Biekorf. Jaargang 90
(1990)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 379]
| |
De gereformeerde abdis van MerkemOver het verleden van de kleine abdij der benedictinessen in Merkem, ontstaan in de 12de eeuw, is niet zoveel geweten. Ook bleef er betrekkelijk weinig archief van bewaard. Deze abdij werd afgeschaft in 1584 en haar patrimonium werd, samen met dit van de benedictijnerpriorij van Nieppe (Niepkerke, nabij Belle, nu Frankrijk), afgestaan aan de paters jezuieten om de stichting van hun klooster in Ieper mogelijk te makenGa naar voetnoot(1).
De lijst van de abdissen in Merkem is zelfs niet volledig bekend en de gegevens die we over hun leven kennen zijn zeer summier en vaak onvolledig. Zo weten we weinig over de laatste abdissen, onder meer over Catherine de Thieulaine, die abdis was in de troebele jaren van de geuzentijd en de beeldenstorm van 1566. | |
Een nieuwe abdis in 1557Madame Louise de l'Espinoy, abdis van Merkem, had na een korte ambtsperiode ontslag genomen in september 1557. Zij was priorin in de abdij van Nonnenbossche te Zonnebeke, toen ze in 1554 geroepen werd om abdis te worden in Merkem. De oude en ziekelijke abdis van Merkem, Jeanne de Revel, die haar ambt had neergelegd in 1554, had al haar invloed aangewend om ze te laten overkomen uit Nonnenbossche en ze te laten installeren als haar opvolgster in de kleine Merkemse abdij. Abdis de l'Espinoy behoorde tot een invloedrijke familie, want zij was de nicht van de latere eerste bisschop van Antwerpen Filips de Negri.
Maar Louise de l'Espinoy vertrok uit Merkem in 1557 terug naar haar oude en vertrouwde Nonnenbossche, waar men haar had gevraagd om de plaats in te nemen van de overleden abdis.
De gebruikelijke informatie voor een nieuwe abdis gebeurde dan te Merkem op 22 december 1557. Elf joncvrouwen en drie susters namen er deel aan en werden door de twee regeringscommissarissen ondervraagd. Bij de stemming wie | |
[pagina 380]
| |
de voorkeur verdiende om abdis te worden was Catherine de Thieulaine slechts als vierde candidate uit de bus gekomen. Gewoonlijk duidde het Hof de eerste of de tweede candidaat of candidate aan, maar hier werd tegen de gewoonte in de vierde in rangorde van stemmen benoemd. Een zuster, amper 35 jaar oud met 15 jaar professie, geboren omstreeks 1522 en ingetreden rond 1542.
Een medezuster had over haar getuigd dat zij was van uutnemenden goeden verstande van lezene, scryvene, rekenen, spreken zoowel in walsche als in vlaemsche, maar zij was jammer genoeg van cleender presentatie als wesende cleene van stature, crepele ende impotent, kortom een eerder uitzonderlijk gevalGa naar voetnoot(2). Het is interessant om na te gaan wie die vrouw was. | |
Haar familieHet Monasticon belge weet niets mede te delen over haar ouders of het milieu waaruit de nieuwe abdis afkomstig was.
De Thieulaines waren een franstalige adellijke familie uit Rijsels Vlaanderen, maar met talrijke Vlaamse wortels en connectiesGa naar voetnoot(3). De grootvader van abdis de Thieulaine was messire Anthone de Thieulaine gehuwd met Catherine de Lasne. Deze tak van de familie telde in die tijden, einde 1400 begin 1500, geldwisselaars en stadsschepenen in Rijsel en behoorde tot de kleine landadel uit de streek van Rijsel-Seclin. Zeer waarschijnlijk waren ze tweetalig, want enkele familieleden woonden in vlaamssprekend Vlaanderen en zij bewogen zich rond de taalgrens. Zo had Anthone een broer die monnik was in de abdij van ZonnebekeGa naar voetnoot(4). Een nichtje was clarisse in Gent en enkele voorouders en verwanten heetten o.m. Paeldincq, de Vos, van Haveskercke. Maar de meeste namen der aanverwante families waren Frans of Picardisch van oorsprong.
