Biekorf. Jaargang 95
(1995)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4]Tulpomanie in Ieper?De tulp is een importproduct uit Klein-Azië, meer bepaald uit Turkije en Perzië. Conrad Gesner (1516-1565) zou de eerste Westerse botanicus zijn die in 1561 de tulp wetenschappelijk beschreven heeft. Maar de naam van de Vlaming Ogier Gisleen van Busbeek (1522-1592) zal onafscheidelijk verbonden blijven aan de introductie van de tulp in Zuid-Nederland. Het zaad en de knollen van de eerste tulpen in onze streken waren immers afkomstig van deze Westvlaamse diplomaat die van 1554 tot 1562 aan het Turkse Hof had verbleven en van daaruit een meer dan alledaagse verzameling zeldzame planten, waaronder de tulp, de iris en de vlierboom, en allerlei nieuwe wetenswaardigheden had meegebrachtGa naar voetnoot(1). Hij is het ook die de turkse naam tulipaan aan deze vreemde bloem heeft gegevenGa naar voetnoot(2).
Eigenlijk was Busbeek niet de eerste Westvlaming aan het Hof te Constantinopel. Cornelis de Sceppere uit Nieuwpoort had voordien reeds als diplomaat verbleven bij de Turken. Alhoewel de Sceppere geschriften naliet, weten we toch niet of hij tulpen of andere bloemen naar ons land heeft meegebrachtGa naar voetnoot(3).
Maar wij mogen voor zeker aannemen dat er kort na 1562 reeds tulpen groeiden in de omgeving van Busbeeks kasteel, in de streek rond Ieper-Menen-Wervik. Busbeek was immers | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||
geboren in Komen en als heer van Busbeek (Bousbecque, Nord, Fra.) was deze omgeving zijn geboortestreek en zijn thuishavenGa naar voetnoot(4). Het was eveneens Busbeek die de beroemde geleerde Clusius (1526-1609) in 1573 een tulpenbol schonk.
De rij der eminente plantenliefhebbers en botanici is nog niet uitgeput. Zo heeft ook Rembert Dodoens (1517-1585) zijn aandeel gehad in de kennis en de verspreiding van de tulp. Reeds in 1568 heeft hij de tulp beschrevenGa naar voetnoot(5).
Ongeveer ook rond deze jaren zou een koopman uit Mechelen, dit is omstreeks 1570, al tulpen geplant hebben die hij gekregen had van een Antwerpse zakenrelatie.
De juiste oorsprong van de tulp in onze gewesten valt eigenlijk niet meer te achterhalen. Het is een feit dat deze vreemde bloem in de laatste helft van de 16de eeuw bijna gelijktijdig en vanuit verschillende kanten in de Nederlanden en in West-Europa bekend geraakte. Wij benadrukken de omstandigheid dat Zuid-Nederland ver vóór 1600 al de tulp kende, alhoewel er maar weinig concreet opgegeven vindplaatsen aan te wijzen zijnGa naar voetnoot(6).
Nauwelijks was de tulipaan in ons land enigszins verspreid of men ontdekte als vanzelf dat deze nieuwe modebloem gemakkelijk in afwijkende vormen en in een veelvuldige variatie van allerlei verschillende en nieuwe tinten gekweekt kon worden. Het grote gemak waarmee zo maar nieuwe kleuren en vreemdsoortige tulpenvariëteiten gewonnen werden heeft zeker bij de tijdgenoten opzien gebaard en tot experimenteren en steeds maar verdere kruisingen en herhaalde proefzaaiingen aanleiding gegeven. Vooral de voortplanting met zaad was het middel bij uitstek om nieuwe tulpenrassen in ongekende en rijke schakeringen voort te brengen. Hierdoor werd de tulp vlug een geliefde modeplant. Ruil en onderlinge handel tussen tulpenliefhebbers zal van in de eerste decennia levendig aanwezig geweest zijn, alhoewel speculatieve bijbedoelingen toen zeker nog niet de bovenhand haalden. Het werd vooral een exclusieve liefhebberij van de adel en de hogere burgerij die in haar lusttuinen en renaissanceho- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vingen die nieuwe voorjaarsbloem uit Klein-Azië een opvallende ereplaats bezorgde. Deze situatie is niettemin de verre aanzet geworden tot wat ooit is uitgegroeid tot een ware tulpomanie en een financiële speculatie zonder weergaGa naar voetnoot(7).
