Molens op de vesten van Ieper
Ramaut schrijft in zijn handschrift (Stadsbibl. Ieper) onder het jaar 1620, naar aanleiding van een dodelijk ongeval bij een molen, de volgende nota over de molens van Ieper.
Daer stonden ten dien tijde seven kooren-meulens op de vestens; d'eerste, was desen geseydt den swarten leeuw (boven het bollewerck achter het ruyters quartier naer den zuyden); den tweeden stondt naer den westen, achter het tuchthuys; den derden stond neffens de boterpoorte naer den zuydkant; den vierden stondt by het roose straetje, op die plaetse nu nog genoemt den meulenwal; den vijfden stondt bij de elverding poorte, naer den zuydkant; den sesden stondt neffens den noordkant van d'elverdingpoorte, ende den 7. achter de rycke claren.
Panoramische gezichten van de stad Ieper geven deze molens al duidelijk weer vanaf de 16de eeuw.
Ramout, die schreef in 1768, schijnt deze molens niet meer geweten te hebben. Hij schrijft immers in de verleden tijd (stondt, ten dien tijde,...). Men zou gaan denken dat de Ieperse molens, in de 18de eeuw al verdwenen waren. Een nader onderzoek in de iconografie van Ieper uit de jaren 1700 kan hierop het antwoord geven. Dit is gemakkelijk te doen, want van Ieper in de 17de en 18de eeuw bestaan tientallen stadsgezichten (zie o.m. bij A. Verbouwe, Iconografie van het arr. Ieper, 1953, vooral de blz. 30-65). Of vielen de Ieperse molens uiteindelijk voor de uitbouw van de stedelijke vestingen en versterkingen? Dit zou dan gebeurd zijn rond 1680.
A.B.