Haar vader was mher Jacques de Thieulaine. Hij was te Komen gehuwd met Joanna van der Meersch fa. Pieter, die | |
[pagina 381]
| |
behoorde tot een vooraanstaand geslacht uit Komen.
Het gezin de Thieulaine-van der Meersch ging zich vestigen in Menen en telde minstens vijf kinderen die de volwassen leeftijd bereikten. Bij het overlijden van de vader werd er in 1549 een goederenstaat voorgebracht in de weeskamer der Kortrijkse poorterij, waaruit blijkt dat Jacques Theuleyne (sic) intussen de poorterij van Kortrijk had aangenomen waartoe de familie van zijn vrouw behoordeGa naar voetnoot(5).
Er waren nog drie minderjarige kinderen. De toekomstige abdis van Merkem wordt niet meer vermeld in deze staat. Ze was net meerderjarig geworden en was trouwens door haar intrede in de abdij dood voor de wereld. Ook een zus Joanna, die al in 1545 in Menen gehuwd was met Allard Bourgeois, komt er niet meer in voor. Deze Joanna zou in 1575 overlijden te Leers (Nord, Fr.) en had kinderen.
De voogden waren Allard Bourgeois uit Wervik en Jan van der Meersch in Menen. De drie kinderen die nog onder voogdij werden gesteld waren Anthone, Georges en Anthonette.
Georges de Thieulaine huwde in 1573 te Doornik met Madeleine de Chastillon, dochter van een prévôt de Tournai, maar dit huwelijk bleef kinderloos; Anthonette trok eveneens naar Doornik en stierf er, na 1602 ongehuwd op hoge leeftijd.
De overblijvende zoon Anthone de Thieulaine is zijn zuster-abdis gevolgd naar Merkem. Hij huwde, na een kort verblijf in Doornik, met Adriane Claissone en was de vader van Adrienne de Thieulaine, die de echtgenote werd van mher Joos Tack, wonende in Merkem maar ontvanger van Nieuwkapelle (1597), een telg van de bekende adellijke familie Tack uit Veurne-AmbachtGa naar voetnoot(6). Anthone de Thieulaine was aanvankelijk laat van de heerlijkheden van Noord- en Zuidschote. In 1570 verzaakte hij aan dit laatschap en werd hij keurbroeder van Veurne-AmbachtGa naar voetnoot(7). Wij weten eigenlijk | |
[pagina 382]
| |
niets over zijn optreden in Merkem en omgeving, maar het is zo goed als zeker dat hij door bemiddeling van zijn zuster de abdis ergens in deze streek aan een bediening is geraakt.
De erfenis van vader de Thieulaine was vrij belangrijk; van de goederen die eigen waren aan de moeder wordt in deze boedelbeschrijving niet gesproken omdat Joanna van der Meersch toen nog leefde.
Het gezin woonde in de Ieperstraat te Menen in een eigendom waer den vader in weunde waeraf het huus verberrende inden brandtGa naar voetnoot(8).
Verscheidene woningen waren in hun bezit: een huis genoemd den Zonneberg in Menen, een huus ghedeckt met thegelen, enz. De overledene was ook eigenaar van een bryckterye, een steenbakkerij in Menen die hem jaarlijks 30 pond par. opbracht. Dan waren er nog een paar belangrijke renten en een heleboel leengoederen. Zo vermelden we een leen van 19 bunders gehouden van de heerlijkheid van RoodenGa naar voetnoot(9), een behuisde stede met 15 bunders land afhangend van de heerlijkheid Gruuthuyse in Aarsele, een achterleen van het leen te SterreGa naar voetnoot(10), heerlijke renten in geld en in natura, en tal van andere bezittingen, te lang om hier op te sommen.