Vooral bij ons waren het in de laatste helft van de 16de eeuw dus de adel en de patriciërs die tulpen kweekten en aan de verleiding van deze veelkleurige modebloem niet konden weerstaan. In Noord-Nederland kwam de tulp later en in bredere lagen van de bevolking terecht. En wel sinds 1593 toen Clusius hoogleraar werd te Leiden en actief de verspreiding en zelfs persoonlijk de propaganda van de tulpenbloemen ter hand kon nemen. Nog veel meer dan in Zuid-Neder- land en in een recordtempo werd de tulp hier een speculatieve en populaire modebloem. Eerst en vooral in Haarlem, de stad die tot op heden nog een centrum gebleven is van de Nederlandse bloembollenteelt. Haarlem kende in die jaren een verdubbeling van zijn inwonersaantal door immigratie uit Vlaanderen, vooral lieden uit Zuid-Nederland en dan nog wel uit de streek van Ieper en het hele WestlandGa naar voetnoot(8). Dit kan ongetwijfeld een invloed hebben gehad op de kennis en de verspreiding van de tulpenteelt. Maar ook de overige Hollandse steden Enkhuizen, Hoorn, Amsterdam, Alkmaar, Leiden, Gouda, Utrecht, Rotterdam, waren weldra gewonnen voor deze bloem en werden kweekcentra met talrijke liefhebbers.
Een eerste reactie tegen de toenemende tulpomanie kwam van de zijde van de Hollandse predikanten, die nu en dan in lange gedichten de overdreven liefde voor de tulpen hekelden, er de draak mee staken en een vermanende vinger richtten tegen deze verderfelijke manie voor één enkele bloemensoort. Ook leken zoals Petrus Hondius (†1621) laakten de onverantwoorde sensatiezucht rond de tulpen waar gaandeweg steeds grotere sommen aan werden besteedGa naar voetnoot(9).
Dit was nog niets vergeleken bij de situatie van enkele jaren later. In 1620-30 werd het een echte furie. Tulpenbollen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De Tulp
bij Conrad Gesner 1561 werden tegen fantastische prijzen verhandeld. Nieuwe soorten werden betaald met onmogelijke hoge bedragen. Dit was geen handel meer, maar een tulpenrazernij. In feite, gelet op het onooglijk en banaal product dat er het voorwerp van was (eigenlijk niets meer dan een simpele bloembol) verdiende het hele bedrijf terecht de passende benaming van... windhandel!
Bollen van zeldzame soorten, zoals de Semper Augustus, stegen tot 2 à 3.000 gulden per stuk. Fortuinen werden gewonnen en steeds maar stegen de prijzen voor nieuw gekweekte tulpen. Eigenaars verpandden have en goed voor enkele tulpenbollen of voor het zaad van pas ontdekte soorten.
In het Holland van de jaren 1630 verschenen nu tientallen pamfletten die ofwel tegen het gevaarlijke van deze artificiële handel van leer trokken ofwel bittere spot over hadden voor de floristen en hun nieuwe rage. Niets kon verhelpen. Intus- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||
sen was de Viceroy, een recente ontdekking van een bijzonder fraaie en kleurrijke tulp, gestegen tot 6.700 gulden voor één enkele bol! De bollen werden verkocht tegen een nieuwe gewichtseenheid, de aasGa naar voetnoot(10) en de prijs werd berekend per aas. Zo heeft men ooit voor één exemplaar van de Admirael van Enkhuyzen in 1636 niet minder dan 25 gulden per aas neergeteld!
