze te legghen ende logieren binnen de huusen ende hoven vande selve prochien, zoo wyt ende breet alst eenighsins doenelick wiert met expres last ende bevel dat sy hemlieden sullen moeten te vreden houden met de daeghelickxsche cost vande landsman sonder yet afte heeschen ofte pretenderen in eenigh manieren. Om rovende benden te bestrijden moesten alle dorpen uit de omgeving zich voorzien van een goed gewapende wacht. Personen die niet voldoende meewerkten met deze burgerwacht, werden met boetes bedreigd: 30 stuivers voor wie niet waakte, 10 stuivers voor wie te laat of niet op de parade verscheen en 12 stuivers voor wie zonder toelating de wacht verlietGa naar voetnoot(15).
Dat één en ander niet verliep volgens de afspraken, bleek al op 15 december 1645. Toen vaardigde het Vrije een resolutie uit waarbij het houden van de wacht werd herhaald. | |
[pagina 358]
| |
Mensen die in de dorpen uit de omgeving van Gistel en Oudenburg last hadden van soldaten die er zich met geweld wilden vestigen, moesten dit dadelijk aan het Vrije laten weten. Bovendien werd aan de hoofdmannen opdracht gegeven om in noodgevallen andere dorpen te gaan helpenGa naar voetnoot(16). Wellicht verminderden de diefstallen en plunderingen na 23 januari 1646, toen het Vrije een secours in het generael van ses duusent guldenen ten behouve vande compagnien vande regimenten vande Yersche ende duytschen ghelogiert ieghenwoordelick binnen de steden ende prochien van Ghistel ende Oudenburgh ontving. Het geld zou echter ook gebruikt worden om de plunderingen van de troepen van de la Cueva in Beerst te vergoedenGa naar voetnoot(17).
In de regio Gistel-Oudenburg troffen we twee ernstige ongeregeldheden aan met dodelijke afloop. Begin juni 1646 schoten inwoners van Zerkegem een ruytter van het volck vande commissarissen generael Croy doodGa naar voetnoot(18). En in september 1646 werd Lieven van Bevere vermoord door een groep soldaten die kwam van ZandvoordeGa naar voetnoot(19).
Een rel met minder erge gevolgen vond plaats op 11 maart 1646 in Westkerke. Matthijs Bestemayer van het regiment van don Carlo Campi, dat in Diksmuide was gelegerd, bezocht op die dag de hoofdman van Westkerke. Hij eiste genoegdoening voor het geld dat hem ten huize van Jacques Louis ontstolen was ten tijde dat hij daar logeerde, toen de bagage van het regiment daar was. De man dreigde met geweld ten einde zijn 21 gestolen ponden terug te krijgenGa naar voetnoot(20). | |
Ten noorden van BruggeDe dorpen ten noorden van Brugge waren er volgens het schrijven van 11 september 1646 niet beter aan toe. Gedurende de hele zomer hadden zij moeten ontfanghen diversche trouppen van nieuwe Ingelsche soldaeten vuijt zee ghecommen alwaer nogh een deel vande selve met hunne | |
[pagina 359]
| |
colonel is ligghende, die tot gheenen dienst tzy binnen de voornoemde stede van Audenaerde ofte elders en worden geemploieert, ende daerentusschen niet anders doen dan daeghelicx de passanten ende vluchtende personen af te stroopen, ende boven dat tselve quartier wort afgheloopen by ghewapende trouppen com(m)ende vuyt de leghers, vuyt de garnisoenen van Oostende Blanckenberghe Brugghe Damme ende forten voor Sluus, soo dat vele landen ende hofsteden daerdeure worden gheabondeert ende vuegelwee ligghen. In het archief vonden we over de militaire overlast in deze streek één concreet voorbeeld terug. Op 6 juli 1646 verwondden drie soldaten van het fort van Blankenberge Mahieu Gossens in LissewegeGa naar voetnoot(21).
