Biekorf. Jaargang 88
(1988)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 1]‘Tsente wandelghys by Coelscamp’, een verdwenen en vergeten strafbedevaartIn de tarieflijst van de strafbedevaarten uit de stad Dendermonde staat een pelgrimage aangegeven naar tsente wandelghys by coelscamp. De lijst van Dendermonde met vermelding van Koolskamp is afgedrukt in het belangrijke werk van kan. Et. Van Cauwenbergh, Les pèlerinages expiatoires et judiciaires (Leuven, 1922), blz. 139 en 232. Deze auteur had ze aangetroffen in de Gedenkschriften van de Oudheidkundige Kring van de Stad en het Land van Dendermonde (jg. 1863, blz. 81). Het stadsarchief van Dendermonde ging in september 1914 door brand verloren. Toen is ook de lijst der strafbedevaarten verdwenen.
Jaren geleden stelde E.N. (= A. Viaene) een vraag in Biekorf (jg. 1964, blz. 128) over ‘Een oude bedevaart bij Koolskamp’. Maar de vraag ‘welke kerk of kapel uit de omstreken van Koolskamp daarmee kan bedoeld zijn’, lokte geen enkel antwoord of enige reactie uit.
Zonder tot een afdoende of definitieve oplossing te geraken geloven we toch deze onbekende en oude bedevaartplaats enigszins te kunnen situeren in tijd en ruimte en dus een laat antwoord te geven op de vraag uit 1964. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie was sint Wandregisilus?De heilige Wandregisilus (Latijn: sanctus Wandregisilus; Frans: saint Wandrille, Wandrégisile, Wandrésile; Middelned.: sente Wandelghys) leefde in de zevende eeuw in Noord-Frankrijk. Aanvankelijk behoorde hij tot de hofhouding van koning Dagobert, maar later werd hij monnik en in 649 stichtte hij de beroemde benedictijnerabdij van Fontenelle (nu: Saint-Wandrille, dép. Seine-Maritime), waar hij stierf in | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
668. Deze abdij nam weldra een merkwaardige uitbreiding en telde zoveel heilige en godvruchtige monniken dat ervan werd gezegd dat ‘les saints y fleurissaient comme rosier en serre’.
Toen de Noormannen het land binnenvielen, te beginnen rond 850, maar met een hoogtepunt in de jaren 879-885, werden de stoffelijke resten van de heiligen van Fontenelle overgebracht binnen de muren van Boulogne. Na de troebele tijd van de Noormannen lag de abdij in puin en leefden de monniken verspreid. Tientallen jaren later was het stoffelijk overschot van Wandregisilus, samen met nog andere relieken uit Fontenelle nog altijd in Boulogne, toen de Vlaamse graaf Arnulf I de Grote deze stad in of kort na 933 innam.
Te oordelen naar de talrijke Wandrille-toponiemen die naderhand ontstonden in Noord-Frankrijk, moet sint Wandregisilus zeer populair geweest zijn in de omgeving van Boulogne en in NormandiëGa naar voetnoot(1). Onder de heiligen van Fontenelle is hij ongetwijfeld de belangrijkste en de meest bekende, want de abdij van Fontenelle veranderde later zelfs haar naam in abbaye de Saint-Wandrille. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Boulogne naar GentGraaf Arnulf I († 965), die bekend staat als een verwoed verzamelaar van relikwieën, bracht in de zomer van 944, onder het geleide van abt Gerard van Brogne en monniken van de Gentse Sint-Pietersabdij de stoffelijke resten van de heiligen van Fontenelle, sint Wandregisilus, sint Ansbertus en nog meer anderen, in totaal een tiental, in stoet over van Boulogne naar Gent. De Vlaamse graaf had voordien reeds uit Boulogne de resten van sint Bertulfus van Renty en van sint Gudwald verworven. Hij wilde al deze relieken plaatsen in de nieuwe kerk van de Sint-Pietersabdij waar zijn ouders lagen begraven en waar hijzelf zijn laatste rustplaats had gekozen.
De reisweg uit 944 van de graaf en zijn gevolg is tot in detail bekend dank zij het relaas uit de Translatio Wandregisili et Ansberti in Blandinium en de Sermo de Adventu Sanctorum Wandregisili, Ansberti et Vulfranni in Blandinium. Samenge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vat verliep hij als volgt: van Boulogne langs de toenmalige kustlijn tot op de plaats Drivlit, die nu vereenzelvigd wordt met de Drie GrachtenGa naar voetnoot(2), en zo verder tot Torhout en de villa Aartrijke. Daar kwamen de gravin en haar zoon Boudewijn met een massa volk de stoet tegemoet. Vervolgens trok men naar Brugge in de Sint-Donaaskerk. Van hieruit werd met de relikwieën een korte rondgang gehouden in de Vlaamse kustvlakte, om op 3 september 944 via Drongen uiteindelijk Gent, doel van de tocht, te bereikenGa naar voetnoot(3).
Graaf Arnulf en abt Gerard van Brogne schonken niet alleen relikwieën aan de Sint-Pietersabdij van Gent, maar ook aan nog andere kloosters en kerken die onder hun bescherming of hun invloed stonden. Zo ontving de Sint-Donaaskerk in Brugge er eveneens gedurende of kort na de reis van 944Ga naar voetnoot(4).
De latere lotgevallen van al deze Gentse relikwieën zijn minder bekend. Van sint Bertulfus van Renty bij voorbeeld is geweten dat zijn gebeente verspreid geraakte. Een gedeelte werd afgestaan aan de aartsbisschop van Reims toen hij in 975 de Sint-Pietersabdijkerk in Gent kwam wijden. Een minder part kwam later terecht in de Sint-Salvatorskerk van Harelbeke, een oude grafelijke stichting die door de grafelijke familie werd bedacht met allerlei schenkingen en voorrechten. Naderhand werd vanuit Harelbeke een gedeelte van het gebeente van sint Bertulfus teruggebracht naar of gerestitueerd aan GentGa naar voetnoot(5).
