Biekorf. Jaargang 88
(1988)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 425]
| |
Gevluchte Franse priesters in Diksmuide 1792-1794Toen in Frankrijk de geestelijkheid verplicht werd de eed van haat tegen het koningdom af te leggen, de constitution civile du clergé te aanvaarden en er, kort daana een waar schrikbewind losbrak, zochten vele Franse priesters, edellieden en zelfs gewone burgers, hun heil in de vlucht. Met honderden overschreden ze de grens en kwamen ze toe bij ons in de Zuidelijke Nederlanden.
Vooral in de dorpen en de steden langsheen de grens met Frankrijk verbleven er massa's vluchtelingen. Zo zouden er op zeker ogenblik meer dan 1.000 Franse priesters in de stad Ieper een onderkomen hebben gevonden. In het Noorden van Vlaanderen daarentegen werden er heel wat minder aangetroffen.
Ons landsbestuur heeft deze vluchtelingen, waaronder ook deserteurs en onstabiele politieke elementen zaten, nauwkeurig gevolgd in hun doen en laten. Meer dan eens werden er dan ook via de ondergeschikte besturen lijsten opgevraagd en informatie ingewonnen nopens de Franse émigrés en geestelijken die voorlopig gehuisvest waren bij onze burgers, bij Vlaamse priesters of in kloosters.
De eerste vluchtelingen arriveerden hier in september 1792, maar toen onze gewesten definitief bij Frankrijk aangehecht werden na de slag van Fleurus in 1794, voelden deze Franse vluchtelingen zich eens te meer onveilig en trokken ze verder in ballingschap naar Holland, naar Duitsland en nog meer oostwaarts in Europa. Bijna alle vluchtelingen verlieten onze streken in 1794; hun verblijf alhier had nog geen volle twee jaar geduurd.
Dit alles valt reeds af te lezen uit de droge statistieken en de vele naamlijsten die de lokale besturen van overheidswege moesten opmaken. Deze lijsten spreken voor zichzelf en men kan er eveneens gemakkelijk uit vermoeden welke miserie en welk leed deze vluchtelingen kenden, maar ook hoe ze overal barmhartig en liefdevol werden opgenomenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 426]
| |
Voor Diksmuide bezitten wij in de kroniek van Pieter Derresauw een aantal inlichtingen over de Franse priesters in die stad, niet genomen uit een ambtelijke lijst, maar gegevens, dag op dag bijgehouden door een inwoner die het allemaal meemaakte en vol medelijden deze gebeurtenissen optekendeGa naar voetnoot(2). Op zeker ogenblik woonden er in Diksmuide meer dan 126 Franse geestelijken; op een bevolking van amper 2.400 inwoners was dit zeker een record.
De kroniek van Derresauw, die bijna uitsluitend de beroerde dagen van de Franse Tijd beschrijft, vangt precies aan met een tekst over deze gevluchte priesters. Het was immers zo, dat in de reeks uitzonderlijke gebeurtenissen die de Franse Tijd meer dan 20 jaar naeen zou meebrengen, de aankomst van de Franse priesters, nog vóór de veldslag van Jemappes op 6 november 1792, te onzent het eerste zichtbare feit was van de Franse overheersing, waarmee onze voorouders geconfronteerd werden.
Derresauw begint zijn relaas woordelijk aldus: Op 9 september 1792 's avonds is sieur Eugenius De Laey met zijn wagen van Dikkebus gekomen waarop 5 gevluchte Franse priesters zaten. Daags daarna zijn er nog 8 Franse priesters in Diksmuide toegekomen en dezelfde dag 10 september waren er in en omtrent Diksmuide 66 geestelijken uit Frankrijk gekomen, zodat er op 11 november in de processieGa naar voetnoot(3) 99 gevluchte Franse geestelijken zongen ‘waeronder eenen bisschop, drie abten en twee prelaeten, de anderen waren pastoors, cappellaenen, dekens, canonynghen en plebaenen’.