In een schotschrift uit 1636 over de windhandel in tulpen wordt een groteske vergelijking gemaakt. Eén bloembol van de Viceroy gold toen op zijn minst 3.000 gulden en daarvoor kon men in die jaren in Holland het volgende kopen:
doet hier noch by een schip om alle dese waren te voeren weerdich 500 guldens, so hebt ghy 3.000 guldens, om welcke somme de beste tulpe-bolle niet en is te koopen (soo de Floristen segghen)Ga naar voetnoot(11) De windhandel in tulpen kon maar gedijen in een milieu van rijkgeworden kooplieden en speculanten die enorm veel geld verdienden en tegen mekaar in het wilde weg opboden. Amsterdam en het ganse Holland uit de beginjaren van de Gouden Eeuw waren een ideale kweekbodem voor de tulpomanie en de ongehoord riskante speculaties en transacties die ermee gepaard gingen. Latere historici zullen dan ook besluiten dat ‘deze goklust wel als een kenmerkend nevenverschijnsel van het vroege kapitalisme moet beschouwd worden’Ga naar voetnoot(12). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Het is duidelijk dat zulke plotse en kunstmatige euforie niet kon blijven duren. Niemand weet precies hoe het mogelijk was, maar het gebeurde! Begin februari 1637 stortte de tulpenhandel plots in mekaar als een kaartenhuisje. En wel in enkele dagen tijd! De Staten van Holland grepen onmiddellijk in en verklaarden prompt alle overdreven akkoorden en transacties met tulpen nietig. Zulke overeenkomsten werden eenvoudig geannuleerd. Op slag werden fortuinen verloren en kwam de ontnuchtering. Er moesten dringend maatregelen genomen worden om grote financiële catastrofen en faillissementen te vermijden. Een bijzondere commissie, samengesteld door de Staten, vatte onmiddellijk haar activiteiten aan en werkte tot einde 1638 om de financiële debacle, ontstaan door de tulpomanie in Holland, zoveel als maar kon in te dijken.
Het directe gevolg van de ondergang van de tulpenhandel was dat de prijs van tulpenbollen daalde tot amper 10 percent van hun opgeblazen waarde enkele weken voordien. Nu kwamen er nog een massa schimp- en spotschriften zout in de open wonden strooienGa naar voetnoot(13). Het protestantse Noorden dat zo gemakkelijk het pamflet als godsdienstig strijdwapen hanteerde, nam weer de pen op om zich te verkneukelen met de gedupeerde floristen en tulpomanen. Door deze schimpschriften is het dat wij thans nog details kunnen achterhalen over de op hol geslagen toestanden in de tulpenhandel uit de jaren 1630 in Noord-Nederland en wat al fortuinen er verloren gingen door deze ongebreidelde bloemenspeculatie.
Maar ook in Noord-Nederland daalde uiteindelijk de stilte neer over de beschamende tulpomanie, die de zo nuchtere en zakengereide Hollanders een paar decennia in de ban had gehouden. Niettemin bleef de tulp toch een lievelingsplant van het Noorden, waardoor in onze tijden de zo bekende en beroemde tulpenvelden uit Haarlem en omgeving hun oorsprong konden vinden.
Het is maar in de loop van de 19de eeuw dat Noordnederlandse historici, beetje bij beetje, over de tulpenrage uit 1620- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||
37 iets konden mededelenGa naar voetnoot(14). Buiten de pamfletten en een paar notariële akten waarin tulpenverkopingen en -verpandingen voorkomen, is er immers weinig archief voorhanden over de tulpenhandel. Pas in deze eeuw werden er een paar grondige studies aan dit verschijnsel gewijd, die de ontwikkeling, de plotse opkomst en de ondergang van de tulpomanie omschrijven en situeren in een breed historisch kaderGa naar voetnoot(15). | |||||||||||||||||||||||||||||
En in Vlaanderen?Vlaanderen heeft eigenlijk vroeger dan Noord-Nederland een zekere vorm van tulpomanie, maar zeker geen tulpenrage, gekend. Het feit dat de eerste verspreiding van de tulp in Zuid-Nederland gebeurde, bracht mee dat de oudste rassen en de vroegste vreemdsoortige kruisingen van nieuwe tulpensoorten bij ons zijn ontstaan. Daar is evenwel zo goed als niets van bewaard gebleven. Vooreerst omdat er geen archief bij te pas kwam. Men kan zich immers moeilijk inbeelden dat in de jaren 1570-1620, die bij ons precies jaren van oorlog, onrust en ellende waren, de rijkelui de zaken zo op de spits dreven dat ze naar een schepenbank of naar een notaris stapten om nieuwe bloembollen te verkopen of om eigendommen te verpanden voor enkele bloembollen. Bij ons was er geen sprake van pamfletten. Dit literaire genre werd vooral beoefend in Holland, het strijdgebied tussen protestanten en katholieken. Bij ons bestond het pamflet niet zoals het leefde bij onze noorderburen, waar dit uitgegroeid is tot een ware plaag van oeverloos naamloos geschrijfGa naar voetnoot(16).