We mogen dus gerust aannemen dat Jacques de Thieulaine een rijk man was en dat de abdis uit een bijzonder welgestelde familie kwam.
De familie (de) Thieulaine voerde een adellijk wapenGa naar voetnoot(11) en onder de verdere familieleden en aanverwanten komen hogere ambtenaren voor die, als tijdgenoten van de abdis, bij het Hof te Brussel zeker hun invloed konden laten gelden | |
[pagina 383]
| |
om de benoeming van een vierde candidatuur door te stoten. Zo vernoemen we o.m. Allard Carrette, een zoon van de president van de Rekenkamer te Rijsel, gehuwd met Marie de Thieulaine, de eigen nicht van Catherine. Een Thieulaine was in die jaren baljuw van de stad Seclin, een andere was baljuw van het machtige Sint-Pieterskapittel in Rijsel, enz.
Bij haar intrede in het klooster circa 1542 hadden haar familieleden op haar persoon een lijfrente van 3 pond gr. gevestigd, weeral een bewijs dat ze uit een kapitaalkrachtig milieu kwamGa naar voetnoot(12). | |
Een gereformeerde abdisCatherine de Thieulaine beleefde in haar abdij de woelige jaren van de beeldenstorm (1566) en van de doorbraak van de hervorming. Over de beeldenstorm in de abdij van Merkem spreken we verder. Madame de Thieulaine was een buitenbeentje, want ze was de nieuwe leer toegedaan en stond publiek bekend als gereformeerd. Hierin was ze zeker een unicum, want protestantse abten of abdissen zijn in onze streken nogal zeldzaam. Wel komen er een aantal afvalligen voor bij de bedelorden (karmelieten, minderbroeders, augustijnen, e.a.m.), maar monniken of monialen, en zeker abten of abdissen, zijn in de rij der apostaten naar het protestantisme toe, grote uitzonderingen geblevenGa naar voetnoot(13).
Toen de beeldenstorm van augustus 1566 voorbijgeraasd was, kwam de repressie op gang en werden de beeldenbrekers opgespoord en gestraft. De arm der justitie pakte al te ijverige gereformeerden op en maakte er korte metten mee. De wreedaardigste straffen volgden: ophanging, wurging, verbranding, verminking of verbanning en alles wat het arsenaal van de oude, strenge criminele justitie maar bieden kon. Zelden werd genoegen genomen met lichte straffen of kwijtschelding na belofte van beterschap. Van hun kant liepen rovers en fanatieke geuzen nog steeds het land af en moordden, brandden en bedreven brutale misdaden die om bestraffing vroegen. De abdij van Nonnenbossche te Zonnebeke en de abdij van Eversam te Stavele, gelegen nabij Merkem, om ons tot twee gevallen te beperken, werden verbrand, beschadigd en de kloosterlingen zwaar mishandeld. De abdijen op | |
[pagina 384]
| |
het platteland liepen leeg en de kloosterlingen namen hun intrek in hun stedelijke refugehuizen.
Op de duur werd het landsbestuur de situatie weer meester en werden harde maatregelen getroffen om de ketterse vloedgolf in te dijken. Op 5 april 1568 bij voorbeeld werd in Ieper, waar talrijke hervormden verbleven, zelfs het zingen van gereformeerde psalmen en liederen verbodenGa naar voetnoot(14).