In december 1792 kwamen er Franse huzaren toe in Diksmuide. In januari 1793 maakten ze plaats voor dragonders en de troepenbeweging en bezetting door Franse militairen zou hier zo, bijna zonder onderbrekingen, verder doorgaan. Ongetwijfeld hebben de Franse geestelijken deze soldaten met schrik en wantrouwen zien arriveren. De Franse soldaten van hun kant stonden vijandig en gedroegen zich brutaal tegenover hun landgenoten die bij ons als vluchteling gastvrijheid genoten. | |
[pagina 427]
| |
In het nabije Esen waren er in de wintermaanden van 1792-93 meermalen zware ongeregeldheden en baldadigheden gepleegd tegen het Franse bestuur en de Franse militairen. De Fransen vermoedden dat de gevluchte priesters uit Diksmuide hiervan de opstekers waren en vanuit Brugge werd aan de stad Diksmuide bevel gegeven dat de Franse priesters zo haast mogelijk uit de stad moesten verdwijnen. Maar het stadsbestuur van Diksmuide deed nog een poging om ze een tijdlang te mogen behouden. Men kon immers vermoeden welk lot de bannelingen te wachten stond wanneer ze de stad moesten verlaten. Wij laten Derresauw zelf aan het woord; uit zijn relaas komt duidelijk naar voor dat de bevolking deze vluchtelingen zeer genegen was, er medelijden mee had en ze zelfs in vele gevallen op eigen kosten onderdak en eten gaf. maendag 11 dito (maart 1793) Den commissaris Sibuez.. heeft zig met zyn gevolg begeeven nae Eessen, naer dat hy het bevel gelaeten had, om binnen de acht dagen te doen vertrekken al de fransche priesters die zig in stad bevonden. Inmiddels viel er nog een incident voor. Een Frans priester, Waterloo geheten, pastoor van Virquin bij Bethune, die verbleef bij Louis Van Poucke, zilversmid op de grote markt, werd op dinsdag 12 maart 1793 aangehouden op verdenking dat hij ‘door zyne redevoeringen’ de gemoederen opgehitst had tegen de Fransen te Esen. De man werd in de gevangenis geworpen nadat de soldaten hem op straat geslagen en zwaar mishandeld hadden. De bevolking had deze feiten gezien en de gemoederen geraakten verhit. Derresauw schrijft zelfs: Een oproer stond om uyt te bersten!
Gelukkig kon een ultieme tussenkomst van de stadsschepenen de ongelukkige Franse pastoor weer uit de gevangenis | |
[pagina 428]
| |
helpen, maar de atmosfeer was in Diksmuide nu publiek vijandig tegen alles wat Frans was.
Uiteindelijk kon het stadsbestuur toch niet verhinderen dat de Franse priesters de stad moesten verlaten. Dit staat bij Derresauw als volgt geboekt: Zaterdag 16 dito. Onmiddellijk na het ontvangen van dit ultimatum werd deze harde en onverbiddelijke maatregel afgekondigd in de stad en werden de heren P.J. Woets, S. Van Couter en J. Dhulster aangesteld om de gevraagde lijst inderhaast samen te stellen. Er werd geconstateerd dat er in 98 huizen van Diksmuide 126 Franse priesters verbleven (zie bijlage).
De afkondiging van het bevel tot uitdrijving bracht bij de burgers ‘eene doodelyke droefheyd’ teweeg, maar bij de Franse soldaten was zij oorzaak van een uitbundige vreugde, die daarmee ‘een buytenspoorig vreugdegebaer lieten blyken’.
Dankzij deze lijst weten wij dat de geestelijken in alle lagen van de bevolking welkom waren, maar dat er toch meer en talrijker opnamen geteld werden bij de gewone middenstanders en de ambachtslieden dan bij de (hogere) burgerij, alhoewel deze laatste, als het erop aankwam logies te verstrekken, ongetwijfeld beter en ruimer behuisd was dan een bakker, een schoenmaker of een beenhouwer. In de lijst ontbreken ook de namen van herbergiers en eveneens van de eenvoudige werklieden, maar arbeiders woonden toen over het algemeen in benepen huisjes.
Opmerkelijk is dat ook de zogeheten fransgezinde burgers priesters herbergden. Op de vijf mannen die in maart 1792, | |
[pagina 429]
| |
tegen de algehele afkeuring van de bevolking in, de afkondiging van de Franse grondwet hadden goedgekeurd en toegejuicht, en zich daardoor de antipatie van hun medeburgers op de hals haalden, zijn er drie die vluchtelingen opnamen: Phil. Dela Haye (koperslager, 1 priester), Pieter Maes (beenhouwer, 3 priesters) en Thomas Liebaert (beeldhouwer, 2 priesters)Ga naar voetnoot(4). Dit wijst er genoegzaam op dat de fransgezinde Diksmuidenaren geen goddeloze papenvreters waren; de verstrakking van het regime en zijn aanhangers zou pas later gebeuren.