De relieken uit de Gentse abdij hebben dus nogal een | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
tumultueuze historie, verspreiding en allerlei onvoorzienbare wederwaardiglieden meegemaaktGa naar voetnoot(6). In het bijzonder willen we vermelden dat enkele relieken uit Gent tijdelijk of zelfs definitief in Harelbeke terecht zijn gekomen. In de godsdienstige beroerten der 16de eeuw ondergingen de reliekschrijnen te Gent het lot van zovele kunstschatten. In 1566 werden ze geroofd, verbrand of geprofaneerd, zodat hun spoor thans bijna niet meer te volgen is.
Van sint Wandregisilus, wiens stoffelijk overschot de bijzonderste relikwie was van de Sint-PietersabdijGa naar voetnoot(7), kunnen we nochtans zeggen dat zijn verering in Gent achteraf stand hield, aangezien zijn aandenken bij de benedictijnen in de Gentse Sint-Pietersabdij zelfs nog in de 18de eeuw niet vergeten wasGa naar voetnoot(8). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Waar ergens in Koolskamp?Waar ergens in Koolskamp bevond zich de bedevaartplaats ter ere van sint Wandelgijs? De Sint-Martinuskerk van Koolskamp bevat en bevatte geen enkele aanwijzing naar een verering van Wandregisilus. Geen relikwie, geen beeld of schilderij, geen kapelanij te zijner ere. Koolskamp en alle omliggende dorpen komen evenmin voor in het archief van de Sint-Pietersabdij in Gent.
Het is daarenboven opvallend dat de vermelding in de Dendermondse lijst luidt: Tsente wandelghys by coelscamp, en niet in coelscamp. De aanduiding by in plaats van in of te is nagenoeg de enige van die aard uit de ganse lijst van Dendermonde; bij de andere lokaliteiten staat steeds te of in als plaatsbepaling. Alleen tshelichs kersts by Ghendt wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zo aangegeven. Het betreft hier een kerk of kapel in de nabijheid van (de oude stad) Gent. Zo ook zal het voor de bedevaartplaats in Koolskamp moeten begrepen worden, namelijk een plaats in de nabijheid, in de omgeving van (het centrum van) Koolskamp.
K. De Flou die het citaat over Koolskamp bij Van Cauwenbergh aantrof en het overnam in zijn Toponymisch Woordenboek, lokaliseert deze bedevaartplaats, overigens zonder de minste bewijsvoering, in ‘eene kapel tusschen Ardoye en Coolscamp’Ga naar voetnoot(9). Tussen Ardooie en Koolskamp stond bij ons weten geen enkele kapel en is ook niets te vinden dat wijst op een plaats waar sint Wandregisilus ooit zou vereerd zijn.
In de toponymie van Koolskamp is er evenwel één, doch ook maar één enkele plaatsnaam die de herinnering kan oproepen aan een oude bedevaartplaats, namelijk het toponiem te Pelgrims.
Pelgrim-toponiemen zijn nogal zeldzaam in West-Vlaanderen. De Flou kent enkel een Pelgrimslinde in Koolskamp (‘eene wijk van Coolscamp’); er lagen Pelgrimslenen in Proven (1525), Wijtschate (1451) en Krombeke (1609), en er liep een Pelgrimsweg in Rekkem en Moeskroen (1515). Steeds zijn het oude namen, die vermoedelijk dateren uit de bloeitijd der pelgrimages, dus vóór circa 1550Ga naar voetnoot(10).
De vroegste nauwkeurige lokalisatie van de Pilghers Linde in Koolskamp wordt mogelijk in 1622 en komt voor in het renteboek van Pittem, waar deze linde getekend staat op een figuratieve kaart van de hand van de Kortrijkse landmeter Lowys de Bersacques. De linde stond toen op de zuidkant van de processieweg, op de grens van Egem en Koolskamp, niet zo ver af van de scheiding met PittemGa naar voetnoot(11).
De pelgrim-benamingen in deze omgeving waren zeker heel | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
wat ouder dan 1622 of het midden van de jaren 1500. Reeds in 1465 spreekt men, naar een kopie die dateert van 1565, over de zuytsyde teender plaetsen gheheeten spelegreyns. In 1550-51 luidt een tekst uit het archief van Pittem: alsoo men gaet naer coolscamp up de zuutzyde vander strate metter oostzyde van tstraetken daer de processie van onsse vrauwe lydt, commende vanden boonhooghe naer pilgremslinde onder vanuwe. Later gaat het over de linde ter padderye ant straetken (1632). De pelgrimslinde komt nu en dan nog voor in het Egemse en het Pittemse archief tot in 1824.
Het archief van Koolskamp, dat bijna niets bevat van vóór de 17de eeuw, vermeldt op dezelfde plaats betrekkelijk laat de pelgrimslinde. In het landboek van Koolskamp uit 1762, dat een kopie is van een verloren geraakte ommeloper uit 1679, staat de pelgrimslinde beschreven precies waar het Pittemse en het Egemse archief ze herhaaldelijk aanwijzen. De naam is nu buiten gebruik, maar De Flou hoorde hem nog te Koolskamp in 1902.
