Biekorf. Jaargang 89
(1989)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
Gustaaf Flamen met moeder en zoon Rodenbach naar de Rijn?Er valt de jongste tijd hier en daar te lezen dat de priesterleraar Gustaaf Flamen in de jaren 1870 ooit heeft rondgetoerd aan de Rijn met de Roeselaarse mevrouw Rodenbach-Delahouttre en haar zoon Albert, toen ongeveer zestien (en nog lang geen Albrecht).
Men zit de dag van vandaag voor men het weet opgescheept met onthullende standaardwerken over negentiende-eeuwse burgermoraal. Een reden om eens na te gaan waar het gerucht in kwestie nu eigenlijk op steunt.
Er is vooreerst een gedicht, kennelijk uit de beginfaze van Rodenbachs dichterschap: De Wederkeer (pas verschenen in De Vlaamsche Vlagge, jg. XXII, 1896, afl. 1, blz. 36-38): ‘Hebt gij ooit in vreemden lande’, zo luidt het eerste vers. Het gedicht evoceert heimwee naar huis bij een verre treinreis. Een treinreis waarheen? ‘... De oude stede met heur torens / wederspiegeld in den stroom, / met haar havens, met haar bruggen, / 't vierschip met zijn vaan van droom, / en de bergen en de rotsen, / en de puinen van den tijd / der bezongen paladijnen, / de riviere die verwijdt / om een eiland te bewaatren / waar een klooster lief en oud, / (...) rustig, eenzaam staat gebouwd.’
F. Baur heeft uit deze verzen afgeleid dat de jonge dichter al schrijvende terugdacht aan een reis naar de RijnGa naar voetnoot(1). Deze uitleg ligt inderdaad voor de hand, maar men kan zich toch afvragen of het soms geen gefantaseerde reis betrof, een louter produkt van verbeelding, b.v. naar aanleiding van een taak in de poësisklas bij leraar Demonie, schooljaar 1874-1875. (Uit Demonie's nalatenschap zijn Rodenbachs verzen afkomstig die in de jaren negentig in De Vlaamsche Vlagge zijn opgenomen.)
Er is verder een piepklein schetsje bewaard, door Albert aangebracht op de achterkant van een brief aan zijn oudleraar Gustaaf Flamen. R.F. Lissens dateert deze brief, o.i. terecht, in het jaar 1872. De jongen schetste er, tussen een aantal andere snel neergekrabbelde tekeningetjes door, een rivier- | |
[pagina 143]
| |
en berglandschap, en schreef daaronder: Rollandseck. Het betreft het mooigelegen plaatsje Rolandseck aan de Rijn, tussen Bad Godesberg en RemagenGa naar voetnoot(2). Op de oever staan drie personen getekend, kijkend over het water: een man en een vrouw bij elkaar, en op enkele stappen afstand een man alleen. Er is bij ons weten aan deze figuratie nog geen aandacht geschonken. Iemand zal vroeg of laat wel komen aandraven met namen.
Noch deze ene brief, noch de achttien andere bewaarde brieven van Rodenbach aan Flamen bevatten enige informatie waaruit met dit schetsje verband zou kunnen worden gelegd. Er is m.a.w. nergens een zinspeling te vinden op een reis naar de Rijn. De Roeselaarse jongeman maakt wel enkele keren melding van familiebezoeken waarvooor hij samen met zijn moederGa naar voetnoot(3) of zijn vaderGa naar voetnoot(4) de trein neemt, met name naar Tielt, Brussel en Brugge. Met Flamen heeft hij, voor zover uit de briefwisseling valt af te leiden, niet gereisd.
Voortgaande op deze gegevens - het gedicht De Wederkeer, de schets ‘Rolandseck’ en de familiebezoeken per trein - schreef F. Baur in zijn Rodenbachbiografie van 1960: ‘Liefst reist hij met zijn moeder. Er moet ook een vakantiereis naar de Rijnoevers zijn geweest, wellicht in gezelschap van Flamen’Ga naar voetnoot(5).
Deze twee zinnetjes zijn kennelijk de bron waar alle berichten omtrent een reistrio ‘eerwaarde heer Flamen - mevrouw Rodenbach - zoon Rodenbach’ uit voortvloeien. Er valt nochtans niets anders uit af te leiden dan: a) de jongen ging soms samen met zijn moeder per trein op familiebezoek; b) hij is misschien ook eens naar de Rijn geweest, en was die ene keer misschien met oudleraar Gustaaf Flamen mee.
Dat Baur het zo zag, wordt op een andere plaats in zijn aangehaald werk bevestigd: ‘... de Rijn bij Rolandseck, waar hij met Flamen in een van zijn vakanties in die jaren moet hebben gereisd’Ga naar voetnoot(6). | |
[pagina 144]
| |
Het is tijd om te besluiten. Ten eerste: dat de jonge Rodenbach de Rijn heeft gezien, blijft uiteraard mogelijk. Het bewijsmateriaal valt alleen maar wat dunnetjes uit. Ten tweede: ook al zou hij die reis hebben gemaakt, met betrekking tot zijn mogelijke begeleiders is niet de minste indicatie voorhanden. Alle namen zijn dus uit de lucht gegrepen.
In verband met ons onderwerp mag uiteraard niet verzwegen worden, dat mevrouw Rodenbach en priester Flamen brieven hebben gewisseld. Dat weet men uit wat haar zoon schreef: ‘Voor wat het nieuws van 't huis aangaat, mama's brief komt daar seffens te vertrekken, en daar staat het al in, peize ik’; ‘Zoude er in uwen naasten brief weder niets voor mij zijn? maar questie zie ik hem: 'k en zie maar uwe brieven met het genoeg te vragen’; ‘Met het slecht weder, gaan wij naar Brussel niet. Waarom wij er gingen, ik en wete het niet; zoo er een “waarom” te geven was, mama moet het u geschreven hebben’Ga naar voetnoot(7).
Bij Baurs mededeling dat het ‘waarschijnlijk brieven met betrekking tot haar zieleleven’ betrof, heeft de nuchter oordelende A. Demeulemeester een vraagteken geplaatstGa naar voetnoot(8). Terecht. Er is omtrent de inhoud van die brieven nu eenmaal geen informatie beschikbaar. Men kan alleen voortgaan op de zopas geciteerde uitlatingen van zoon Albert, waaruit een oud-leraar en familievriend naar voren treedt, die na zijn benoeming te Ruiselede een tijdlang schriftelijk met het gezin Rodenbach in kontakt is gebleven. Dat de vrouw des huizes voor antwoord zorgde lijkt ons zo normaal als maar kan. J. Huyghebaert
Mogen wij er tenslotte nog op wijzen dat de vroegste voorvader van de familie Rodenbach, die in Zuid-Nederland neerstreek, afkomstig was van het plaatsje Andernach aan de Rijn in Duitsland? In de jaren 1870 was dit amper een eeuw of minder geleden, zodat de geheugenis aan die verre oorsprong toen in de familie Rodenbach zeker nog levendig was. Het is bijgevolg niet onmogelijk dat ook dit motief heeft meegespeeld bij een reis naar de boorden van de Rijn. De Rodenbachs waren een familie met een sterke familiale traditie, die wel een eeuw kon teruggaan in het verleden! |
|