Wat is een ruilink?
In 1566 trok Gallein Triere mee met een massa beeldstormers om er in de kerken van Roesbrugge, Herzele en Rexpoede alles kort en klein te slaan. Triere was geen gewone meeloper, maar de bevelsman van zijn groep. Hij was verwapent met eene busse op zyne schouderen met een ghevierde lompe. In Rexpoede verscheen hij hebbende voor gheweere een ruylynck up zyne schouderen (E. de Coussemaker, Troubles religieux du XVIe siècle dans la Flandre Maritime, 1876, dl. IV, blz. 308).
Ruylynck staat in geen woordenboeken vermeld. Het WNT (dl. XIII, 1924, kol. 1682-1683) geeft alleen het woord ruilstok op.
Het WNT is niet zeer zeker over de juiste betekenis en schrijft: ‘Waarschijnlijk uit ruilen en stok. Zeker instrument, met behulp waarvan men oudtijds de richtlijn van geschut bepaalde’. Het woord ruilstok wordt dan een paar maal nader omschreven aan de hand van Noord-Nederlandse citaten uit het werk van W. Claesz, Arithmetrische ende Geometrische Practijcke der Bosschieterye (Rotterdam, 1641). Meer uitleg of andere citaten kon het WNT niet vinden.
Het (Westvlaamse?) woord ruilink beantwoordt, in de context uit 1566, aan de betekenis die het WNT eraan geeft bij het woord ruilstok, nl. een instrument dat aangebracht werd op het geweer om juist te mikken in de goede richting en geen nutteloze zijschoten af te vuren. Triere zal daarom een gevreesd en behendig schutter geweest zijn.
In 1570 werd hij gevat en bekocht hij zijn gewapend optreden uit 1566 op de markt te Hondschote met een veroordeling tot de galg.
L.V.A.