De kaart van Ferraris (circa 1773) tekent op Koolskamp in de onmiddellijke omgeving van de pelgrimslinde een kleine hoeve aan als ‘C(en)se Pelgerim Goet’. Deze hoeve, ongetwijfeld het oude goed te Pelgrims uit de jaren 1465 (zie hoger) lag in Koolskamp een honderdtal meter verwijderd van de grens met Egem en bestaat nu in 1988, nog altijd nabij de plaats waar voorheen ooit de pelgrimslinde stondGa naar voetnoot(12).
In Koolskamp lag bijgevolg vroeger een goed te Pelgrims. Daarrond bestonden of ontstonden een paar ‘pelgrim’-toponiemen: de Pelgrimslinde, te pelegreyns, enz. Al deze plaatsnamen zijn uitsluitend te vinden in Koolskamp en niet in de aangrenzende gemeenten, alhoewel het archief van deze gemeenten toevallig de oudste vermeldingen van deze typische Koolskampse naam bevat.
Juist palend aan het pelgrimsgoed en eigenlijk één geheel uitmakend met deze kleine hoeve, ligt een stuk land dat in het Koolskampse landboek van 1762 het Harelbeek stuck wordt genoemdGa naar voetnoot(13). Dit land was in 1762 eigendom van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Harelbekestuk en Pelgrimshof in 1988.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Sint-Salvatorskapittel van Harelbeke en viel net zoals het Pelgrimshof, onder de heerlijkheid van de PadderieGa naar voetnoot(14). Thans, in 1988, is dit stuk land nog altijd eigendom van de kerkfabriek van Sint-Salvators in Harelbeke. Het heeft nu een kadastrale oppervlakte van 1 ha. 56 a. 60 ca. en ligt zoals de omgevende landerijen iets hoger dan de bestaande wegen.
De straat waarop het Pelgrimsgoed zijn uitweg neemt is de oude processieweg, de oude heirweg van Kortrijk naar Brugge, tevens parochie- en gemeentegrens tussen Egem en Koolskamp en ook de grens van het Brugse Vrije met de kasselrij Kortrijk. Het Harelbeke-stuk beschikt nu ook nog over een eigen uitweg langs de straat ten Zuiden.
Enkele interessante toponiemen uit de naaste omgeving van het Pelgrimsgoed mogen even worden vermeld. Het Pelgrimsgoed lag in de 18de eeuw niet zo ver af van een brauwerye en herberg geheten de Padderye. Daar lagen ook twee stukjes land genaemt het steenstuck (nr. 1410 van het landboek uit 1762), een ander stuk heette de papestucken (nr. 1413) en was eigendom van de Cappelrye van Coolscamp. Juist daaraan grensde een partye landt genaemt het galgestuck (nr. 1417) nabij het galgebosselken (nr. 1420), waar vroeger misschien de galg stond van de heerlijkheid van de Padderie. Het costerstuck (nr. 1434) lag iets verderaf; een andere partij land heette het waels stuxken (nr. 1447). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Harelbeke en KoolskampHet kapittel van Harelbeke verwierf in 1165 door bemiddeling van bisschop Geraldus van Doornik het patronaat van de kerk van Koolskamp. Vóór die datum is in Koolskamp van Harelbeke geen sprakeGa naar voetnoot(15). Wij mogen er dus van uitgaan dat het Harelbekestuk niet vóór 1165 aan het kapittel toebehoorde.
Het Harelbekestuk was echter al in 1413 in het bezit van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
het kapittel. Het zogeheten liber viridis van het Harelbeekse kapittel uit 1413Ga naar voetnoot(16) geeft immers een erf op onder de heerlijkheid van de Padderie in Koolskamp, groot ‘decem lineas terre vel circiter’, dat toen in cijns was gegeven aan een zekere Jacobus DapperGa naar voetnoot(17). Buiten dit ene perceel bezat Harelbeke in Koolskamp geen enkele eigendom, tenzij zijn parochiaal en kerkelijk patrimonium (tienden, patronaatsrecht, enz.).
Het stuk land uit 1413, het Harelbekestuk uit 1762 en de eigendom van de kerkfabriek van Harelbeke in 1988, zijn zonder twijfel één en hetzelfde stuk. De ligging onder de heerlijkheid van de Padderie, die op Koolskamp maar een kleine oppervlakte had, alsook de nagenoeg identieke grootte, laten met zekerheid identificatie toe. Op een kleinigheid na mat het steeds iets meer dan 1 ha. 50 a.Ga naar voetnoot(18).
Aangezien het stuk van het kapittel grensde aan het goed te Pelgrims en er als het ware één blok mee vormde, bevestigt dit niet alleen dat we hier staan voor een oude bedevaartplaats, meer dan waarschijnlijk die van sente wandelghys, maar evenzeer dat het kapittel van Harelbeke, of desgevallend zijn voorgangers die deze eigendom vóór 1165 bezaten, om een of andere reden iets met deze bedevaartplaats te maken hadden. De eerste vraag die we nu, in het licht van de voorgaande gegevens, dienen te stellen is dus of het niet het kapittel van Harelbeke was dat de devotie tot Sint-Wandelgijs in Koolskamp heeft geïntroduceerd. Dit is natuurlijk maar een hypothese, een verleidelijke hypothese, die evenwel uitsluitend ingegeven is, enerzijds door de omstandigheid dat Harelbeke ooit Gentse relieken bezat en anderzijds dat in Koolskamp de bedevaartplaats van Wandregisilus zelf, of tenminste de grond ernevens, aan Harelbeke heeft toebehoord gedurende vele eeuwen, na 1165, maar reeds vóór 1413.
Er zijn echter heel wat meer en zwaardere argumenten tegen de veronderstelling dat Sint Wandregisilus rechtstreeks | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
via het kapittel van Harelbeke in Koolskamp bekend zou geraakt zijn.
