Scheepsreders Beke in Ieper
In 1809 vroegen de weduwe Beke en haar zoon Joseph uit Ieper uitvoerlicenties aan bij de prefect te Brugge. Op 16 augustus 1809 lag hun schip ‘Frederick’ in de haven van Nantes met 120 ton rogge. Het was een schip van 145 ton, bemand met 6 man ‘un mousse et un subrecargue (?)’. Ze wilden varen onder Pruisische vlag.
De weduwe Beke bezat nog een ander schip in de haven van Duinkerke, ‘Jupiter’ genaamd, dat ze wenste te laten varen ‘sous pavillon Bremois’. Dit schreef de onderprefect van Ieper aan de prefect van Brugge toen hij op 13 november 1809 andermaal een exportlicentie aanvroeg (Rijksarch. Brugge, Fr. Arch., nr. 2873).
De Bekes waren vooraanstaande Ieperse handelslui. In 1740 voerde een koopman Beke graan uit Amsterdam en Danzig te Ieper in met een schip (Biekorf 1988, blz. 128). Scheepseigenaars en reders waren meestal te vinden in havensteden. Ieper was wel via een kanaal verbonden met de zee, maar toch zijn reders in het binnenland een uitzondering.
Joseph Beke-Beke, 48 jaar oud, was in 1812 lid van de Chambre consultative des arts et manufactures, te Ieper ingesteld op 16 floréal XII (Frans Arch., nr. 2922).
Onder de patenthouders Beke (jaar VI) komen in Ieper voor: Jos. Beke, savonier; wed. Beke, salinière en P. Jos. Beke frères, marchands. De zoutraffinaderij en de zeepziederij van de familie Beke in Ieper stelde volgens een rapport uit het jaar III acht man te werk (Frans Arch., nr. 81). Ene D. Beke tenslotte kocht op 10 nov. 1797 de gebouwen van de abdij van Nonnenbosse, deed de kapel afbreken, maar liet de overige gebouwen staan (J. Cornillie, Ieper door de eeuwen heen, 1950, blz. 112).
Nadere gegevens over de ondernemende familie Beke in Ieper zouden ongetwijfeld nog nieuwe aspecten onthullen van de economische geschiedenis van Ieper.
A.B.