Biekorf. Jaargang 90
(1990)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 331]
| ||||||
Was Jacob Adorne schenker of gebruiker van boeken in de bibliotheek van de Jeruzalemkapel te Brugge?De Brugse archivaris Noël Geirnaert, die zich verdienstelijk heeft gemaakt door het archief van de familie Adorne en van de Jeruzalemstichting te inventariseren, heeft onlangs in een bijdrage in Biekorf een oude discussie opnieuw geopend, waarvan men had kunnen denken dat zij sinds lang beëindigd wasGa naar voetnoot(1). Het gaat om de interpretatie van een zinnetje dat deel uitmaakt van een drietal notities in het cartularium van Jan Adorne, betrekking hebbend op het boekenbezit van de kapel in de 15de eeuw. Wij brengen hier zeer kort in herinnering waarover het gaat; een uitvoerige bespreking vindt men in Geirnaerts artikel, en verdere gegevens in de door hem aangehaalde literatuur.
De eerste tekst is een lijstje van 6 boeken, die kapelaan Jan Beert aan de kapel geschonken heeft; hij dateert van na 1455, vóór 1465, en werd door Jan Adorne opgesteld.
De tweede tekst, door dezelfde hand geschreven en van dezelfde tijd, is degene die hier behandeld wordt.
De derde, steeds van dezelfde hand, is een lijstje van 7 boeken, die Pieter II Adorne aan de kapel heeft geschonken.
Daarop volgt nog een nota, waaruit blijkt dat het aantal dezer boeken, die ‘ter eeuwige herinnering aan voornoemde mannen in de Jeruzalemkapel geplaatst worden’, dertien bedraagtGa naar voetnoot(2).
De tweede, hier ter discussie staande tekst, luidt: Item Jacob Adoren hevet ooc boeken die de capelle thobehoren, bisonderlinc .V. boecken spekelen hystoriael ende legenden sanctorum, al in vlaemsche. Van in den beginne was ik ervan overtuigd, dat met het bovenstaande bedoeld wordt dat Jacob, de broer van Pieter Adorne en medestichter van Jeruzalem, enkele boeken uit de kapel ontleend had. Robrecht Lievens, hierin later bijgetreden door Geirnaert, heeft in een kritisch artikel deze interpretatie voor onjuist verklaard, om- | ||||||
[pagina 332]
| ||||||
dat toebehoren volgens hem in het Middelnederlands niet zozeer de huidige betekenis van het werkwoord heeft, maar eerder ‘toekomen aan’, ‘bestemd zijn voor’ betekentGa naar voetnoot(3). In mijn repliek van 1972 heb ik aangetoond dat toebehoren ook in het Middelnederlands wel degelijk kan betekenen ‘eigendom zijn van’, en dat hebben in Middelleeuwse boekenlijsten dikwijls juist ‘in bruikleen hebben’ betekent, zoals Geirnaert overigens in herinnering brengtGa naar voetnoot(4). Lievens (zoals Geirnaert) wijst er ook op dat het zinnetje betreffende Jacob Adorne tussen twee vermeldingen van boekenschenkingen staat, en dat het woordje ook dat erin voorkomt bewijst dat hier insgelijks een schenking bedoeld wordtGa naar voetnoot(5). Zonder dit laatste argument te willen minimaliseren, wens ik er toch op te wijzen dat het gebruik van ook in het Middelnederlands niet die betekenis van absoluut parallellisme heeft die wij er vandaag aan toekennenGa naar voetnoot(6).
In elk geval zou het volgens Lievens en Geirnaert dus niet gaan om een ontlening van boeken uit de Jeruzalemkapel, maar om een schenking aan de kapel. Elk van de drie teksten zou m.a.w. op een schenking betrekking hebben. Als proef op de som voor mijn tegengestelde interpretatie had ik de nota aangevoerd, die een totaal van 13 geschonken boeken vermeldt, nl. de 6 boeken van Jan Beert en de 7 van Pieter Adorne. Geirnaert nu vindt mijn argumenten ‘niet helemaal overtuigend’. O.m. had ik mij niet afgevraagd hoe de boeken, die Jacob Adorne heeft ontleend, in de bibliotheek waren terechtgekomenGa naar voetnoot(7). Dat weet ik natuurlijk niet, maar het is toch niet omdat de beschikbare bronnen niet over de verwerving van deze boeken spreken dat men mag besluiten dat ze er nooit geweest zijn? Kan Geirnaert dan voor elk van | ||||||
[pagina 333]
| ||||||
de 22 boeken, die de latere catalogus vermeldt, zeggen hoe ze in de bibliotheek zijn terechtgekomenGa naar voetnoot(8)? En - o ironie van het lot - wat te zeggen van het werkwoord toebehoren in de titel van laatstgenoemde catalogus: Dit zijn de bouken toebehoorende der capelle van Jherusalem te Brugghe?