Indien de kanunniken van Harelbeke, na 1165, de stichters zijn van een bedevaart naar Sint-Wandregisilus in Koolskamp, dan zouden zij daarvoor ongetwijfeld de Sint-Martinuskerk van Koolskamp hebben verkozen, waar zij het wegens hun patronaatsrecht voor het zeggen hadden, en niet een verlaten en landelijke uithoek van de parochieGa naar voetnoot(19).
Is de verering van Sint-Wandregisilus werkelijk door Harelbeke in Koolskamp gekomen, dan mag normaliter verwacht worden dat Sint-Wandregisilus in Harelbeke zelf al bekend was en er vereerd werd, zeker nog na 1165, zelfs al bestaat geen rechtstreeks bewijs van de aanwezigheid aldaar van zijn relieken. Men kan bezwaarlijk een eredienst ‘uitvoeren’ naar elders als men hem eerst zelf niet kent...
In het omvangrijk en oud archief van het kapittel van Harelbeke komt Sint-Wandregisilus in het geheel niet voor, althans niet in die bronnen waar de heiligenverering staat opgetekend. Hij staat niet in de bewaarde processionalenGa naar voetnoot(20). Een liturgisch feest voor zijn persoon werd er, in zoverre kon worden nagegaan, niet gevierd of herdacht. Hij was er wellicht onbekend. Andere heiligen, waarvan destijds relieken uit Gent in Harelbeke waren terechtgekomen, zoals Sint-Bertulfus van Renty, werden er integendeel wel vereerdGa naar voetnoot(21). Van Sint-Wandregisilus tot hiertoe echter nergens een spoor in Harelbeke.
Men heeft eerder de indruk dat de kanunniken van Harelbeke in 1165 tegelijkertijd met het patronaat over Koolskamp ook een stuk grond hebben meegekregen waarop toen al (sinds hoe lang?) Sint-Wandregisilus werd vereerd. Aangezien het kapittel de lokale bedevaart in de eerste helft van de 14de eeuw liet vervallen (zie verder) zonder enige merkbare poging tot heropleving, laat dit vermoeden dat de kanunniken van Harelbeke zich weinig hebben bekommerd om | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Cense Pelgerim Goet Ferraris ± 1773.
deze heilige, die in hun eigen midden niet vereerd was. De kanunniken hebben waarschijnlijk de bestaande eredienst en de cultusplaats die in 1165 (samen) met het patronaat in hun handen was geraakt niet bevorderd en na zijn verval het overblijvende erf eenvoudig in cijns of pacht uitgegeven aan een Koolskampse landbouwer en bij hun gewoon bezit gevoegd, zoals het tussen zovele andere eigendommen, tienden en rechten allerhande, opgeschreven staat in het liber viridis uit 1413. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wandelgijs in de Sint-AmandsabdijAls Sint-Wandelgijs door een vroegere bezitter van het kerkelijk patrimonium van Koolskamp in Koolskamp werd binnengebracht, dan komt daarvoor in de eerste plaats de beroemde en machtige benedictijnerabdij van Saint-Amand op de Scarpe in aanmerking.
De abdij van Sint-Amands, die in deze streek vele en oude eigendommen bezat, ligt aan de basis van meerdere heiligenvereringen. Zo zal de devotie tot Sint-Aldegondis door bemiddeling van de abdij van Sint-Amands in Zwevezele zijn geraaktGa naar voetnoot(22). Ook in Egem is de kerkpatroon Sint-Germanus maar te verklaren door de invloed van de Sint-AmandsabdijGa naar voetnoot(23).
In de Sint-Amandsabdij was de heilige Wandregisilus wel bekend. Een liturgische kalender in een 15de eeuwse missaal, die teruggaat op twee oudere missaals uit de 12de eeuw, waarin alle in de abdij gevierde en herdachte heiligenfeesten aangegeven zijn, vermeldt op 22 juli de heilige Wandregisilus. Hij werd er bedacht met een commemoratio, de kleinste en laagst mogelijke liturgische herdenking in deze kalenderGa naar voetnoot(24). Diezelfde dag, 22 juli, werd in de abdij de heilige Maria Magdalena gevierd met de vermelding in cappis. Sint Wandregisilus stond die dag blijkbaar in de schaduw van de heilige Maria Magdalena, die in de abdij (en ook daarbuiten!) hoger aangeschreven stond, maar hij staat er toch!
De abdij van Sint-Amands zal de verering tot de heilige Wandregisilus rechtstreeks uit de Gentse Sint-Pietersabdij hebben overgenomen. De kalender van Sint-Amands bevat immers nog meer heiligen die in de Gentse Sint-Pietersabdij werden vereerd, zoals de heilige Amalberga van Temse, (10 juli, liturgisch herdacht met een commemoratio) wier relieken eveneens door toedoen van de graaf van Vlaanderen in 870 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
naar de Gentse Sint-Pietersabdij werden overgebrachtGa naar voetnoot(25).
Het is niet uitgesloten dat abt Gerard van Brogne ergens aan de oorsprong ligt van de overbrenging van relieken uit Gent naar Sint-Amands. Het is immers bekend dat Gerard van Brogne, toen hij in 953 Gent verliet een groot aantal relieken uit de Gentse abdijen meenam naar zijn abdij in Brogne. Zo bracht hij in Brogne ook een belangrijk deel mee van het stoffelijk overschot van de heilige WandregisilusGa naar voetnoot(26). Gerard van Brogne trad vanaf 952 eveneens op als kloosterhervormer in de Sint-AmandsabdijGa naar voetnoot(27). Rond die tijd begon de Sint-Amandsabdij eveneens onder de heerschappij te geraken van de Vlaamse graaf Arnulf I. De vraag mag dus wel worden gesteld of de Sint-Amandsabdij, die onder hun beider invloed stond, via deze weg soms geen Gentse relieken verwierf en ook rond die jaren heiligen zoals Wandregilisus, Amalberga en nog meer andere Gentse heiligen begon te vereren.