De Ieperse kroniekschrijver Gerard de Feu, die enkele gevallen van aangehouden en terechtgestelde gereformeerden in zijn kroniek vermeldt, en telkens precies weet mede te delen hoe ze werden gestraft, schrijft onder 9 april 1568, vier dagen na de stedelijke verordening van 5 april, het volgende: 1567Ga naar voetnoot(15). Den 9 april in den avont soo broght den procureur generael van merkem 3 gevangen in, en mevrouwe van merkem clooster, die tiper tot de grauwe zusters geleydt was, want sy oock gereformeert wasGa naar voetnoot(16). De abdij van Merkem bezat een refugehuis binnen Ieper in de DiksmuidestraatGa naar voetnoot(17), maar de ketterse abdis werd niet geleydt in haar eigen refuge. Ze werd gevangen gezet bij de grauwe zusters, die een klooster hadden in de Elverdingestraat. In het midden van deze zusters, die leefden van aalmoezen en zich bezig hielden met ziekenzorg, werd mevrouw van Merkem onder scherp toezicht geleydtGa naar voetnoot(18). De procureur-generaal van de Raad van Vlaanderen uit Gent had persoonlijk deze zaak ter hand genomen.
Wat is er dan later met de gereformeerde abdis gebeurd?
Catherine de Thieulaine kan niet lang bij de grauwe zusters verbleven hebben, want het klooster brandde af op 14 oktober 1568Ga naar voetnoot(19), amper een half jaar na haar aanhouding.
A. Viaene, die over de nieuwe abdisverkiezing in 1569 te Merkem schreef en over haar in latere jaren niets meer had | |
[pagina 385]
| |
gevonden, schrijft dan ook: ‘De kleine krakende abdis hield het toch elf jaar vol; zij overleed einde 1568 in haar 47e jaar en liet een kloostergemeente achter van acht joncvrouwen en een zuster’. Uit latere stukken blijkt evenwel dat de abdis niet stierf in 1568, maar nog leefde in 1571.
Het Monasticon en A. Viaene geven uitvoerige details over de verkiezing van haar opvolgster in januari 1569. Omdat ook de auteur van het Monasticon niets afwist van haar religieuze gezindheid en haar opsluiting, wordt daar gezegd dat zij, verpletterd en teneergedrukt door de ramp van de beeldenstorm in haar abdij te Merkem, op het einde van 1568 ontslag nam, zodat een nieuwe abdis moest gekozen worden.
Zonder twijfel werd mevrouw de Thieulaine kort na 9 april 1568 eenvoudig afgezet of kreeg ze gelegenheid om braafjes ‘vrijwillig en eervol ontslag’ in te dienen. Vermoedelijk ging dit gepaard met een financiële regeling, want aan de ontslagen abdis werd bovenop haar drie pond gr. nog een jaarlijkse lijfrente toegekend van zes pond par., bezet op de goederen van haar abdij. Zij mocht nog van geluk spreken dat ze geen onterende lijfstraf moest ondergaan.
Haar opvolgster in Merkem was Margareta van Heule, weeral een religieuze van Nonnenbossche bij Ieper, een klooster dat zwaar geleden had onder de Beeldenstorm in 1566. Het lijkt er zelfs naar dat men met opzet een orthodoxe moniale aan het hoofd wilde stellen van een abdij waar de abdis wegens haar reformatorische gezindheid ongetwijfeld in grote mate een gebrek aan rechtgelovigheid en regeltucht had veroorzaakt. De commissarissen ondervroegen in Merkem vijf zusters, maar de enige voorgedragen candidate zuster Jacoba Vondelinckx vond geen genade in de ogen van de Overheid. Blijkbaar riskeerde men het niet iemand uit Merkem tot abdis te benoemen. Van de negen nog levende monialen werden er ook maar vijf onderhoord. Misschien werd de protestants geworden aanhang van mevrouw de abdis, net zoals de ontslagen abdis zelf, niet eens meer aangesprokenGa naar voetnoot(20)?
Catherine de Thieulaine leefde nog op 12 oktober 1571 | |
[pagina 386]
| |
toen ze voor de zoveelste keer vruchteloos aandrong op uitbetaling van de haar beloofde lijfrente. Nadien vernamen we niets meer over haarGa naar voetnoot(21). | |
Beeldenstorm in Merkem?We dienen nog de vraag te beantwoorden of de beeldenstorm in augustus 1566 ook in Merkem voorviel en of de abdij getroffen werd.
