Sint-Elooiskapel in Langemark (Vraagw. 1991, blz. 335)
Over die kapel weet ik het volgende mede te delen.
Ze wordt reeds vermeld in 1421 als een kapelanij (Coutumes du Bourg de Bruges, dl. I, blz. 101). Ook nog in 1520 wordt ze opgegeven naast de kapelanijen ten Poele en Sint-Jelijn (Register van Jacob van Uxeem, in Rond den Heerd).
Van 1576 (of vroeger nog) tot 1582 was Langemark protestants. De predikant was lange tijd Daneel Correet (van dec. 1580 tot nov. 1582) (De Schrevel, Le protestantisme à Ypres et aux environs, blz. 63 vv.). Tevoren zou ene Charles de Ville er predikant geweest zijn (De Coussemaker, Troubles religieux..., dl. I, blz. 345). Om de predikanten te onderhouden werden de inkomsten o.m. van de Sint-Elooiskapel aangewend. De kapel staat aangeduid op de kaart van het bisdom Ieper bij Sanderus (1641).
In 1699 is er sprake van ‘het leenhof van St Eloijs’ (Register van de heerlijkheid Letuve, gehouden van Coutsij). Deze vermelding wordt opgegeven door De Flou (Top. Wdbk., dl. XIV, 624 en 629) naar gegevens uit het nu verdwenen stadsarchief van Ieper.
De kapel stond er nog in 1772 en in 1820 wordt geschreven dat de heerlijkheid van Sint-Elooi lange tijd toebehoord had aan Jacques de Noyelle, markies van Lisbourg. Vermoedelijk stond de kapel nog recht in 1836, want het Dictionnaire Géographique van Vander Maelen spreekt van drie kerken en één kapel. In 1840 heet de wijk nog Sint-Elooi en in 1850 was er op die plaats een herberg Sint-Eloy.
Nu nog is de plaats waar kapel en heerlijkheid stonden bekend, want de moten zijn nog te zien langs de weg naar Bikschote, even voorbij de ‘Wijdendrift’, rechts in de weiden.
C. Moeyaert