Daarenboven waren beide benedictijnerabdijen, Sint-Amands en Sint-Pieters, ‘zusterabdijen’, gesticht door eenzelfde stichter, de heilige Amandus. Beide lagen langs dezelfde waterweg Schelde-Scarpe, en de Sint-Amandsabdij onderhield een gebedsvereniging met de Sint-Pietersabdij, waarvan sporen terug te vinden zijn in het obituarium van de Sint-AmandsabdijGa naar voetnoot(28).
Wie zegt Sint-Amands, zegt ook de Sint-Amandsproosdij van Kortrijk. De proost van Sint-Amands in Kortrijk was de vertegenwoordiger van de moederabdij in Vlaanderen. De proost van Kortrijk, die ook in Koolskamp de abdijgoederen beheerde namens de abdij, kan de schakel geweest zijn tussen Saint-Amand op de Scarpe en de devotie tot Sint-Wandelgijs in Koolskamp. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe lang was Sint-Amands in Koolskamp?De Sint-Amandsabdij bezat al in 847 de villa Koolskamp. In 899, juist na de invallen van de Noormannen, wordt Koolskamp nog vermeld onder de bezittingen van de abdij. Maar een volgende opgave uit 1107 geeft Koolskamp al niet meer op in de domeinlijst van Saint-Amand. De vervreemding of het verlies door de abdij van haar goederen in Koolskamp dateert dus uit de tijd tussen 899 en 1107. Dit is wel een zeer brede en lange periode (meer dan twee eeuwen!) als tijdslimietGa naar voetnoot(29).
Het grootste deel van het domein van de Sint-Amandsabdij in het huidige West-Vlaanderen ging bij de opkomst van de feodaliteit in lekehanden over. De graaf van Vlaanderen was één der grootste plunderaars van dit bezit. Laïcisatie en vervreemding gebeurden ook in Koolskamp, aangezien o.m. het patronaat van de kerk van Koolskamp, dat oorspronkelijk aan de abdij zal hebben toebehoord, in 1165 (uit lekehanden?) via de bisschop van Doornik, aan het kapittel van Harelbeke werd geschonken.
De bedevaartplaats van Sint-Wandelgijs in Koolskamp kan niet dateren uit het jaar 944 toen graaf Arnulf de relikwieën naar Gent overbracht en in midden West-Vlaanderen voorbij zou gekomen zijn in de buurt van Koolskamp. De stoet leidt ons van Torhout-Aartrijke direct naar Brugge en niet via Koolskamp rechtstreeks naar Gent, zodat Koolskamp toen zeker niet werd bezocht. De bronnen die de tocht beschrijven geven eenstemmig en tot in detail de gevolgde weg en er is geen reden om de uitvoerige Translatio niet te geloven. Het is overigens weinig aanneembaar dat graaf Arnulf of Gerard | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
van Brogne een deel van een relikwie zo maar gedurende hun reis in 944, en dan nog buiten hun reisweg, ergens zouden hebben achtergelaten of weggeschonken. Er bestaat dus een vermoeden om het begin van de eredienst tot Sint-Wandelgijs in Koolskamp een heel eind na 944 te plaatsen. De relikwie of de devotie is immers via een omweg in Koolskamp gekomen en dit moet ontegensprekelijk veel tijd hebben gevraagd.
Is Wandregisilus werkelijk door de abdij van Sint-Amands in Koolskamp gekomen, dan mogen we meteen aannemen dat Koolskamp niet alleen in 899, maar ook nog een heel eind na 944 in handen was van de abdij en dus pas later (in de 11de eeuw?) in lekehanden is overgegaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Koolskamp in lekehandenWij moeten ook enige aandacht schenken aan de tijdspanne na Sint-Amands (dus een heel eind na 944) en vóór 1165 (schenking van het patronaat aan Harelbeke), toen de villa Koolskamp of tenminste het kerkelijk patrimonium in Koolskamp in handen was van leken. Vooral de graven van Vlaanderen roofden en usurpeerden de domeinen der abdijen, maar ook de plaatselijke dorpsheren plunderden het abdijbezit. Zij eigenden zich hele stukken toe van het wereldlijk domeingoed en zelfs van het kerkelijk patrimonium. Waarschijnlijk zijn het de heren van Koolskamp geweest die de hand sloegen aan een deel van het abdijdomein in hun dorp, aangezien het, in weerwil van de restitutie van een stuk van het kerkelijk domein in 1165, nog in de 17de eeuw de heren van Koolskamp waren die de grote tienden in Koolskamp inden.
De oudste heren van Koolskamp zijn tot op heden niet met name bekend. Pas in de 14de eeuw ontmoeten we de eerste namen. Zij behoorden toen tot de familie van Lichtervelde. De heerlijkheid van het Hof van Koolskamp, waarmee de titel van dorpsheer samenging, was een achterleen geworden van de heerlijkheid Lichtervelde. Vermoedelijk moeten de vroegere middeleeuwse Koolskampse dorpsheren gezocht worden onder de leden van het geslacht van Lichtervelde.
De heren van Koolskamp zullen gedurende een vrij lange periode vóór 1165 het abdijgoed hebben bezeten, want in 1165 wordt het patronaat niet gerestitueerd aan de vroegere bezitter, de Sint-Amandsabdij, maar aan Harelbeke. De ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
heugenis aan Sint-Amands als vroegere bezitter was in 1165 misschien al helemaal uitgewist.