Maar Geirnaerts hoofdargument tegen mijn interpretatie ligt toch in het rekensommetje, waarvan we de tekst nog eens herhalen: Numerus vere istorum extendit se librorum ad tredecim, qui ad perpetuam predictorum virorum in capella Iherusalem ponuntur memoriam, quos Ancelmus tenet. De 13 boeken zijn niet de 6 van Jan Beert en de 7 van Pieter Adorne (hoewel alleen in deze twee lijstjes de titels zijn genummerd, respectievelijk van 1 tot 6 en van 1 tot 7), zegt Geirnaert, maar de boeken ‘geschonken’ door Jacob Adorne en die geschonken door Pieter Adorne. Om tot een totaal van 13 te komen moet hij uiteraard een kunstgreep gebruiken; hij onderscheidt daarbij twee mogelijkhedenGa naar voetnoot(9): ofwel gaat het om
ofwel gaat het om
Tegen de eerste oplossing kan men inbrengen dat de uitdrukking. .V. boecken spekelen historiael ende legenden sanctorum naar alle waarschijnlijkheid niet op 5, maar op 6 boekdelen betrekking heeft. Bovendien veronderstelt zij dat de term libri voor ‘boekdelen’ of volumina gebruikt wordt, wat in de Laatmiddeleeuwse boekbeschrijving bepaald ongewoon is. Het lijstje van de door Pieter geschonken boeken maakt trouwens duidelijk het onderscheid tussen de twee termen: Hii sunt libri quos Petrus Adoren contulit capelle: ..................... Sermones Bernardi duobus in voluminibus pulcris. | ||||||
[pagina 334]
| ||||||
Wil dat zeggen dat de tweede mogelijkheid die Geirnaert naar voor brengt de juiste is? Met enige goede wil lijkt dat niet uitgesloten, omdat men de 5 boeken van de Spiegel Historiael inderdaad als afzonderlijke bibliografische eenheden kan beschouwen (ook al zullen die wel met 5 volumina overeengekomen hebben), en de sermoenen van de H. Bernardus, ondanks het feit dat ze twee banden beslaan, als één bibliografische eenheid. Voor deze interpretatie geldt het bezwaar van begripsverwarring tussen libri en volumina dus niet noodzakelijkGa naar voetnoot(10).
Er zijn echter andere bezwaren. Vooreerst zijn, zoals gezegd, alleen de boekenlijsten van Jan Beert en van Pieter Adorne van een artikelnummering voorzien, die als vanzelf tot het totaal aantal libri leidt: 6 + 7 = 13. Beide hebben formeel dezelfde titel: Hii sunt libri quos X contulit capelle.
Vervolgens zegt de nota onderaan dat deze boeken ‘in de kapel geplaatst worden’ (ponuntur, in de tegenwoordige tijd, en niet ‘geplaatst zijn’, zoals Geirnaert vertaalt), en voegt zij eraan toe quos Ancelmus tenet. Geirnaert vertaalt: ‘Anselmus (Adornes) heeft ze nu geleend’. Hoe kunnen boeken tegelijk uitgeleend zijn en in een kapel geplaatst wordenGa naar voetnoot(11)? Is het niet veel logischer tenere hier te lezen in de betekenis van ‘bezitten’, ‘meester zijn van’, ‘verantwoordelijk zijn voor’, ‘rechten uitoefenen op’, dan in die van ‘in bruikleen hebben’Ga naar voetnoot(12)? Op het ogenblik dat Jan Adorne dit neerschreef was zijn vader Anselm inderdaad patroon van de Jeruzalemstichting en van haar bezittingen. Ik zie tenslotte ook niet goed waarom Anselm de Spiegel Historiael en Middelnederlandse heiligenlevens naar huis zou meegenomen hebben, hij die zich in zijn vrije uren toch uitsluitend met Latijnse teksten schijnt te hebben opgehoudenGa naar voetnoot(13). | ||||||
[pagina 335]
| ||||||
Dank zij de studies van Noël Geirnaert kennen wij thans de familie Adorne en de Jeruzalemstichting veel beter dan een kwarteeuw geleden. Toch heeft het er alle schijn van dat Geirnaert op het discussiepunt dat ons bezig houdt de ridderlijke verdediger is van een verloren zaak: Lievens' stelling blijft na twintig jaar even geforceerd, vergezocht en onwaarschijnlijk, net zoals het vertrekpunt van de gehele controverse overigens: Lievens' interpretatie van het opschrift van de lijst der Dietse boeken van het Rode Klooster: Dit sijn die dietse boeke die ons toe behoeren. Jacob Adorne heeft wel degelijk enkele boeken uit de jonge Brugse instelling ontleend. Albert Derolez | ||||||
RepliekVoor de lezer kan het nuttig zijn hier nog eens te herhalen waarover de discussie tussen prof. A. Derolez en ondergetekende gaat. Indien prof. Derolez gelijk heeft is onze kennis over de bibliotheek van de Jeruzalemkapel rond 1465 onvolledig. De bronnen vermelden, aldus Derolez, een schenking door kapelaan Jan Beert en één door Pieter Adornes. Daarnaast, aldus Derolez, beschikte de kapel over nog meer boeken, aangezien Jacob Adornes Maerlants Spiegel Historiael en een boek met Vlaamse heiligenlegenden in leen had uit het boekenbezit van de kapel. Volgens ondergetekende echter bestond het volledige boekenbezit van de Jeruzalemkapel ca. 1465, na de dood van Jacob Adornes, uit drie schenkingen: die van Jan Beert, die van Pieter Adornes en die van Jacob Adornes. Deze opvatting deel ik met prof. Lievens en met de vroegere Brugse stadsbibliothecaris De Poorter, die de bewaarde bronnen als eerste publiceerdeGa naar voetnoot(1).
