Kamerijks weefsel (Vraagwinkel 1990, blz. 119)
Vraagwinkel wilde inlichtingen en bescheid inwinnen over de Cammerijcksche wille die gebruikt werd in een klooster te Veurne in 1709. Het betrof hier een licht en nogal duur weefsel dat behoorde bij de uitzet van de nonnen in het Veurnse klooster der witte zusters.
In de inventaris uit 1632 ten sterfhuize van Joanna Wyts, echtgenote van Jacques de Fevere, schepen van het Brugse Vrije, uitgegeven door A. De Poorter (Biekorf 1905) komt op blz. 311 de vermelding voor van Camerijckdouck. Uitleg staat er niet bij wat dit soort doek eigenlijk was. Alleen kunnen we uit de geschatte prijs afleiden dat het een dure stof was. De 5 sticxkens, lanck omtrent 28 ellen kostten immers 5 pond gr. Er waren ook nog 4 ander sticxkens, lanck ontrent vyvenveertich ellen geprijsd op 6 pond 13 sch. 4 gr. Vergeleken bij de 7 lijnwate handwaelen, die het maar brachten tot 4 sch. gr., was het Camerijcxdouck blijkbaar een veel duurder weefsel.
Kamerijks linnen komt nog een heel stuk in de 18de eeuw voor in allerlei boedelbeschrijvingen. Zo moest Maurus de Vos uit Heule, toen hij binnenging in de Sint-Jansabdij in Ieper in 1763, nog meebrengen in zijn uitzet eene fijne albe met amiet van Camerijckx (Biekorf 1921, blz. 55). Een amiet of amijt is een linnen schouderkleed dat de priester aandoet als hij de albe aantrekt (De Bo, Idiot. s.v. amijt).
Waarschijnlijk betreft het hier steeds toch wel een soort stof die vooral in de stad Kamerijk werd voortgebracht. Kamerijk was immers in oude tijden speciaal bekend en beroemd om zijn fijnere luxueuze en dus duurdere weefsels, zoals fijn linnen, kanten, batist en tule.
L.V.A.