Biekorf. Jaargang 90
(1990)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Betekent het middelnederlands combel hanebalk?De studie van oude bestekken, kontrakten en rekeningen brengt dikwijls oude benamingen aan het licht. Soms worden deze woorden nog gebruikt en zijn ze onmiddellijk te begrijpen, voorzover ze intussen geen andere betekenis gekregen hebben. Soms echter zijn de weergevonden benamingen niet meer bekend en vergt het heelwat studiewerk om hun juiste betekenis te achterhalen. Dat de voorgestelde uitleg voor discussie vatbaar kan zijn, is niet verwonderlijk, in het bijzonder als het om een alleenstaand geval gaat. Aan dergelijk (klein) probleem is dit artikel gewijd.
Sinds meer dan dertig jaar maakt dr. Herman Janse van de studie van de dakbekappingen in Nederland - en ook een beetje in Vlaanderen - zijn levenswerk dat op 26 october 1989 uitmondde in een promotie tot doctor in de Letteren aan de Rijksuniversiteit te LeidenGa naar voetnoot(1). Het proefschrift ‘Houten kappen in Nederland, 1000-1940’ (413 blz. en 656 foto's en tekeningen) bevat ook voor ons land een schat aan documentatiemateriaal. Daarenboven worden als bijlage 18 bestekken en rekeningen opgenomen die talrijke oude termen bevatten; enkele bestekken worden door reconstructie-tekeningen ook nog aanschouwelijk voorgesteld.
Het oudste bestek betreft de betimmering in de kapel van het stadhuis te Sluis (1394-1395). Dit bestek wordt afgedrukt op blz. 335 en - voorzien van een tekening - besproken op blz. 155; het contract en de tekening werden reeds eerder gepubliceerd in de studie van H. Janse en L. Devliegher ‘Middeleeuwse bekappingen in het vroegere graafschap Vlaanderen’, blz. 303, 375-376Ga naar voetnoot(2). In de beschrijving van het te maken houten tongewelf is o.m. sprake van een achtzijdige makelaar ‘upghaende tot in den combel van den ghespannen’. Zowel in 1962 als in 1989 wordt combel ‘vertaald’ door hanebalk, d.w.z. een horizontale dwarsverbinding tussen twee dakkepersGa naar voetnoot(3). In de in 1986 verschenen 2de druk van | |
[pagina 169]
| |
E. Haslinghuis' ‘Bouwkundige termen’ is nu ook het woord combel opgenomen, eveneens in de betekenis van hanebalk.
In het hierboven vermelde proefschrift van H. Janse schrijft de auteur op blz. 155 ook nog: ‘Voor spitsboog wordt in het bestek van Sluis het woord ogive gebruikt en de hanebalk wordt combel genoemd. Dit zou op Franse invloed kunnen wijzen’. Ogive en combel verwijzen inderdaad naar het Frans, maar het lijkt ons toch nuttig na te gaan wat het Franse comble (van Lat. cumulus) eigenlijk betekent.
Op fo 17vo van zijn beroemd schetsboek tekent Villard de Honnecourt ca. 1220-1235 tweemaal een kapdoorsnede, die hij in zijn Picardisch dialect ‘1 bon conble legier’ noemtGa naar voetnoot(4).
In het Franse contract voor de bouw van een nieuw stadhuis te Nijvel in 1386 - ongeveer gelijktijdig met de stadhuiskapel te Sluis - komt het woord comble verscheidene malen voor, in de betekenis van kap of zolderruimteGa naar voetnoot(5).
In Doornik vraagt men in 1409 raad over het maken van ‘un comble de bos’, een houten kap, op de O.-L.-Vrouwkapel in de Sint-Niklaaskerk aldaarGa naar voetnoot(6).
In het in 1859 verschenen 3de deel van zijn ‘Dictionnaire raisonné de l'architecture française du XIe au XVIe siècle’, geeft Viollet-le-Duc, op blz. 501, volgende bepaling van comble: ‘Combinaison de charpenterie recevant du métal, de l'ardoise ou de la tuile, et couvrant un édifice’.
Bij F. Godefroy, ‘Dictionnaire de l'ancienne langue française’ d. 2 (1883), wordt comble omschreven als faîte, sommet, partie supérieure, en in het ‘complément’, d. 9 (1898), als construction couronnant le sommet d'un édifice.
In 1972 gaf het Franse Ministère des Affaires Culturelles een tweedelig werk uit ‘Principes d'analyse scientifique. Architecture. Méthode et vocabulaire’, dat de bedoeling had een nauwkeurige omschrijving van bouwkundige termen te | |
[pagina 170]
| |
geven. Daarin wordt in deel 1, blz. 30 de volgende bepaling van comble gegeven: ‘Partie de l'espace intérieur, comprise sous les versants du toit et séparée des parties inférieures par un plancher ou une voûte. Le comble peut comprendre un ou plusieurs étages... Ne pas dire comble brisé, comble à deux versants, etc., au lieu de toit brisé, toit à deux versants, etc.; le comble n'a pas de forme’.
In de ‘Trésor de la langue française’, 5 (1977)’ wordt comble in het algemeen bepaald als: ‘Ce qui est au sommet d'une construction’, en meer in het bijzonder als ‘Assemblage de pièces de bois ou de fer situé au-dessus d'un édifice pour supporter la couverture’; bij uitbreiding: ‘Partie du batiment située sous le toit’ en ‘Sommet, toit d'un bâtiment’.
Hieruit blijkt dat comble de ruimte onder het dak betekent, maar geen specifiek kaponderdeel aanduidtGa naar voetnoot(7). Zo te zien betekent ook het Middelnederlandse combel de ruimte binnen de dakvlakken. Overigens lijkt het woord - na een eerder vluchtig onderzoek - niet zo vaak voor te komen. Het staat niet bij E. Verwijs en J. Verdam, ‘Middelnederlandsch Woordenboek’ (1885-1952), evenmin in de ‘Glossaire flamand’ (1882), door E. Gailliard opgemaakt op de ‘Inventaire des archives de la ville de Bruges’ van L. Gilliodts-van Severen, noch in de ‘Kleine verscheidenheden’ (Biekorf, 1960-1974) van A. Viaene. Ook een klein onderzoek in gepubliceerde bouwrekeningen (Brugge: Brugse Vrije en Sint-Salvatorskathedraal; Damme, Gent en Oudenaarde: stadhuis; Utrecht: Dom) heeft ons evenmin verder geholpen.
Uit dit alles menen we te kunnen besluiten dat het (weinig voorkomende) Middelnederlandse woord combel niet hanebalk, maar kap of zolderruimte betekentGa naar voetnoot(8).
L. Devliegher |
|