Bij de geschiedenis van Nieuwpoort
Het opstellen van een dorpsgeschiedenis vergt van de auteur, benevens ver doorgedreven archiefonderzoek, meer en meer grote voorkennis van bibliografische bronnen, inzicht in een haast onoverzichtelijke massa lektuur waarin het tijdsgebeuren en het geografisch kader van het dorp te situeren zijn, en... een goede pen!
Bij stadsgeschiedenissen staan de eisen nog hoger. Zeker voor een stad lijk Nieuwpoort. Deze stad bezit een omvangrijk en oud archief, heeft bindingen met de zee, de visserij en tal van aspecten die een andere stad meestal niet heeft. Daarenboven hebben vele historici al hun pen gescherpt op dit onderwerp. Redenen te over om het onderwerp in handen te laten van een of meer geschoolde historici, die bereid zijn dergelijk titanenwerk aan te durven en iets beters te presteren dan Wybo, Meynne, Loppens, Filliaert en nog andere en vroegere Nieuwpoortse historiografen al vóór hen deden.
Dezer dagen verscheen er weer een Geschiedenis van Nieuwpoort. De auteur is deze maal René Dumon, een geboren Nieuwpoortenaar die, uitgeweken met de eerste wereldoorlog naar Engeland, waar hij o.m. Consul van ons land was in Newcastle upon Tyne, zich met liefde en ijver aan het verzamelen en zanten heeft gezet van alles wat zijn stad in het verleden beroerde. In Biekorf gaf hij, vooral vóór 1940, enkele staaltjes van zijn wetenschap over zijn geliefd Nieuwpoort.
Tot een afgewerkte en overzichtelijke studie, een ware geschiedenis van zijn stad, is het niet gekomen. Het handschrift was beëindigd in 1971 en de auteur stierf in 1977. Vrienden hebben de pietietsvolle opdracht op zich genomen zijn handschrift uit te geven. Dit wil dus onmiddellijk zeggen dat bepaalde belangrijke publikaties over Nieuwpoort die sindsdien het licht zagen niet in het boek verwerkt zijn; om er maar twee te noemen uit de laatste jaren: de bijdrage van G. Dalle in de Annales van de Emulatie 1987-88. (Topografie van Armoede en Rijkdom) en het boek van R. Degryse, eveneens uit 1987 (Nieuwpoort tot omstreeks 1302, 194 blz.).
R. Dumon heeft zich zelfs niet geheel en al kunnen dokumenteren over onderwerpen die hijzelf destijds aangesneden had. Zo vereenzelvigt hij nog altijd Boudewijn van Nieuwpoort met Boudewijn van Haveskerke. Deze stelling had hij al in Biekorf 1938 (blz. 296-299) voorgehouden en ongewijzigd in Bachten de Kupe (1963, blz. 89-96) verdedigd. Deze figuur, die blijkbaar zijn voorliefde en zijn belangstelling wegdroeg krijgt in zijn postume uitgave een heel hoofdstuk toegemeten (blz. 130-140). Indien Dumon op de hoogte was geweest van Dr. Warlops ‘Adel voor 1300’ dan had hij het wel anders moeten bezien... Warlops werk verscheen in 1963 en er bestaat ook een Engelse vertaling!
De nieuwe Geschiedenis van Nieuwpoort is daarenboven ontstellend onvolledig. Ingedeeld in hoofdstukjes, beter gezegd in schuifjes (!), die chronologisch aan mekaar genaaid zijn, worden vooral het middeleeuwse en het moderne Nieuwpoort, met zijn fatale ondergang in 1914-18, uitvoerig behandeld. Op een boek dat zo eventjes 588 blz. telt krijgen de 17de en 18de eeuw samen maar 64 blz. toegemeten. En zeggen dat het oud archief van Nieuwpoort vooral dokumenten uit deze eeuwen bewaart! Zo worden bvb. de Engelse kartuizers en hun Nieuw-