Ook was de welvaart bij ons heel wat minder groot dan in het Noorden, dat toen begon aan zijn Gouden Eeuw. In Zuid-Nederland was er geen economisch en financieel substraat aanwezig om tulpen tegen onzinnige prijzen te verhandelen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||
In 1581 verscheen er van de hand van Mathias de l'Obel te Antwerpen bij Plantijn een werk getiteld: Kruydtboek ofte beschryvingh van allerley ghewassen, Kruyderen, Heesteren ende gheboomten en daarin geeft hij de namen op van enkele tulpenliefhebbers die hem toen bekend waren en reeds naam en faam hadden in de tulpenwereld. Het waren Charles de Croij, prins van Chimay, Jan van Brancion, Jan Boisot, Jan van der Delft, de huisvrouw van Carel Schetz, Joris Rije en Jan Mouton. Allemaal Brusselaars of lieden uit Mechelen en Antwerpen. Later zijn daar nog bijgekomen Philips-Marnix van Sint-Aldegonde en nog anderen. Maar de l'Obel kon in 1581 nog geen namen van eminente tulpenliefhebbers uit Holland aanwijzenGa naar voetnoot(17). Die kwamen pas later. Ook Westvlaamse namen van tulpomanen ontbreken in de geschriften van de l'Obel. West-Vlaanderen telde toen geen auteurs of belangrijke uitgevers van werken over botanica. Het zwaartepunt van de uitgeverij en van de botanica in die jaren lag in het centrum van ons land, Antwerpen, Mechelen en Brussel. | |||||||||||||||||||||||||||||
Rond den HeerdIn jaargang 1885 van Rond den Heerd verscheen er een stukje Over de tulpanen, ondertekend met de initialen D.P., waarin een onbekende auteur beknopt maar exact de opkomst van de tulp in onze gewesten verhaalt en verder ook melding maakt van de zotte windhandel uit de jaren 1630 in Holland. Hij deelt mee dat men toen voor één exemplaar van de Viceroy volgende zaken van de hand deed: een prachtig rijtuig, twee peerden met geheel den aanhang. En dat er in Haariem uit een sterfhuis voor 216.000 francs (sic) aan tulpenbollen verkocht was geworden. D.P. kent eveneens de catastrofe van februari 1637 en hij somt enkele van de toen meest vermaarde tulpenrassen op: Semper Augustus, Solitaris, Viceroy, Agatha, Vidua en OrientalisGa naar voetnoot(18).
D.P. kende eveneens het hoger aangehaalde schotschrift uit 1636, even voor de ineenstorting van de markt, waarin | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||
een Viceroy verkocht werd voor vier vette ossen, acht verkens, twaalf schapen, tien bollen kaas, twee stukken wijn, een bedde met al zijne toebehoorsels, een zilveren beker, een zeker getal zakken koorn en ander voorraad, hetgeen al te zamen de weerde van vijf-en-twintig duist guldens hadGa naar voetnoot(19).
Volgens D.P. waren de centra van tulpomanie vooral Amsterdam, Haarlem en... Ieper. Hier in Vlaanderen zoowel als in de andere gauen van Belgie en Holland ging de tulpane tot zotte prijzen; zij miek vele lieden arm en rijkGa naar voetnoot(20).