Niet alleen de zomer van 1646 was ellendig geweest voor de streek ten noorden van Brugge, ook de zomer van 1645 had zijn sporen nagelaten, ter causen vande ruyne aldaer ghecauseert door den legher vande prince van Oraignen. Tengevolge van die bezetting door Staatse troepen bekwamen Lapscheure, St.-Cathelijne buiten Damme, Waterland, Moerkerke, Sijsele en Isendyke kwijtschelding van belastingen tot 3555 ponden 1 schelling groteGa naar voetnoot(22). | |
Langs de ZuidleieHet kanaal Brugge-Gent was een permanente zorg voor het Brugse Vrije. Dit was immers een geschikte frontlijn om de invallen vanuit het noorden op te vangen. Dat betekende uiteraard dat de dorpen langs het kanaal nagenoeg permanent met vreemde troepen opgescheept zaten. Ook in 1646 was dit het geval. Synde ten surpluuse de prochien ande cant vande Zuudleye teenemael veraermt deur het logement ende inlegheringhe vande trouppen vanden hertoghe van loreine ende van andere natien, ging het relaas van 11 september 1646 verder. De troepen van de zo gevreesde hertog van Lorreinen maakten het ook bont in de omgeving van Brugge. In december 1645 onderzocht het Vrije in St.-Michiels, St.-Andries, St.-Baafs en St.-Salvators | |
[pagina 360]
| |
de schade die de inwoners geleden hadden door het leger van LorreinenGa naar voetnoot(23). Eén van de soldaten uit dit leger, Glaude Laroze, verloor op 31 augustus 1645 in St.-Andries het leven met een schote van een roer. Of het hier een conflict betrof tussen soldaten, ofwel over een ruzie met burgers ging, is niet duidelijkGa naar voetnoot(24).
De dorpen langs het kanaal Brugge-Gent werden het slachtoffer van een Franse brandschatting. Dit laatste gebeurde in november 1645 toen de posten upde selve zuutleye waeren verlaeten ende onvoorsien van soldaeten vanden coninck. Dat gaf de Fransen de gelegenheid om nagenoeg dagelijks het kanaal over te steken en de dorpen te brandschatten. Een ander gevolg van de onbewaakte Zuidleie was dat het martschip van Brugghe up Ghendt ende reciproquelick het ghone van Ghendt up Brugghe niet en waren passerende ende dat alsoo alle passaigien, soo te lande als te water waren onvry. Eén en ander kwam ook doordat de Staatse troepen Hulst en omgeving hadden ingenomen.Ga naar voetnoot(25) | |
Nog moeilijkhedenDe Fransen brandschatten meer dan alleen maar de dorpen langs de Zuidleide. In Woumen, Esen, Zarren, Klerken, Beerst, Leke, Gistel ende diversche andere selfs van Leffinge, aartryke ende jabbeke vonden Franse opeisingen plaats in oktober 1645. Haver, hooi en stro moest geleverd worden voor het magazijn van Menen en oorlogsschatting moest betaald wordenGa naar voetnoot(26).
In juni 1646 schopten enkele dronken soldaten herrie in Bredene. Ze drongen de huizen binnen, o.a. bij hoofdman Jacques Serou en bij Bertram Dubois. Bij Serou dreigden ze de knecht dood te schieten en het huis in brand te steken, en de molen plat te branden. Joos Maes, die de soldaten in een herberg om hun paspoort vroeg, werd met de dood bedreigd. Eén van de soldaten, Adriaen Maerten, werd gevangen genomen, maar kon zich 's nachts bevrijden. Hij | |
[pagina 361]
| |
trok naar het huis van de hoofdman en wilde hem met een capper het hoofd klievenGa naar voetnoot(27).
In het begin van dezelfde maand liep een troep ronddolende soldaten in Snellegem. Zij eisten geld, maar kregen slechts één pond per man. Om hun woede te bekoelen bezochten zij de eerste boerderij die ze ontmoetten en beroofden er de boer, Hubrecht de Zoppere. De landslieden van Snellegem vernamen deze feiten, achtervolgden in groep de plunderaars en konden ze overmeesterenGa naar voetnoot(28). | |
Problemen bij belastingsinningIn de loop van het jaar 1646 bleven de klachten nog toestromen, en met de regelmaat van een klok notuleerde het Brugse Vrije deze in haar resoluties. Op 6 mei 1646 werd geschreven dat het logement van de soldaten gedurende vele maanden moest leiden tot het ruïneren van het landGa naar voetnoot(29), terwijl op 12 mei weeral geklaagd werd over groote rudessen ende rooverien van soldatenGa naar voetnoot(30).
Vagebonden en soldaten die in grote groepen al rovend en plunderend langs de wegen trokken, waren een alledaagse plaag. Op 30 juni 1646 kregen de hoofdmannen van Bovekerke en Koekelare toelating om in te gaan op de uitnodiging van hun Kortemarkse ambtsgenoot om gezamelijk op te treden tegen deze benden en ze gevangen te nemenGa naar voetnoot(31).