Gaat men uit van de veronderstelling dat de Sint-Amandsabdij in Koolskamp aan de basis ligt van de verering tot Sint-Wandregisilus, dan is het evident dat ook de bedevaartplaats tot Wandelgijs door de plaatselijke heer uit het kerkelijk bezit der abdij werd ingepalmd. Zoals in 1165 het kerkelijk patrimonium niet in zijn totaliteit werd gerestitueerd, maar dat belangrijke delen ervan in lekehanden bleven (o.a. de grote tienden), zo ook kan het met het Pelgrimsgoed gebeurd zijn. Het grootste stuk van het Pelgrimsgoed kwam definitief in lekehanden terecht en enkel het latere Harelbekestuk zou dan in 1165 aan de kanunniken van Harelbeke geschonken zijn.
Bovenstaande redenering heeft natuurlijk geen houvast aan documenten of andere vaste gegevens. Aangezien echter Harelbeke in deze buurt in latere tijden nooit méér bezat dan het Harelbekestuk, blijkbaar het overschot van een grotere eigendom, het Pelgrimshof, ligt het voor de hand te verwijzen naar de heren van Koolskamp (of andere leken) die in 1165 een gedeelte van het kerkelijk goed, nl. het patronaatsrecht met de bijhorende tienden over Koolskamp, afstonden aan Harelbeke. Zoals zij het kerkelijk bezit verminkt hadden en er hele stukken voorgoed van achterhielden, zo kan de bedevaartplaats van Sint-Wandregisilus eveneens hetzelfde lot hebben ondergaan. Dit is zeker niet ten goede gekomen aan de uitstraling en zelfs aan het voortbestaan van de bedevaartplaats zelf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Een typisch Gentse bedevaartOm de bloeiperiode en vooral om het einde van de verering van Sint-Wandregisilus in Koolskamp enigszins te kunnen omlijnen in de tijd, moeten we terugkeren tot de tarieflijst van Dendermonde.
Alle bekende tarieflijsten van strafbedevaarten uit de Zuidelijke Nederlanden zijn eerder beknopt; er komen maar weinig namen van lokaliteiten in voor. De lijst uit Leuven telt 18 verschillende namen van bedevaartsoorden, Antwerpen ook 18, Aken 14, Brussel 47, Hasselt en Sint-Truiden amper 6, Maastricht 13, Nijvel 16, enz. In het graafschap Vlaanderen zijn deze lijsten iets uitvoeriger: Oudenaarde | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
geeft 47 lokaliteiten op, Veurne 27, Ieper 61, Dowaai 42Ga naar voetnoot(30).
Alleen de stad Gent is een uitzonderlijke en merkwaardige uitschieter. De lijsten die van Gent bewaard zijn in talrijke versies, tellen immers ver boven de honderd verschillende bedevaartplaatsen. Wat meer is, een aandachtige vergelijking van de lijsten van Gent met die van Aalst (181 namen) en Dendermonde (134 namen) laat vermoeden dat deze laatste twee steden eenvoudig de Gentse lijst hebben overgenomen. Beide lijsten geven immers alle namen weer uit de lijsten van Gent, maar dan soms in een andere volgorde. Typische details nopens één of andere bedevaartplaats zijn hier en daar zelfs woordelijk en letterlijk uit de Gentse tarieflijst afgeschrevenGa naar voetnoot(31).
Bij Geraardsbergen zijn het overwicht en de invloed van Gent nog duidelijker. Eerst begint deze lijst met een tiental namen naer der costume van Gheroudsberghe, om dan eenvoudig verder te gaan met de lijst van de stad Gent, onder de uitdrukkelijke vermelding dat dit de pelgrimages zijn naer de costume van Ghend (165 namen)Ga naar voetnoot(32).
De invloed van de stad Gent in het graafschap was dus zo groot dat inzake strafbedevaarten vele steden uit de omgeving de originele lijst van de stad Gent onder eigen naam gingen gebruiken. Het is bekend dat in die tijden de stadsschepenen van Gent ook nog op andere terreinen in een ruim gebied van het graafschap Vlaanderen zwaar doorwogen en zelfs militaire acties riskeerden om hun wil op te dringen.
Alleen Oudenaarde, met zijn eerder korte maar vroege lijst van 47 namen, nauwkeurig gedateerd op 1338, nam de Gentse lijst niet over en geeft in feite de eigen pelgrimages der stad Oudenaarde weer. Oudenaarde schrijft de bedevaart naar Koolskamp niet voor, alhoewel Koolskamp nog dichter ligt bij Oudenaarde dan bij Gent, en dus ook heel wat dichter dan bij DendermondeGa naar voetnoot(33). In geen enkele andere bekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
lijst van strafbedevaarten uit de Nederlanden komt Koolskamp voor, tenzij in die van GentGa naar voetnoot(34).
De conclusie die wij hieruit moeten afleiden is dat de bedevaart naar Sint-Wandregisilus in Koolskamp zeker geen eigen Dendermondse bedevaart zal geweest zijn, maar uitsluitend een lokale Gentse aangelegenheid was, en een bestemming opgeeft naar een heilige die enkel in de stad Gent bekend was. Wandregisilus was immers vereerd in de Gentse Sint-Pietersabdij en de Gentse stadsschepenen stuurden bijgevolg hun delikwenten naar Koolskamp omdat daar een heilige werd vereerd die aan de Gentenaren vertrouwd was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
De datering van de Gentse lijstenWe moeten bijgevolg alle bekende Gentse lijsten, samen met die van de steden Aalst, Dendermonde en Geraardsbergen, die eigenlijk Gentse ontleningen zijn, naast mekaar leggen, vergelijken en nagaan uit welke tijd ze dateren en in welke lijsten Sint-Wandelgijs verschijnt.
