Over tarantula's en tarantella's
In Biekorf 1993, blz. 245 citeert A. Dewitte de volgende dichtregels van de Brugse rederijker Jan Antone Labare:
Een die gebeten is van 't dier genaemt den trantel
kan zijne quale niet bedecken met een mantel:
want d'Italjaenen die daer mede zijn gequelt
die dansen, springen, en die ziet men zoo ontstelt
dat zij, schier ademloos door het onmachtigh woelen,
ter aerde vallen en hun selven niet gevoelen.
De heer Dewitte tekent daarbij aan: ‘Anders dan wat het WNT en De Bo zeggen - het moet een afgeleide van trantelen, treuzelen, zijn - betekent het hier net omgekeerd danskoorts’. De eerste regel van het gedichtje maakt echter al duidelijk dat het hier om een ander woord gaat: de trantel wordt immers een dier genoemd. Ongetwijfeld wordt met dier dat kan bijten de tarantula (ook: tarentula) of (Apulische) tarantel bedoeld, een wolfsspin met een dodelijke beet. Hoewel we rekening moeten houden met rijmdwang is het niet onwaarschijnlijk dat trantel te verklaren is uit de vorm tarantel; bekend is dat vooral in ontleende woorden de zwakbetoonde vocaal dikwijls gesyncopeerd werd, hetgeen leidde tot gangbare woorden als krant (< courant), bril, kleur, pruik enz. (vgl. Schönfelds Historische grammatica van het Nederlands, 8ste dr., blz. 116).
Uit het vervolg van het gedichtje blijkt dat er inderdaad sprake is van ‘danskoorts’ waarmee de Italianen behept zijn. Hier wordt zonder twijfel gedoeld op de snelle Zuiditaliaanse dans die bekend staat als de tarantella. Waarschijnlijk is het in verband brengen van tarantula en tarantella bij Labare meer dan een woordspel: volgens een wijdverbreid volksgeloof veroorzaakte de beet van de tarantula een hevige danswoede (lees: de tarantella) of was die hevige danswoede (lees: de tarantella) alleen te genezen door de beet van de tarantula (zie hiervoor bijv. de Grote Winkler Prins, 7de dr., s.v. tarantella).
Als we het woord trantel inderdaad mogen beschouwen als een vorm van het woord tarantel/tarantula dan is de 18de-eeuwse vindplaats bij Labare puur lexicografisch gezien zeer interessant. In het WNT en in het supplementmateriaal van het WNT ontbreekt de spin van die naam, terwijl het woord tarantula voor zover ik kan nagaan pas in de 19de eeuw in de kunstwoordenboeken en later ook in de algemene woordenboeken van het Nederlands opduikt. Met andere woorden: verreweg de oudste vindplaats van het woord tarantula vindt men in Biekorf 1993, blz. 245.
Rob Tempelaars