‘Spade Begrepen’, nog in de 19de eeuw bestond, hadden we tot nog toe nergens kunnen ontdekken. Toevallig krijg ik voor kort een dia onder handen die ik jaren geleden genomen had in het Kasselse museum in het Landshuis. Ik ontcijfer een met de hand geschreven tekst van de hand van de bekende Frans-Vlaamse toneelschrijver, priester Adrien Ryckelynck (1889-1951). ‘Cette Comédie écrite en Flamand, fut créée pour la Chambre de Rhétorique...’.
Het gaat om een blijspel ‘De Dorp's Bruiloft’, opgevoerd op Vastenavond van het jaar 1872. Dit betekent dat de rederijkerskamer, onder de bescherming van de H. Rochus zoals ten tijde van Steven, misschien nog verschillende jaren bestaan heeft in de tweede helft van de 19de eeuw of nog langer.
Van de kleine vijftig kamers die in de eerste helft van de 19de eeuw in Frans-Vlaanderen herrezen waren (zie Zannekin-Jaarboek, 1989, blz. 71 vv., waarschijnlijk waren er meer) wisten we tot voor kort maar van een drietal dat die langer bestaan hadden: de Verblijders in 't Kruis van Eke, tot in 1939, de Vlaamsche Vrienden in Belle (Zannekin-Jaarboek, 10, blz. 32), die pas in 1896 ontstaan zijn en tot ongeveer 1940 actief gebleven zijn, alsook de Geldsenders van Belle die even voor 1860 nog een toneelstuk opvoeren ‘Jozef, zoon van Jacob’, volgens D. Carnel een ‘laatste poging’ (Ann. du Com. Flam. de France, V, blz. 37). We weten anders ook dat de rederijkerskamer van Bambeke in 1861 nog een landjuweel op touw gezet heeft (Bull. du Com. Flam, de France, 2, blz. 298). Pas onlangs kwamen we te weten dat de rederijkerskamer van Houtkerke, De Twistbevechters, het vrij lang uitgehouden heeft. In 1884 zijn er nog 26 leden, hebben ze een mooi vaandel en vernieuwden ze hun reglement, dat ze wel al in het Frans opstelden voor hun ‘réthorique Flamende’. (Ann. du Com. Flam. de France, t. 24, 1898, blz. 408-412). Waarschijnlijk heeft die kamer nadien nog enkele jaren bestaan.
Wat nu het boven vermelde blijspel betreft, de ‘voornaemste persoonen’ heten Jacobus Lellebrok, Trien Lepel, Toon Puppekasse, Threes Nooittepasse, Philippe Kolbac, Kobe Snoek enz.
De rederijkers waren blijkbaar goede Franse staatsburgers geworden want de opbrengst van het toneel moest dienen voor de vrijkoping van de krijgsgevangenen van de oorlog 1870-71, zoals we in het onderschrift kunnen lezen.
C. Moeyaert