Biekorf. Jaargang 94
(1994)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 416]
| |
Protestantse bedrijvigheid in Mesen en omgeving, 1561Vanaf de late jaren 50 van de 16de eeuw zette het protestantisme zich krachtig door in grote delen van ZuidwestVlaanderen. Op verschillende plaatsen leidden voorgangers, dikwijls mensen uit het volk, clandestiene conventikels en bijbellezingen. Hier en daar vormden er zich zelfs gestructureerde, calvinistische gemeenten. Deze doorbraak had veel te zien met het herstel en de uitbreiding van vluchtelingengemeenten in Engeland van zodra Elisabeth I er op de troon kwam. Zo ontwikkelde de in 1561 opgerichte vluchtelingengemeente van Sandwich zich al vrij vlug tot de operatiebasis van radicaal gezinde migranten uit het Westkwartier. Van hieruit werd de nieuwe leer op een krachtdadige manier in hun streek van herkomst verspreid. Dit uitte zich in de loop van 1560-1561 door gewelddadige acties zoals gevangenisbraken. Op 12 juli 1562 ging in Boeschepe tenslotte de eerste openbare en gewapende hagepreek in de Nederlanden door.
Naarmate de nieuwgezinden meer van zich lieten horen verscherpte ook de aandacht van de overheid voor wat gebeurde op het Westvlaamse platteland. Inkwisiteur Pieter Titelmans was ijverig in de weer in de streek tussen Belle en de Leie, en in Hondschote. Ook de Raad van Vlaanderen vaardigde onderzoekscommissies naar het Westkwartier af. Zo voerden de commissarissen Jacob Hessels en Charles de l'Espinoy samen met procureur-generaal Jan de Brune een grootscheeps onderzoek uit in de zomer van 1561. In hun verslag van september 1561 werd ondermeer de regio Mesen-Waasten als ernstig ‘geïnfecteerd’ aangestipt. Toen op november 1561 de calvinistische boekencolporteur Jan Hacke, korte tijd voordien in Mesen gearresteerd door de stedehouder van de souverein-baljuw van Vlaanderen, op een gewelddadige manier door geloofsgenoten uit de Mesense gevangenis werd bevrijd verschenen beide commissarissen opnieuw in Mesen en openden ze een nieuw onderzoek. Dit onderzoek leverde ook gegevens op over andere nieuwgezinde activiteiten in deze streekGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 417]
| |
De verschillende getuigen die aan de tand werden gevoeld hadden het over nieuwgezinde bijeenkomsten die waren doorgegaan in het voorjaar 1561 in Mesen en omgeving (Waasten, Wijtschate)Ga naar voetnoot(2). Vooral Hansken Breve wist heel wat details. Ze gingen door in open lucht op een wat afgelegen plaats. Breve had tot tweemaal toe zo'n conventikel bijgewoond, éénmaal achter de herberg ‘Het Yzerken’, ‘staende upden wech van Ypere inde meessenstraete bet oostwaert’, een andere keer werd de beschutting van de bossen van de abdis van Mesen opgezocht. Daarnaast gingen er nieuwgezinde vergaderingen door nabij de kapel van St.-Yvo, een afgelegen plaats in de Douvevallei tussen Mesen en WaastenGa naar voetnoot(3). Over het verloop, de voorgangers en de toehoorders was Breve vrij vaag. Er werd ‘al over hoop vander scriftueren’ gesproken. De toehoorders zaten neer maar op het einde werd rechtop gestaan voor een zangstonde, ‘weet niet wat ofhet duutsche psalmen ofte liedekins’ waren. De vroegste sporen van het gebruik in de Nederlanden van de Nederduitse psalmberijming door Jan Utenhove (1551) gaan terug tot 1555Ga naar voetnoot(4).
De voorganger van de eerste bijeenkomst was Hans Isaacq (of De Handtschoemakere), wellicht te identificeren met Hansken van Brugge. Hij bleef actief in de streek en was ondermeer aanwezig op een belangrijke vergadering van nieuwgezinden in Mesen in oktober 1561. Vóór het einde van dat jaar, na de bevrijding van Jan Hacke uit de abdijgevangenis, was hij weliswaar uit het stadje verdwenen; op 4 mei | |
[pagina 418]
| |
1562 werd hij bij verstek verbannen. Ook zijn broer Karel werd door de Wijtschaatse kapelaan als ‘geïnfecteerd’ beschouwdGa naar voetnoot(5).
