Biekorf. Jaargang 94
(1994)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 338]
| |
De kopie van Memlings kruisigingsdrieluik voor abt Jan CrabbeOp de unieke Memlingtentoonstelling te Brugge behoorde - naast het indrukwekkende drieluik met het Laatste Oordeel uit Dantzig - het Kruisigingsdrieluik van Jan Crabbe, de bekende kunstminnende abt van de Cisterciënserabdij te Koksijde (1457-1488), tot de blikvangersGa naar voetnoot(1). Het sprak vooral tot de verbeelding dat het drieluik waarvan het middenpaneel in Vicenza en de zijluiken in New-York en Brugge worden bewaard, opnieuw was samengebracht in de stad waar het meer dan vijf eeuwen geleden ontstond.
Bij de vroeger bekende gegevens over dit drieluik, bracht onlangs Noël Geirnaert het schilderij in verband met de in 1479 ingewijde nieuwe kapel in het refugehuis van de Duinenabdij in de Snaggaardstraat te BruggeGa naar voetnoot(2). Het zou inderdaad het altaarstuk zijn geweest van deze kapel die toegewijd was aan Onze-Lieve-Vrouw, Johannes-de-Doper, Johannes-de-Evangelist en Sint-Bernardus van ClairvauxGa naar voetnoot(3). Deze vier heiligen staan samen met de Gekruisigde, met Maria-Magdalena en met abt Crabbe afgebeeld op het middenpaneel. Algemeen wordt het schilderij echter enkele jaren vroeger gedateerd, nl. omstreeks 1470. Bij de bestelling van het drieluik heeft abt Crabbe wellicht rekening gehouden met zijn plannen voor een nieuwe kapel, ook met betrekking tot de heiligen aan wie hij de kapel wilde toewijden.
Tot in de 19de eeuw is over de verdere geschiedenis van het schilderij niets bekendGa naar voetnoot(4). Werd het door de monniken naar hun abdij overgebracht toen hun refugehuis moeilijke | |
[pagina 339]
| |
Kopie - waarschijnlijk uit de eerste helft van de 16de eeuw - van het Kruisigingsdrieluik geschilderd door Hans Memling voor Jan Crabbe, abt van de Duinenabdij (Venetië, Gallerie dell' Academia).
| |
[pagina 340]
| |
dagen kende op het einde van de 17de eeuw? Het schilderij staat niet in de inventaris van het schilderijenbezit van de Duinenabdij die in 1798 voor de Brugse Ecole Centrale werd opgemaaktGa naar voetnoot(5). Het is echter niet zeker dat die lijst volledig is.
Op de Memlingtentoonstelling was ook de kopie op doek aanwezig van het Kruisigingsdrieluik van abt Crabbe, die bewaard wordt in de Gallerie dell'Academia te Venetië en die de bron is geweest voor de wedersamenstelling van het originele verspreide Crabbedrieluik. Tijdens onze bezoeken aan de tentoonstelling hebben we dit schilderij meermaals bekeken en - zoals andere collega's - met ongeloof de voorgestelde datering ‘18de of begin 19de eeuw?’ gelezenGa naar voetnoot(6).
L. Kaemmerer (1899) kende het doek, maar gaf geen dateringGa naar voetnoot(7). Enkele jaren later vermeldde K. Voll dit werk als een ‘alte Kopie’Ga naar voetnoot(8). In 1962 dateerde F. Barbieri in zijn catalogus van het museum van Vicenza de kopie uit de vroege 16de eeuwGa naar voetnoot(9). In 1979 schreef D. De Vos dat ‘de ouderdom nog niet precies werd vastgesteld’Ga naar voetnoot(10). N. Geirnaert hield het bij ‘16de eeuw?’Ga naar voetnoot(11). De meningen lopen dus nogal uiteen.
Een vraag die men zich onmiddellijk stelt, is met welk doel de kopie zou gemaakt geweest zijn. Wie had in de 18de eeuw zoveel belangstelling voor een ouderwets schilderij waarop o.m. personen waren afgebeeld die niet waren geïdentificeerd? Dat de toenmalige eigenaar van het drieluik een herinnering eraan wilde behouden door een kopie ervan te bestellen, klinkt o.i. erg ongeloofwaardig. Wat zou hem in de 18de eeuw het drieluik hebben opgebracht en hoeveel zou dergelijke minutieuze kopie hebben gekost? Indien het drieluik toen nog in Vlaanderen was - wat niet zeker is - zien | |
[pagina 341]
| |
we schilders als M. De Visch, J. Garemijn of J.-B. Suvée toch maar moeilijk een kopie van dergelijke kwaliteit maken.
Het doek uit Venetië schijnt veeleer een schilderij uit het begin van de 16de eeuw te zijn. Het doek is - op enkele details naGa naar voetnoot(12) - een zeer getrouwe kopie van het drieluik van abt Crabbe. De schilder is minutieus te werk gegaan. Dit merkt men o.m. in de uitbeelding van de gezichten en in de weergave van de kledij. De figuurtjes op de abtstaven zijn nauwkeurig nageschilderdGa naar voetnoot(13). In het landschap worden de bomen, planten en bloemen van het origineel met veel kunde en zin voor detail weergegeven. Dit is o.a. treffend te zien in de groenpartij naast de vrouwelijke schenkster. Alhoewel in een latere periode werkzaam, kon de schilder van de kopie zich duidelijk inleven in het werk en in de geest van zijn voorganger. Dit lijkt ons maar mogelijk te zijn in de eerste helft van de 16de eeuw. Wellicht heeft in die tijd één der opvolgers van abt Crabbe een kopie laten maken die voor de abdij zelf was bestemd. Het was inderdaad toch een mooi devotieschilderij van een beroemd meester. Dat zal men toen ook wel gezien en nog geweten hebbenGa naar voetnoot(14) . Het lijkt ons tevens niet onwaarschijnlijk dat de 16de-eeuwse abt-opdrachtgever zichzelf heeft willen vereeuwigen door het hoofd van abt Crabbe te vervangen door zijn eigen gezicht, want er lijkt o.i. verschil te bestaan tussen de trekken van abt Crabbe op het origineel en deze van de abt op de kopie.
Al deze bedenkingen bewijzen dat de kopie van abt Crabbes Kruisigingstriptiek meer dan de moeite loont om degelijk te worden onderzocht, o.m. op technisch vlak. Luc Devliegher |
|