Gecontesteerde urbanisatie te Menen in 1512
De grote brand van Menen in 1548 is bekend. Toen brandden circa 570 van de 700 huizen af (Rembry-Barth, Hist. de Menin, II, 119-120). Maar vroeger werd Menen ook reeds geteisterd door zware branden. Daarover is evenwel veel minder te vinden in de historische literatuur.
Rond de tijd van de plundering van Menen in 1488 door de troepen van Frederik III, vader van Maximiliaan van Oostenrijk (Ibidem, II, 92) of weinige jaren daarna kende Menen niet minder dan drie grote branden. Nog in 1518 werd vanuit Menen betoogd aan Karel V dat de stad zwaar geleden had onder trois granz feux de meschief dont les dites habitants ont été totalement destruiz (Ibid., II, 102).
Menen heeft in 1512 bij de wederopbouw enkele bijzondere en zware belastingen op de inwoners gelegd. Rembry zegt, zonder verdere uitleg, dat de Raad van Vlaanderen au nom de l'empereur Maximilien accorda (23 december 1512) des lettres d'octroi au magistrat de Menin pour la levée de quelques impôts à charge des habitants de la ville. Eigenlijk betrof het een vonnis op tegenspraak van de Raad van Vlaanderen omdat enkele inwoners deze belastingen hadden aangevochten. Hun beroep op de Raad werd verworpen, maar ze trokken verder naar de Grote Raad te Mechelen.
Op 15 februari 1513 heeft de Grote Raad dit beroep in een uitvoerig arrest afgewezen. Zo vernemen we dat Laurens Waeye en enkele andere Menenaars geen vrede namen met die uitzonderlijke belastingen omdat de opbrengst bestemd was om gebouwen (o.m. gasthuizen) te kopen en ze achteraf te slopen zodat de straten in de stad verbreed konden worden (J. De Smidt e.a., Chronologische lijsten van de geextendeerde sententiën van de Grote Raad van Mechelen, 1971, dl. II, blz. 124-125).
De Meense magistraat wilde blijkbaar de stad opnieuw en beter aanleggen na de opeenvolgende branden. Maar de inwoners zagen het nut niet in van deze dure stedebouwkundige verbeteringen. Zouden er in het archief van Menen geen verdere sporen te vinden zijn over deze urbanisatieprojecten? Onteigeningen of aankopen om stedebouwkundige redenen kwamen wel voor, maar waren eerder zeldzaam, zeker in die tijden.
Deze historie, waaruit wij mogen afleiden dat Menen in het begin van de 16de eeuw enigszins geurbaniseerd en behoorlijk werd aangelegd na de zware branden uit die jaren, leert ons eveneens dat het stratenbeeld van onze oude steden niet voorgoed onveranderlijk vast lag en stereotiep eeuwen na eeuwen verscheen in oude kaarten en plans. De prenten van Sanderus geven niet steeds het beeld weer van het stadstracé uit de voorgaande eeuwen!
A.B.