De toestand in het Vrije was effenaf dramatisch, en zo klonk ook het slot van de resolutie van 11 september 1646. Het land was in de miserie gedompeld en werd niet geholpen, hoewel de inwoners nochtans wel behoorden gheholpen ende ghesecoureert te worden als ghetrauwe ondersaeten ende vasallen van syne majesteit die sy continuelick hebben ghedient met het accorderen en(de) upbrynghen vande successieve beden ende subsidien mitsg(aede)rs het furnieren van alle slants lasten ende | |
[pagina 362]
| |
middelen, synde principalick te beclaeghen dat ieghens de extremiteyten in tyden ende wylen heeft cunnen voorsien worden by behoirlicke middelen ende onderhouden van goede ordre ende discipline miliaire, soo nochtans niet en is geschiet, selfs en is noyt van dierghelycke violentien rooverien pillaigen ende abominable acten namentlick vande moorden onlancx gheperpetreert eenighe correctie ofte justitie ghedaen tsy by de militaire overheyt ofte andere die sulcx toestaet, omme welcke redenen ende motieven den raedt soude believen texcuseren het landt vanden vryen van te senden weerbaere mannen om te beweren andere steden ofte platsen twelcke syn selven niet en can helpen nochte defenderen.
Twee dagen later, op 13 september 1646, klopten enkele hoofdmannen bij het Vrije aan. Zij betoogden dat het onmogelijk was dat de pointingen en de zettingen konden geïnd worden, doordat ettelicke hofsteden ende landen waeren vague ligghende onghebruuckt ende vueghelwee deur den ieghenwoordighe devastatie vanden lande. Deze hoofdmannen moesten een lijst opstellen van de braakliggende gronden in hun dorp en zouden een evenredige vermindering voor hun grondbelasting verkrijgenGa naar voetnoot(32).
Veel dorpen slaagden er niet in om hun belastingen te betalen. Uit volgende dorpen kwam voor het jaar 1646 geen enkele belasting binnen: Ettelgem, Oudenburg, Zandvoorde, St.-Cathelijne en Mariakerke uit 's Heerwoutermansambacht; Snaaskerke, Leffinge, Slijpe, Middelkerke, en Westende, uit Camerlincxambacht; Vladslo, Beerst, Keiem, Leke, Schore en Noortover uit Vladslo-ambacht; Houckevliet geseit Cappelle, Westkerke, Roksem, Bekegem en Zerkegem uit Gistelambacht; Zerkegemambacht, Stratenambacht, Jabbeke, Woumen, Esen, Zarren, Bovekerke, Koekelare, Ichtegem en Eernegem. Sterk verminderde belastings-opbrengsten waren er bovendien in Zuienkerke, Oudenburghoek, Aartrijke, Gistel-parochie, Moere, Snellegem en Zedelgem. Bij de appendante en contribuante landen van het Brugse | |
[pagina 363]
| |
Vrije betaalden Lichtervelde, Koolskamp, Ardooie, Merkem en Oostkamp (met Beernem, Ruddervoorde, Waardamme, Wingene en Zwevezele) geen belastingen. Sterk verminderd waren de inkomsten uit de heerlijkheid Erckeghem, uit Beveren (Roeselare) en het Land van Wijnendale, waar alleen het gebied Torhout-buiten een belasting binnenbrachtGa naar voetnoot(33). De buitengewone belastingen van het Brugse Vrije van september en oktober 1646 en van januari 1647 bleven zelfs in nog meer dorpen volledig onbetaald. Nu bleken ook Stene, Aartrijke, Gistel-parochie, Moere, Zande, Snellegem en Zedelgem niet genoeg opbrengsten te hebbenGa naar voetnoot(34). Vele van al de bovenvermelde gebieden zaten ook nog het volgende jaar met betalingsproblemenGa naar voetnoot(35).
Niet alleen de rijke boeren waren het oorlogsgeweld op het platteland ontvlucht. Ook vele gewone dorpelingen hadden een onderkomen gezocht in veiliger steden. Op 17 november 1646 bleek zich in Brugge zelfs een probleem voor te doen met dat soort van vluchtelingen. Vele inwoners van het Brugse Vrije vond men er ligghende aldaer up de straeten ende onder de lijnwaethaele vergaende ende stervende van onghemack ende by ghebreke van noodtdruft. De Bruggelingen wilden hen niet opnemen in de eigen hospitalen of kloosters. Het Vrije besloot zelf iets te ondernemen om het lot van deze vluchtelingen te verzachtenGa naar voetnoot(36). Koenraad Vandenbussche |
|