Het Monasticon schrijft over Catherine de Thieulaine: ‘Le 17 août 1566, elle vit son monastère saccagé par les iconoclastes venus de Bailleul et de Poperinge’Ga naar voetnoot(22). Deze nauwkeurige bewering wordt gestaafd door een voetnoot waarin naar drie afzonderlijke historische publikaties wordt verwezen.
De eerste bibliografische referentie geeft een bijdrage op uit het Bulletin de la Société des Antiquaires de la Morinie. Het betreft hier de gepubliceerde tekst van een handschrift dat berust in de stadsbibliotheek van Sint-Omaars, opgesteld door Jean Ballin, een monnik van de abdij van Clairmarais, die enkele markante gebeurtenissen optekende, voorgevallen in zijn streek tussen 1500 en 1588. Alle door Ballin verhaalde feiten zijn te situeren in de omgeving van Watten en Sint-Omaars en geen enkele maal treedt hij buiten dit enge geografische kader. Zo schrijft hij onder het jaar 1566: Briseurs d'ymages à Clermaretz, Watene, etc. De ietwat geradbraakte Vlaamse plaatsnamen die uit de Franse pen van pater Ballin vloeiden, moeten onzes inziens | |
[pagina 387]
| |
als volgt worden gelezen: Millam, Wulverdinge, Buischure, Fiennes, Volkerinkhove en Lederzele. Merkem zal niet Merkem bij Diksmuide zijn, maar Merckeghem, waar inderdaad in de omgeving de abdij van Ravensberge stond, in vogelvlucht ruim 35 km. van het Merkem waar onze abdij van benedictinessen te vinden was. Geen sprake dus in deze tekst van de kerk van Merkem en nog minder van de abdij!
De tweede bibliografische noot uit het Monasticon steunt op het werk van Edmond de Coussemaker, Les troubles religieux du XVIe siècle dans la Flandre maritimeGa naar voetnoot(24). Bij nazicht blijkt dat de Coussemaker eenvoudig de hoger aangehaalde tekst van Ballin heeft afgeschreven, zodat het duidelijk is dat ook hier niets bewijst dat de abdij van Merkem door de beeldenstormers werd bezocht.
De derde en laatste verwijzing betreft de inhoud van de brief die Margareta van Parma schreef aan Filips II in Spanje en waarin zij, onmiddellijk na de Beeldenstorm van 15 augustus 1566 en volgende dagen, inderhaast aan de koning rapporteerde wat er in westelijk Vlaanderen was voorgevallen. De brief staat afgedrukt in een bijdrage van kan. A.C. De Schrevel en verscheen in de Annales de la Société d'Emulation te Brugge. Wij lezen er het volgende: Sont esté pillées les esglises de Robecke, Merkem, Noortschote et Womene, terroir du Francq, et villaiges de Steenwerck, Merville, Esterres, Richebourg, La Coustaire, La Gorge et en divers aultres lieux, comme ceulx dudict Francq et d'aillieurs me sont venus remonstrerGa naar voetnoot(25). Naar onze mening is dit ene citaat overtuigend genoeg om in de naam Merkem het dorp Merkem bij Diksmuide te herkennen; men vermeldt trouwens Merkem naast andere naburige gemeenten zoals Noordschote en Woumen, alle gelegen in het Brugse VrijeGa naar voetnoot(26). | |
[pagina 388]
| |
In Merkem stonden er in 1566 ook nog twee grote en belangrijke kapellen, de Milanekapel nabij het VrijbosGa naar voetnoot(27) en de kapel van O.L. Vrouw van LangewadeGa naar voetnoot(28). Wat het lot van deze bidplaatsen mag geweest zijn konden we niet achterhalen. Verwarring van deze kapellen met de kerk van Merkem, zoals bedoeld in de brief van de landvoogdes, lijkt uitgesloten.