Bij het lezen van deze lijst zou men gaan denken dat er geen priesters inwoonden bij de Diksmuidse geestelijkheid. In de meeste andere plaatsen waren het precies de pastoors en onderpastoors die eerst zelf de Franse vluchtelingen opnamen. Zouden de Diksmuidse priesters werkelijk zo weinig begrip hebben gevoeld voor hun ongelukkige Franse collega's? Wij geloven eerder dat de Diksmuidse parochiegeestelijken, net zoals trouwens de paters minderbroeders-recollecten, in deze lijst niet meegeteld werdenGa naar voetnoot(5). In Diksmuide zullen er dus heel wat meer dan 126 priesters verbleven hebben.
De samentelling tenslotte geeft ons geen 126 priesters in 98 gezinnen, maar wel 97 gezinnen met 125 priesters. Misschien heeft Pieter Derresauw zijn naam in deze lijst uit bescheidenheid niet vermeld?
De lijst van Derresauw is ook nog interessant omdat ze ons een kijk gunt op de samenstelling van de Diksmuidse middenstand in 1793. Het valt op dat deze kleine stad niet minder dan 20 winkeliers en kruideniers telde, dat er 6 bakkers, 3 zilversmeden, 3 dokters en heelmeesters en 2 pruikenmakers bedrijvig waren. Diksmuide was toen al, om het in moderne woorden te zeggen, een regionaal verzorgingscentrum. | |
[pagina 430]
| |
De uittocht der Franse priesters wordt hartroerend door Derresauw beschreven. De laatste priesters vertrokken 's avonds van de 18de maart onder het gejouw der soldaten. De meesten waren weggegaan in Veurne-Ambacht; enkelen trokken de weg der ballingschap op naar verdere en onbekende einders.
De priesters waren nog maar pas op 18 maart uit de stad verdwenen, toen op 19 maart 1793 de veldslag van Neerwinden de Fransen een zware nederlaag toebracht, zodat zij ons land verlieten. Het nieuws van de overwinning der Oostenrijkers kwam in Diksmuide toe op dinsdag 26 maart 's avonds. Enige uren voordien waren de laatste Franse soldaten weggevlucht.
In de andere Vlaamse lokaliteiten bleven de meeste Franse priesters soms tot in 1794, tot dat de slag bij Fleurus in juni 1794 opnieuw de Fransen in ons land bracht en nu wel voorgoed.
Vermoedelijk zijn een groot aantal Franse geestelijken zo haast ze konden teruggekeerd naar het gastvrije Diksmuide, want R. Pieters schrijft dat op 26 mei 1793 ‘een ommegang plaats had waarvan omtrent 130 geestelijke vluchtelingen deel uitmaakten’Ga naar voetnoot(6). In dit geval zou hun vertrek uit Diksmuide van korte duur geweest zijn. Op 26 augustus 1793 werd een Franse priester in Diksmuide begraven. Derresauw noteert dat er wel honderd Franse priesters al zingend in de lijkstoet van de kerk naar het kerkhof meegingen; ‘de lykstatie was zeer talryk en had alzoo een zeer aendoenlyk voorkomen’ schrijft hij.
Bij Derresauw lezen we verder onder 8 juni 1794 dat ook de Franse émigrés uit Diksmuide vertrokken voor de naderende oorlogsgeruchten. Rond die tijd zullen de Franse priesters, samen met de enkele adellijke en andere Franse vluchtelingen de stad voorgoed verlaten hebben. Zij namen de wijk richting LangewadeGa naar voetnoot(7) en Klerken onder de begeleiding van Engelse militaire ruiterij, die zelf wegvluchtte voor de aanrukkende Fransen.
Het komt ons voor dat het verblijf van zo vele gevluchte Franse priesters in de Westhoek wel een invloed zal hebben | |
[pagina 431]
| |
gehad op de eerste golf van gewapend verzet dat daar tegen de Fransen losbarstte in die jaren (o.m. in 1794). Dit verzet werd echter vlug in de kiem gesmoord, zo erg en zo grondig, dat het zuiden van West-Vlaanderen daardoor enkele jaren later zo goed als niet aan de Boerenkrijg van 1798 heeft deelgenomenGa naar voetnoot(8). L. Van Acker | |
BijlageLijst van inwoners van Diksmuide die op 18 maart 1793 gevluchte Franse priesters hadden opgenomen.
