Nieuwe boomsoorten in de Westvlaamse zandstreek
De bevoorrading van hout was een voortdurende zorg voor de openbare besturen van ons land en dit reeds sinds eeuwen.
Het Frans Bestuur ijverde, net zoals het Oostenrijks Bestuur, voor de aanplanting van nieuwe boomsoorten, vooral in onvruchtbare en zandige gronden. De ontginningsbeweging van de Westvlaamse zandstreek in de laatste helft van de 18de eeuw werd bekroond met massale aanplantingen van sparren, dennen en lorken.
Op 15 mei 1809 diende Louis Ricour uit Ichtegem een memorie in bij de prefect te Brugge, waarin hij het heeft over de aanplanting van nieuwe boomsoorten in zijn omgeving. Ricour beweerde reeds van in de jaren 1787 in zijn omgeving geëxperimenteerd te hebben met aanplantingen van nieuwe boomsoorten. Vooral lorken of lariksen waren volgens hem de ideale boomsoort voor deze zandstreek. Van dit hout zou men biertonnen kunnen maken. Ricour zaaide ook bomen, in tegenstelling tot het afzetten van scheuten of andere aanplantingsmethodes.
Zijn exposé is doorspekt met veel boekenwijsheid, maar toch is het interessant de boomsoorten te vermelden die volgens Ricour de grootste belangstelling verdienen (Rijksarch. Brugge, Fr. Arch., nr. 2.862).
Ricour deed aanplantingen van lariksen en lorken met zaaigoed van de bomen uit de bezittingen van het huis van Arenberg te Edingen. Hij vermeldt verder de ceder van Libanon, de grove den (pin d'Ecosse), de witte grove den (le pin blanc de la Nouvelle Angleterre dit pin du Lord Weymouth), le grand pin maritime, gewone sparren en epicea's,