Alle hier behandelde teksten bevinden zich op f 154 r. van het cartularium van Jan Adornes, maar ze zijn niet door hem opgesteld: het cartularium van Jan Adornes bestaat uit kopieën van allerlei eerder opgestelde teksten uit het familiearchief, die hem een inzicht moesten geven in het patrimonium dat hij sinds de dood van zijn vader Anselm in 1483 had geërfd. Op die manier beschikte hij ook over vier korte tek- | ||||||
[pagina 336]
| ||||||
sten die informatie verschaffen over de bibliotheek van de Jeruzalemkapel tot aan de beheersperiode van Anselm Adornes (1455-1465). Het is mogelijk dat deze vier korte teksten al eerder, door Jans vader Anselm, in deze volgorde op één blad waren samengebracht, en ca twintig jaar later van dit blad door Jan zijn gekopieerd.
Het cartularium van Jan Adornes bevat o.m. alle teksten die Jan heeft kunnen achterhalen m.b.t. zijn patrimonium, inzonderheid de Jeruzalemstichting. Daaruit en uit alle andere bronnen, o.m. het cartularium van de Jeruzalemstichting, blijkt dat deze kapel vóór 1465 uitsluitend is begiftigd door de initiatiefnemers Pieter en Jacob Adornes en door de eerste kapelaan Jan Beert. Dit geldt ook voor de bibliotheek. Ik ben het uiteraard eens met prof. Derolez dat toebehoren in het Middelnederlands ‘eigendom zijn van’ en hebben ‘in bruikleen hebben’ kan betekenen, maar hier, indeze contekst, moet de voorkeur worden gegeven aan ‘in het bezit zijn van’ voor hebben en ‘bestemd zijn voor’ of ‘toekomen aan’ voor toebehoren.
Elders in het hier besproken cartularium (op f. 131v.) is nog een tekst opgenomen die de woorden hebben en toebehoren bevat. Op 9 september 1484 oorkondt Aernoud Adornes dat hij in het bezit is van (‘dat ic onder mij hebbe’) twee rentebrieven, waarvan hij expliciet ontkent er eigenaar van te zijn. Deze twee rentebrieven komen toe aan, of zijn bestemd voor (‘toebehoren’) de gezamenlijke erfgenamen van zijn vader. Het is zeer revelerend dat hier niet ‘dat ic hebbe’ maar ‘dat ic onder mij hebbe’ is gebruikt, voor een omschrijving waarin sprake is van bezit maar niet van eigendom.
De opmerking van prof. Derolez dat de notitie over Jacob Adornes' boeken waarschijnlijk niet op vijf maar op zes boekdelen slaat is scherpzinnig en terecht. Zoals prof. Derolez toegeeft kan het ‘rekensommetje’ dan slaan op de zes boeken van Jacob Adornes en de zeven van Pieter. Ook Derolez' interpretatie van de Latijnse tekst van het rekensommetje is niet noodzakelijk in tegenspraak met onze opvatting: Als de dertien boeken in de kapel ‘worden geplaatst’, dan betekent dat uiteraard dat ze zich daar eerder niet bevonden, m.a.w. dat Anselm ze bij zich hadGa naar voetnoot(2). De belangstelling van Anselm | ||||||
[pagina 337]
| ||||||
Adornes voor de klassieke cultuur hoeft interesse voor Middelnederlandse literatuur niet uit te sluiten. Zijn eerste testament (1470) is opgesteld in het Middelnederlands en ook uit zijn aantekeningen m.b.t. zijn huwelijk en de geboorte van zijn zestien kinderen blijkt dat hij het Middelnederlands als huistaal gebruikteGa naar voetnoot(3). Samenvattend: De interpretatie van de teksten op f. 154r. van het cartularium van Jan Adornes door prof. Derolez is theoretisch mogelijk en correct. In de historische contekst dient echter de voorkeur te worden gegeven aan de interpretatie die stadsbibliothecaris De Poorter, prof. Lievens en ikzelf naar voren hebben gebracht. Vóór 1465 werd de Jeruzalemkapel nu eenmaal alleen begiftigd door Jan Beert, Pieter Adornes en zijn broer Jacob. Met dit gegeven in het achterhoofd moeten de bronnen worden gelezen en op een aanvaardbare manier geïnterpreteerd. Noël Geirnaert |
|