Eessenstraet De zwarte Nonnen, 1; De Craemer Pieter, Bakker, 2; Van Severen Brig., Rentierige, 1; Woets Joseph, Tresorier, 1; Van Hille Pr. Ph., Burgmeester, 1; Driesens Joseph, Schoolmeester, 2; Coppens Pieter, Barbier, 1. Noord-Straet Rabaut Pieter, Brouwer, 1; Vermeersch Zusters, Wynkelierigen, 1; Maelstaf Jacobus, Wynkelier, 1; De Vos Carolus, Barbier, 1; De Breyne Anth., Grondeigenaar, 1; De Bois Joufe, Rentierige, 1; Faccon Pieter, Schoenmaker, 3; Liebaert Thomas, Beeldsnyder, 2; De Laey Jean, Grondeigenaar, 1; Van Damme N., Wynkelier, 1; La Combe, huysvrouw, Wynkele, 1;Adet Joannes, Timmerman, 2; Vermeersch weduwe, Rentierige, 1; De Smuyk Michiel, Koopman, 1. Grooten-Dyk De Soutter Pieter, Bakker, 2; Beghin Pieter, Baljuw, 1; Van Woumen Robert, Huydevetter, 1; Moens Pieter, Brouwer, 2. Begynhof De Grave Joufe en anderen, 3. Kleynen-Dyk Flour Pieter, Metser, 2; Van Woumen Joannes, Grondeigenaar, 1; De Mulder Francis, Notaris, 1; De Schepper Francis, Wynkelier, 2. Appel-Merkt Dautricourt Pieter, Huydevetter, 1; Van Vossem Antoine, Deelsman, 1; Van Vossem Norbert, Advocaet, 1; De Breyne Jouffe, Rentierige, 1; Van Coutter Sylvester, Wynkelier, 1. Kiekenstraet Symoens Emmanuel, Kleermaker, 2; Troost Pieter, Kruydenier, 1; Vandevelde wede, Rentierige, 1; Lambert Maximil., Kleermaker, 2; Wyllie Pieter, Timmerman, 3; Martyn Ferdinande, Bakker, 1; Maes Pieter, Vleeschhouwer, 3; Van Dromme Pieter Louis, Kruydenier, 1; De Ju- | |
[pagina 432]
| |
mené Joufe, Wynkelierige, 1; De Deckere Pieter, Uerwerkmaeker, 1; De Ruye Wede, Wynkelierige, 1; Baekeroot Caerel, Tabakkier, 1. Wulgendyk De Breyne Francis, Doctor, 1; Jansseune Louis, Brouwer, 1; Ver Eecke Vid., Rentierige, 1; Dautricourt Michiel, Huydevetter, 1; In de Priorie, 1; Quentin Vid., Huydevetster, 1; Den Pater Predikheer, 1; De Laey Eugenius, Zeepzieder, 1; Verwilghen Wede, Zoutziedster, 1. West-Straet Paret Jean, Koopman in Yzer, 1; Schuttelaere N., Heelmeester, 1; Ocket Engelbertus, Schipper, 1; Ekelsbeke Jean, Bakker, 2; Hubené Francis, Bleeker, 1; La Cante Pieter, Koopman, 1; Verlinde Pieter, Kruydenier, 2; Poppe Pieter, Koopman, 1; Henaut Andelinus, Winkelier, 1; Paret Wede, Wynkelierige, 3; Viaene Carolus, Bakker, 1; Tabary Wede, Wynkelierige, 1; Brouckere Pieter, 1; Huyghe Wede, Rentierige, 1; Paret Joannes, Peerdesmid, 1. Groote markt Vielle Théodoor, Ontvanger, 1; Du Bois N., Zilversmid, 2; Dela Haye Phil., Koperslager, 1; Van Roo Francis, Heelmeester, 1; Vandromme Vincent, Wynkelier, 1; Fretin Joseph, Perukier, 2; Weynen Joannes, Schoenmaeker, 2; Van Cuyck Thomas, Koperslager, 4; Maelstaf Joufe, Wynkelierige, 1; Van Severen Wede, Zilversmid, 1; De Ruysscher Pieter, Apotheker, 1; Loovoet Joufe Wynkelierige, 1; De Laey Wede, Kruydenierige, 1; De Zittere Augustijn, Wynkelier, 1; De Craemer Francis, Tabakkier, 1; Verhelst Thomas, Voerman, 1; Provoost N., Kruydenier, 1; Woets Phil., Advocaet, 1; Van Poucke Louis, Zilversmid, 1. Woumen-Straet Roelandt Ignaes, Perukier, 1; Tiersoone Albert, Blouwverver, 1; De Poot Benedictus, Bakker, 1; Elle Francisca, Rentierige, 1; Het Gasthuys, 1; Poppe Joannes, Tabakkier, 1; Bortier Pieter, Koopman, 1. |
|