Amper enkele weken later zond ene J.L. een verhaal in naar de redactie van Rond den Heerd getiteld De bloeme van Iper. De inhoud van dit opstel is kort samengevat als volgt: In de 17de eeuw woonde de driftigste liefhebber van tulpen uit heel Vlaanderen te Ieper. Zijn naam was Florent Florisoone, een rijk geworden lakenkoopman. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Moeder Ida was toch niet helemaal gerustgesteld. ‘Hoe kan ik mijn drie dochters uithuwelijken met een tulp?’ vroeg ze zich wanhopig af. Bulbosus vernam intussen dat moeder Ida drie knappe huwbare dochters had. En het toeval wilde dat meester Bulbosus nu juist ook drie simpatieke ongehuwde neven had: Piet, Paul en Andries. Dit verhaal, literair opgedirkt en overgoten met een romantisch sausje volgens het recept dat een eeuw geleden nog gesmaakt werd, is, wat de details betreft, zeker onwaarschijnlijk en niet in overeenstemming met de werkelijkheid. De namen van de personages die erin voorkomen zijn verzonnen en fictief. Wel heeft er in die jaren een adellijke familie Florisoone in Ieper geleefd, maar de naam Florent Florisoone herinnert hier zonder meer aan de wereld van bloemen, planten en floristen. Bulbosus is een verwijzing naar de bloembol of kliesterGa naar voetnoot(22). En ook de namen van de drie dochters, varianten op de roos, zijn ongetwijfeld voor de gelegenheid gekozen.
Eveneens de datum 1696 zal onbetrouwbaar zijn. De grote tulpenjaren, zeker in Noord-Nederland, vielen in 1630-37. De auteur J.L. heeft vermoedelijk ook hier zo maar een datum ‘uit lang vervlogen tijden’ willekeurig op papier gezet. Alhoewel het niet uitgesloten is dat de tulpomanie in onze gewesten toen nog voorkwamGa naar voetnoot(23).
Stelt zich dan nog de vraag naar de identiteit van de auteurs. Het opstel ondertekend D.P. kan (wij schrijven wel kan) uit de pen gekomen zijn van Frans D(e) P(otter), de bekende Gentse historicus. Medewerking van Frans De Potter (1834-1904) aan Rond den Heerd is ons tot hiertoe onbe- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||
kend. In 1885 echter was De Potter algemeen secretaris van het Davidsfonds, en ook Ad. Duclos, hoofdredacteur van Rond den Heerd, was een vurig davidsfondser, die geen gelegenheid voorbij liet gaan om in Rond den Heerd mededelingen in te lassen over de werking van deze vereniging, waarvan hij in Brugge de ziel en de bezieler was. Alhoewel hij een veelschrijver was en allerlei onderwerpen aansneed, heeft De Potter meer dan eens ook over bloemen geschrevenGa naar voetnoot(24).
In 1885 was er over de tulpomanie nauwelijks iets ernstigs verschenen in Noord-Nederland; bij ons bleef het stil over dit onderwerp. Het begon met een paar kortere nota's over de tulpenwindhandel, verschenen in locale historische tijdschriften in UtrechtGa naar voetnoot(25) en in Noord-BrabantGa naar voetnoot(26), die, gelet op hun regionaal verspreidingsgebied, in onze streken wellicht onbekend gebleven zijn. Dan is er een uitvoerig opstel van de Amsterdamse advocaat Willem Pieter Sautyn Kluit uit 1866, gepubliceerd in de Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te LeidenGa naar voetnoot(27). Deze bijdrage lag alleszins in het bereik van De Potter. Concrete gegevens, vermeld in de tekst van Sautyn Kluit staan ook woordelijk weergegeven bij D.P. in Rond den Heerd. De Potter had een brede belezenheid en komt dus zeker in aanmerking om iets over dit onderwerp te schrijven, dat hij wellicht voor het eerst in de Handelingen van de Maatschappij uit Leiden had aangetroffen.
