Kermissen en circussen in Kortrijk
Onder de titel ‘Tussen hemel en aarde’ verscheen van de hand van Christiaan Germonpré bij de uitgeverij Groeninghe (Kortrijk, 1995, 207 blz.) een kloeke monografie over kermissen en circussen in Kortrijk. Door het onderwerp uitputtend te behandelen is het boek in feite uitgegroeid tot een complete studie over het ontstaan van de kermissen en het optreden van de eerste circussen. Iemand die wenst te schrijven over hetzelfde onderwerp voor zijn dorp of stad (bijv. de Meifoor van Brugge) kan hierop terugvallen. Kortrijk heeft als foorstad een grote naam en de Paasfoor telt tegenwoordig soms 175 of meer attracties. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat het idee om die geschiedenis te boek te stellen in Kortrijk bij Christiaan Germonpré op kwam temeer daar hij zich ook persoonlijk tot het onderwerp aangetrokken voelt. Het boek bestaat uit twee delen, het ene handelt over de kermissen en het andere over de circussen die in de loop der tijd op die kermissen verschenen. Tot voor kort hoorden beiden inderdaad samen. In het eerste deel behandelt hij eerst het ontstaan van de Paasfoor (o.a. de bestrijding van de kermis) om vervolgens over te schakelen naar de periode 1850-1890 met de mechanisering van de kermisattracties (automaten, kijkkasten, wetenschappelijke kabinetten). De Paasfoor beleefde haar glorietijd tussen 1890-1914 (kermistheaters, worstelaars, rondreizende bioscopen, enz.) Tijdens het interbellum en de tweede wereldoorlog verdringt het amusement de wetenschap. In de naoorlogse periode evolueert de kermis in de richting van een pretpark. Uiteraard komt de hele schittering van de kermis aan bod: de carrousel, de autoscooter, de reuzenraderen, de schiettenten, de danstenten, de goken behendigheidsspelen. Ook wordt aandacht geschonken aan de evolutie van de kermisdecoratie. In deze kunst en kitsch vindt men alle kunststijlen terug o.a. van film- en popsterren. Ook de levenssituatie van de foorreizigers zelf (hoofdstuk VII) wordt niet
vergeten. Zeer vernieuwend is de toepassing van de oral history, het afnemen van interviews bij gepensioneerde foorreizigers. De auteur maakte niet alleen gebruik van de verschenen literatuur en naslagwerken maar raadpleegde ook heel wat archiefbronnen. Een personen- en trefwoordenregister werd eveneens opgenomen. Met evenveel precisie geeft Chr. Germonpré in deel II een overzicht van al de circussen die Kortrijk aandeden tussen 1821 en 1994 (zie chronologisch overzicht blz. 167-171). Dit laat zich hier moeilijk samenvatten. Voor de nostalgische lezers sommen we toch een paar namen op van bekende en beroemde circussen zoals De Jonghe, Semay, Minnaert en recenter Boltini, Bouglione en de Staatscircussen van Moskou en China.
Het boek is daarenboven rijkelijk geïllustreerd met foto's die hij aantrof in de archieffondsen en met foto's ter beschikking gesteld door particulieren zoals het circusarchief van André De Poorter uit Zulte. De toekenning van de Provinciale prijs voor Volkskunde zou voor dit werk een mooie en verdiende bekroning geweest zijn.
W.P. Dezutter
C. Germonpré, Tussen hemel en aarde, Kortrijk 1995, 207 blz.