Als we de drie lijsten van Aalst, Dendermonde en Geraardsbergen meetellen, dan zijn ons niet minder dan acht verschillende redacties van de Gentse tarieflijst van strafbedevaarten bekend. Spijtig genoeg draagt evenwel geen enkele van al deze lijsten een exacte datum, zodat we via omwegen en dan nog maar bij benadering het probleem der datering kunnen oplossen.
A. Viaene had reeds opgemerkt dat de drie Gentse lijsten die hem bekend waren, nl. Geraardsbergen en de lijsten bij Van Cauwenbergh, nogal in lengte verschilden. Hij leidde hieruit af dat deze lijsten uit verschillende tijden dateerden en dat de meest uitvoerige lijst ook de jongste moest zijn.
Het was immers zo dat de namen van de nieuwe bedevaartplaatsen, die aan het firmament van de Vlaamse pelgrimage hemel verschenen, eerst of laatst aan de oorspronkelijke lijst werden toegevoegd. Anderzijds vielen de tijdelijk onbereikbare lokaliteiten of de vervallen devoties bij een volgende redactie weg. Aangezien er nu en dan nog nieuwe devoties bijkwamen en de bestaande devoties meestal zeer lang stand hielden (zelfs tot in onze tijd!) kwamen er steeds meer bedevaartplaatsen bij dan er wegvielen. De Gentse lijst werd dus | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
gaandeweg langer. In principe mogen we stellen dat de kortste bedevaartlijsten ook de oudste zijn.
De vroegste vermelding van een nieuwe bedevaart laat eveneens een meer nauwkeurige datering toe. Ook hierin heeft A. Viaene juist gezien, door bvb. te wijzen op de bedevaart naar het H. Bloed van Wilsnack. Het hostiemirakel van Wilsnack in Brandenburg, dat voorviel in 1383, geraakte in Vlaanderen niet vroeger bekend dan circa 1420-30. Het opduiken van Wilsnack in de stedelijke tarieflijsten der Nederlanden maakt aldus een element uit van relatieve datering (terminus a quo)Ga naar voetnoot(35).
Hieronder geven we alle tot nu toe bekende versies der lijsten van Gent in de volgorde van hun aantal namen, de kortste bovenaan, en bijgevolg ongeveer in de volgorde van hun ouderdom, de vroegste en oudste eerst.
Alleen de oudste twee lijsten vermelden nog de bedevaart naar Koolskamp. Vooreerst de lijst van Dendermonde. Over de datering van deze lijst valt weinig mede te delen. A. Viaene veronderstelde reeds dat ze uit de eerste decennia der 14de eeuw kon zijnGa naar voetnoot(36). Het is alleszins een zeer oude | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
lijst. Ze bevat immers uitsluitend namen die ook in de andere Gentse lijsten voorkomen, wat het vermoeden wettigt dat we hier staan voor een zeer vroege Gentse ontlening. De originele Dendermondse lijst was eigenlijk nog beknopter. Bij aandachtige lezing constateren we immers dat de laatste negen bedevaartplaatsen van Dendermonde blijkbaar achteraan bij een latere redactie toegevoegd werden, zodat de lijst van Dendermonde waarin Koolskamp staat, aanvankelijk niet 134, maar slechts 125 namen zal hebben geteld. Ze kan o.i. in haar eerste versie met Sint-Wandelgijs misschien wel teruggaan tot de laatste decennia van de 13de eeuw.
De lijst van Gent, aangegeven onder nr. 2, dateert waarschijnlijk van kort na 1297. Ze wordt in afschrift bewaard in een codex uit de 15de of de 16de eeuw in de Bibliothèque Nationale te ParijsGa naar voetnoot(37). Deze codex begint immers met de tekst van het charter dat in 1297 aan de Gentse stadsschepenen de bevoegdheid gaf de veten en de vredebreuken tot zich te trekken en de verzoeningsvoorwaarden vast te stellen. Onmiddellijk daarna, zodat alles als één doorlopend geheel moet worden gelezen, komt de lijst van strafbedevaarten die toen in Gent werd gebruikt en worden akten uit de 14de eeuw vermeld. Juist na de bedevaart naar Sint-Gillis in de Provence staat Sint-Wandelgijs in Koolskamp, getakseerd op 5 schellingen op de 135ste plaats, dus betrekkelijk ver naar achteren toe.
De afkoopsom vanuit Dendermonde naar Koolskamp werd berekend op 6 schellingen (lijst nr. 1), wat ongeveer correspondeert met de waarde van het traject Gent-Koolskamp uit de Gentse lijst, op 5 schellingen (lijst nr.2). De onderlinge evenredige gelijkheid van de twee afkoopsommen stemt bijgevolg ook overeen met een gelijke geldelijke waarde uit éénzelfde periode. Latere devaluaties kunnen aanpassingen opgedrongen hebben, maar een benaderende datering van de bedevaartlijsten aan de hand van de voorgeschreven afkoopsommen en de gebruikte muntsoorten hebben we niet dieper onderzocht, alhoewel dit aspect van de zaak toch niet onbelangrijk moet zijn om te komen tot een meer nauwkeurige datering.
De volgende, steeds maar langer wordende lijsten van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Gent, waaronder er reeds drie de pelgrimage naar Wilsnack opgeven, zijn heel wat later in de tijd te plaatsenGa naar voetnoot(38).