De Potter woonde in Gent en bezocht er regelmatig de Universiteitsbibliotheek. In de Universiteitsbibliotheek van Gent steekt daarenboven een verzameling pamfletten oorspronkelijk uit Noord-Nederland, waaronder ook een aantal over de tulpenhandel in de jaren 1600. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||
In 1869 immers had de Universiteit van Gent een verzameling pamfletten aangekocht van Pieter-Antoon Tiele, een Nederlands verzamelaar, die zijn collectie van circa 19.000 stuks van de hand deed. De Potter zal daar o.m. het pamflet met de berekening van de groteske prijs van een Viceroy in een pamflet van Tiele hebben gevondenGa naar voetnoot(28).
Het feit dat D.P. Ieper als een centrum voor tulpen vernoemt, wijst zeker op literatuur die door deze auteur ingezien werd en waar inderdaad de naam Ieper in voorkomt.
Wie onder de initialen J.L. schuilging is evenmin duidelijk uit te maken. Rond den Heerd staat vol met bijdragen die alleen ondertekend zijn met al of niet echte initialen en schuilnamen. In Rond den Heerd ondertekende Jules Leroy (1858-1939) steeds zijn vertellingen met zijn initialen J.L. In 1885 was Leroy, priester gewijd in 1884, pas benoemd tot leraar in het Sint-Lodewijkscollege te BruggeGa naar voetnoot(29). Het is niet onmogelijk dat het verhaal uit zijn pen komt. Het onderwerp speelt zich af in het Ieperse en Leroy was uit deze streek (Ieper-Poperinge) afkomstig. Leroy had de gewoonte zijn vertellingen, zonder grote zorg voor het historisch nauwkeurige detail, nogal romantisch en volks in te kleden, zoals hier het geval is.
Maar zekerheid over de juiste identiteit van de beide ‘tulpenauteurs’ uit Rond den Heerd hebben we allerminst! | |||||||||||||||||||||||||||||
Een kern van waarheid?Niettemin durven wij het aan om het opstel over de Bloeme van Iper in Rond den Heerd toch een kern van waarheid toe te kennen. Ontdaan van alle literaire franjes, zal men eruit onthouden dat er in Ieper, lang vóór 1885, mensen waren die tulpen kweekten en er een enorm belang aan hechtten, zodanig zelfs dat de gewone man dit als een soort rijkemanszotternij zal hebben aangezien, ja dat er zelfs geldelijke speculaties mee gepaard gingen. Maar meer kunnen wij er voorlopig niet uit afleiden. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Zeker zal de Ieperse tulpomanie niet de excessen van de Hollandse hebben gekend. Maar Ieper zal in Vlaanderen toch een centrum van tulpenliefhebberij geweest zijn. Daar is immers vooreerst het feit dat Ieper duidelijk wordt opgegeven bij de centra van tulpomanie door D.P., die de hele tulpomanie op basis van een goede literatuur beknopt en juist wist te beschrijven.
Onder de door de l'Obel genoemde tulpenmaniakken uit 1581 komen er ook enkelen voor die speciale bindingen hadden met onze streken en zelfs met Ieper.
Charles de Croij (1560-1612), prins van Chimay, leidde in 1584 de onderhandelingen met Farnese die resulteerden in de overgave van Brugge. Hij was stadhouder van Vlaanderen en gouverneur van Brugge en in onze streken goed bekend.
Koenraad Schetz was een familielid van Gaspar Schetz en van Carel Schetz. Gaspar Schetz was heer van Wezemaal en had relaties met onze gewesten, o.m. met het kasteel van Meulebeke en de familie de BeerGa naar voetnoot(30). Over de erfenis van Koenraad Schetz was er in 1600 een geding hangend voor de Raad van Vlaanderen te GentGa naar voetnoot(31).
De familie de Boisot uit Brussel, bekend om haar liefde voor de tulpen, had bindingen met Ieper. Charles de Boisot, zoon van een raadsheer uit BrusselGa naar voetnoot(32), was abt van Zonnebeke (1608-1637). V. Pil benadrukte vooral zijn rol als restaurateur van de abdij van ZonnebekeGa naar voetnoot(33). Het Monasticon belge laat een ander geluid horen. Deze abt was soms lang uit zijn abdij afwezig en maakte veel schulden. Prelaten en abten hielden er vaak een opulente levensstijl op na. Antoon Triest, bisschop van Brugge (1617-1622) en van Gent (1622-1657) staat zo bekend als een groot bloemenliefhebber. Abt de Boisot was familie van de Ieperse bisschop Maes | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||
(1607-1610) en deze was zelfs tussen gekomen bij zijn benoeming tot abt te ZonnebekeGa naar voetnoot(34).