We weten niet of Hans Ysaacq ook voorging in de bijeenkomsten die in dezelfde periode (vasten 1561) doorgingen in de beslotenheid van het pachtgoed in gebruik door de weduwe van Antoon de Zomere, net buiten Mesen maar reeds grondgebied Waasten. Dit pachtgoed lijkt zowat de vaste stek geweest te zijn van een kring nieuwgezinden uit Mesen en omgeving die in de loop van 1561 evenwel door de toegenomen repressie uit elkaar viel. De genoemde weduwe, Margriete Hueghebaert, was zowat de spilfiguur. Naderhand trok ze met twee kleine kinderen uit evenveel huwelijken naar Armentiers; een andere dochter liet ze op het pachtgoed achter.
Tot de onmiddellijke kring behoorde haar familie. Haar zus, Christine Hueghebaert, was gehuwd met Nicasisus vander Cruuce die contacten had in Antwerpen. Nadat ze bevallen was van een kind dat niet aan de pastoor ten doop werd aangeboden, dook ze een tijdlang onder in de Waastenbroeken, in de omgeving van de Sint-Ivokapel. Nog voor midden december 1561 vertrokken ze tenslotte naar de Scheldestad ‘ter oirsaecke vande secte’. Haar moeder, Josyne van Edewalle, woonde aldaar bij haar in; kapelaan Boudry hield haar voor zeer ‘suspect ende infect van heresie’.
De amman van Mesen die vanuit zijn dakvenster zag ‘van allen canten de lieden uut velt daerwaerts gaen’ had het naderhand over de ‘groote schoole’ die ten huize van Margriete Hueghebaert werd gehouden. Hij herkende ondermeer Karel Kriecke en Peronne Platevoet. Kriecke speelde later op het jaar een rol in de gewelddadige bevrijding van de calvinistische boekencolporteur Jan Hacke uit de gevangenis van Mesen, wat hem deed vluchten naar Hondschoote. Hij werd aldaar gearresteerd en op 20 april 1562 levend verbrand | |
[pagina 419]
| |
Ga naar voetnoot(6). Platevoet van haar kant woonde als jonge dochter afkomstig van Wijtschate in de Waastenstraat in Mesen. Ook in andere conventikels werd ze gesignaleerd. Ze wist zich tijdig uit de voeten te maken zodat ze in 1562 bij verstek werd veroordeeld.
Over het publiek dat deze conventikels bijwoonde, zijn de gegevens schaars. De verschillende getuigen weten er enkele bij naam te noemen; een aantal onder hen worden ook door de pastoor van Wijtschate als ‘afvallige’ parochianen aangestipt, mensen die één of meerdere jaren hun paasplicht hadden verzuimd. Hans Breve hield zich opvallend op de vlakte bij het identificeren van de deelnemers. Het valt op dat hij vooral enkele vrouwen als aanwezigen bij naam vernoemt: Calleken Bossaert en Neelken Sweerts en wellicht Perine, de dochter van de organist van de parochie van Wijtschate. Uit Mesen identificeerde hij ondermeer Perine Platevoet, Christine Stalins en Guillelma Mathys. Op Platevoet na kregen deze en andere toehoorders het niet aan de stok met de gerechtelijke instanties.
Deze conventikels zochten de beslotenheid op van een bos, een alleenstaand huis of een landelijk pachtgoed. Hoe langer hoe meer zocht de calvinistische voorwacht ook de openbaarheid op. Van de drukte die gepaard ging met de jaarmarkt (13-15 oktober 1561) maakten ze gebruik om naar Mesen af te zakken. Jan Hacke, de Nieuwkerkse boekencolporteur, verspreidde er nieuwgezinde boeken en teksten. Uit de getuigenis van de amman van Mesen weten we nu dat in de nacht die de arrestatie van Jan Hacke voorafging de ‘hoofden’ van de nieuwgezinden een grote bijeenkomst hadden belegd in het verlaten huis van Mahieu de Busschere. Had ‘de procureur generael daer geweist’, hij ‘zoude een schoone prinse ghehadt hebben’. Onder de aanwezigen waren opnieuw Hansken van Brugge en Jan Hacke.
In de beginnende jaren zestig groeide het protestantisme in het industriegebied van Zuidwest-Vlaanderen uit tot een beweging die via conventikels voeling kreeg bij de massa en reeds beschikte over een grote slagvaardigheid. Dit beeld konden we verder aanvullen met gegevens uit de regio Mesen-Waasten. Uit de getuigenissen die hier aan de orde zijn blijkt | |
[pagina 420]
| |
dat vooral veel vrouwen zich in de protestantse beweging engageerden. Tevens valt op dat de mobiliteit in deze kringen vrij hoog was, met een ruime verankering binnen en buiten (Antwerpen) het Westkwartier. Ludo Vandamme |
|