Uitrusting van een tandmeester in 1825
In de Verzameling der Acten van West-Vlaanderen uit 1825 staat de uitrusting opgetekend die, ingevolge een besluit uit 1823, een tandmeester ten platten lande diende te bezitten om op een wettelijke en correcte wijze zijn beroep te kunnen uitoefenen (blz. 179).
Deze bestond als volgt: eene engelsche sleutel tot het uittrekken van tanden, met verschillende haken; eene regte tang tot hetzelfde gebruik; eene tandtrekker, eene koevoet; al de noodzakelijke instrumenten tot het schoonmaken en vullen der tanden.
Blijkens deze lijst was de vaardigheid van de toenmalige tandarts meer gelegen in de kracht van zijn handen (een koevoet!), dan in de nauwkeurigheid van zijn kunst!
A.B.