Dan is er nog de vroege en eerste verspreiding van tulpen rond het kasteel van Busbeek, enkele decennia tevoor door Ogier Gisleen van Busbeek, op een boogscheut van Ieper. Het is bekend dat er eveneens in het Franse Noorden een actieve tulpenliefhebberij floreerde en dat de hogere klassen er al vroeg de tulp kenden, ze kweekten en ermee dweepten (Rijsel, Valencijn), ook in de 17de eeuw.
Bij ons zijn de tulpenamateurs te zoeken in de hogere sociale geledingen der maatschappijGa naar voetnoot(35). De gewone man had geen tuin met zeldzame planten en had ook geen orangerieën; hij was tuinier maar geen florist. Een in 1651 te Brugge gestichte sociëteit van bloemenliefhebbers verenigde uitsluitend enkele edellieden en patriciërsGa naar voetnoot(36). Deze sociëteit van Sint-Dorothea ‘bleek niets meer dan een beperkte vriendenkring van tulipisten, zoniet tulpomanen, geweest te zijn’Ga naar voetnoot(37). Tot hiertoe vonden we niet of er in Ieper een dergelijke vereniging bestond of ooit werd gesticht. De hele Ieperse tulpomanie kan zich beperkt hebben tot enkele fervente en verbeten liefhebbers die afzonderlijk of samen met tulpen en zeldzame bloemen en planten dweepten maar nooit een officieel erkende maatschappij hebben opgericht.
***
In de 18de eeuw is er in Holland nog een nieuwe bloemenspeculatie losgebroken met hyacinten. Deze modebloem uit de 18de eeuw, die op zeker ogenblik de populariteit van de tulp naar de kroon stak, heeft bij de Hollanders onzinnige | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||
prijzen en weddenschappen uitgelokt in de jaren 1720-1736, maar de euforie van de tulpenwindhandel uit de 17de eeuw werd er nochtans bij lange niet door benaderd. Bij ons is er in het geheel niets bekend van een overdreven belangstelling voor de hyacintGa naar voetnoot(38). Maar toch weten we dat net zoals in Holland de leden van de Brugse sociëteit van Sint-Dorothea in deze eeuw vooral hyacinten kweekten en onder mekaar uitwisseldenGa naar voetnoot(39).
De hyacint bracht bij de Hollanders de tulpenwindhandel in herinnering van een eeuw voordien en zo werden enkele van de bijzonderste tulpenpamfletten mutatis mutandis herdrukt. Het is precies in een van deze herdrukken uit de 18de eeuw dat de naam Ieper is gevallen als tulpencentrum, samen met de namen van Haarlem, Amsterdam, Hamburg en Valencijn.
Zo is het te begrijpen dat een populair woordenboek over land- en tuinbouw, bloemen en fruitteelt in de jaren 1770 bij het trefwoord tulipe schrijft: Les plus belles viennent de Flandres & de HollandeGa naar voetnoot(40). Met Flandres dient men niet alleen de tulpenkwekers rond Brussel te verstaan, maar zeker ook steden zoals Brugge, Ieper en wellicht ook wel Gent.
Wij besluiten dan ook dat de streek van Ieper eveneens, vermoedelijk reeds in de 17de eeuw een zekere vorm van tulpomanie heeft gekend, waarvan in de 19de eeuw nog een verre echo in de volksvertellingen als een herinnering naleefde.
Het ontbreken van meer vaste en concrete gegevens evenwel noopt ons eerlijkheidshalve voorlopig een vraagteken te plaatsen bij de titel van ons opstel. Hopelijk vinden lezers van Biekorf iets meer over de Ieperse tulpen- en bloemenliefhebbers, zodat we dit vraagteken mogen laten vallen!
L. Van Acker |
|