Mogen we daaruit nu besluiten dat de abdij van Merkem door de beeldenstormers beschadigd werd? Het Monasticon haalt in alle geval verkeerde bewijzen aan om dit aan te tonen. Uit bovenstaande blijkt alleen dat de kerk van Merkem door de geuzen bezocht werd en dat de abdij tot hiertoe in geen enkele tekst ter sprake komt.
Andere abdijen hebben, zoals boven al gezegd werd, reeds in 1566 zware schade opgelopen. De gebouwen werden vaak afgebrand, de kerkinterieurs vernield en geroofd, de kloosterlingen mishandeld. Zo gebeurde o.m. in Nonnenbossche (Zonnebeke) en met de dicht bij Merkem gelegen abdijen van Eversam (Stavele) en Hemelsdale (Werken). De monniken vluchtten binnen de stadsmuren in hun refugehuizen en vele maanden later stonden de abdijgebouwen er nog steeds verlaten bij.
Maar over de abdij van Merkem met de gereformeerde abdis is niets bekend over schade of mishandeling of roverij of beeldenbraak. Het is goed mogelijk dat de abdij van Merkem, precies door de gezindheid van de overste, in 1566 de dans ontsprong. In 1568 werd de abdis trouwens vanuit Merkem naar Ieper overgebracht, wat er eerder schijnt op te wijzen dat de kloosterlingen onafgebroken in Merkem hebben verbleven en dus in 1566 misschien geen of toch maar geringe moeilijkheden hadden ondervonden.
Later, in de oorlogsjaren van 1579 tot 1583, is de abdij van Merkem natuurlijk door de oorlog en de soldaten eveneens geplunderd en vernield geworden. Zij werd verwoest, net zoals heel het Vlaamse platteland, zodat toen ook voor deze abdij tragische jaren zijn aangebroken. | |
[pagina 389]
| |
Het eindeDe teleurgang van de benedictinessenabdij van Merkem was zo diep dat er in 1583 maar drie religieuzen meer in leven waren, twee die gevlucht waren in Sint-Omaars en een derde die verbleef in Ieper.
Bisschop Maarten Rythovius van Ieper had daarom aan Filips II gevraagd om een regisseur over de abdijgoederen te mogen aanstellen en de bezittingen van de abdij van Merkem te mogen aanwenden als dotatie bij de oprichting van het klooster van de jezuieten binnen Ieper. De abdij moest dus opgeheven worden. De in Ieper verblijvende non van Merkem had volgens Rythovius geen goede naam want elle hantait les presches! Ze woonde klandestien de hagepreken bij van de protestantenGa naar voetnoot(29).
In 1568, bij de opsluiting van Catherine de Thieulaine, was Rythovius al bisschop van Ieper. Ongetwijfeld kende hij het probleem van Merkem maar al te wel: een intelligente, bekwame maar gereformeerde abdis, en later, wellicht ten gevolge hiervan, nonnen die ook protestantsgezind geworden waren en hagepreken bijwoonden. Genoeg om een ijverige bisschop als Rythovius ernstig te doen twijfelen aan het voortbestaan van zulke instelling.
De historici vonden het normaal dat deze kleine gemeenschap van drie zusters, waarvan er uiteindelijk maar één enkele meer overbleef, afgeschaft werd en dat de resterende goederen aan de jezuieten werden overgedragen. In gelijkaardige gevallen gebeurde immers hetzelfde. Zo werd de abdij van Zoetendale in Maldegem, die in die jaren maar vijf religieuzen meer telde, opgeheven en werden haar bezittingen geïncorporeerd in het Brugse jezuietencollegeGa naar voetnoot(30).
Maar in het geval van Merkem mogen we er nu met grote waarschijnlijkheid aan toevoegen dat de waakzame Rythovius de abdij van Merkem viseerde, niet alleen omdat ze aan het uitsterven was, maar ook en misschien wel vooral, omdat ze een klein bolwerk van protestantisme was geworden. L. Van Acker |
|