De bedevaart naar Koolskamp komt dus uitsluitend voor in de oudste lijsten. Hij bestond vermoedelijk nog op het einde der 13de eeuw, wellicht nog wat later, maar in de loop van de 14de eeuw valt hij definitief weg uit de Gentse tarieflijst.
Een bevestiging van deze wel zeer ruwe en vrij onnauwkeurige datering van de Koolskampse bedevaart ligt ook besloten in de schepenregisters van de stad Gent. De vonnissen der Gentse stadsschepenen, waarin talrijke strafbedevaarten werden uitgesproken, zijn zonder grote onderbrekingen op het Gentse stadsarchief bewaard vanaf 1349-50 tot het einde van de 16de eeuw. Geen enkele keer komt in Gent nog een vonnis voor waarin een pelgrimage naar Koolskamp wordt opgelegd, alhoewel meer dan eens ook minder bekende en kleine bedevaartsoorden aan de beurt komen. De afwezigheid van Koolskamp correspondeert in zekere mate met de bevinding uit de hoger aangehaalde chronologie van de opeenvolgende tarieflijstenGa naar voetnoot(39).
Het feit dat in de kerk van Koolskamp in 1360 een kapelanij werd gesticht ter ere van Onze-Lieve-Vrouw en later een tweede ter ere van Sint-Jacobus, en dat niets meer wordt vernomen over Sint-Wandregisilus, laat eveneens vermoeden wat al uit de tarieflijsten kon worden afgeleid, namelijk dat de bedevaart naar Sint-Wandelgijs ten laatste rond het midden van de 14de eeuw in vergetelheid of in verval is geraakt en dat de devotie nadien vermoedelijk niet naar de kerk van Koolskamp werd overgebracht, maar eenvoudig uit Koolskamp is verdwenen zonder er het minste spoor na te laten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
De ligging van de bedevaartplaats.De abdij van Sint-Pieters in Gent had, zeker al in de laatste helft der jaren 900, belangrijke bezittingen in de streek van Diksmuide. De abdij was tiendheffer of bezat het patronaat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
in Vladslo, Keiem, Beerst, Leke, Schore, Kaaskerke en Sint-Jacobskapelle. In Beerst is Sint-Wandregisilus de beschermheilige van de kerkGa naar voetnoot(40).
De bezittingen in het Diksmuidse kunnen wel iets te maken hebben met Koolskamp en de verering van Sint-Wandelgijs. De reisweg der Gentse monniken naar hun domein in het Diksmuidse leidde door of in de onmiddellijke buurt van Koolskamp. Tot in Kortemark komen in de toponymie oude Gentwegen, Gentse straeten en dergelijke voor. Er bestond dus een reisweg vanuit Gent verder het westen in, die ook door Koolskamp liep en waarvan de oude benamingen zovele herinneringen zijn aan een tracé dat in vroegere tijden een betekenis zal hebben gehadGa naar voetnoot(41). Wat meer is, Koolskamp, eigendom van de Sint-Amandsabdij, was eeuwen lang het enige benedictijns domein op deze weg tussen Tielt en Diksmuide.
In dit geval zou men zelfs geneigd zijn te denken aan de mogelijkheid dat het monniken uit de Sint-Pietersabdij van Gent waren, op weg naar hun bezittingen rond Diksmuide, die in Koolskamp rechtstreeks aan de oorsprong liggen van de verering tot Sint-Wandregisilus. Deze stelling zou aanneembaar zijn, was het niet dat monniken op reis of op doortocht (met of zonder relikwieën) de gewoonte niet hadden kapellen op hun reisweg te bouwen. Indien de monniken uit Gent de stichters van het Koolskampse bedevaartsoord zijn, dan zullen zeker nog andere, tot op heden onbekende, maar in ieder geval zwaardere redenen hebben doorgewogen dan een eenvoudige doortocht of een ‘rustpunt’ op hun reisroute.
Dan is het eveneens verwonderlijk dat er over Koolskamp en zijn stichting van Sint-Wandelgijs nergens iets te vinden is in het belangrijk en oud archief van de Gentse abdij. En hoe is het Gentse bezit in Koolskamp dan uiteindelijk terechtgekomen bij het kapittel van Harelbeke? De overgang Gent-Harelbeke, van abdij naar kapittel, lijkt dan wel bijzonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
problematisch en onverklaarbaarGa naar voetnoot(42).
De afstand van Gent tot Koolskamp enerzijds en van Koolskamp tot Diksmuide anderzijds, is telkens ongeveer een dagreis ver. Maar meer en verder kunnen we voorlopig niet afleiden uit deze bevindingen.
Het toeval wil dat het Pelgrimshof in Koolskamp ook aan de oude heerwech van Kortrijk naar Brugge ligt, ook ongeveer halfweg het traject. Hier kunnen we nog eens de bedenking maken dat Sint-Wandregisilus op een interessante plaats lag. In Kortrijk bevond zich de proosdij van Sint-Amands en in Brugge stond er een oude Sint-Amandskapel, waarover echter zeer weinig bekend is. Laat men deze kapel buiten beschouwing, dan nog bestond er zeker een verkeer van de Kortrijkse benedictijnen uit de proosdij naar Brugge, onder andere omdat het Brugse castellum sinds de 11de eeuw de zetel was van de grafelijke administratie.
Dat de bedevaartplaats van de heilige Wandelgijs niet in de parochiekerk te vinden was, zoals elders bij de meeste devoties gewoonlijk het geval was, en precies op deze plaats lag, een verre uithoek te lande, moet ongetwijfeld zekere redenen hebben gehad en kan mogelijks gezien worden in functie van de interessante ligging van deze plaats, ergens in de nabijheid van twee oude reisroutes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Nog meer vragen!Stond er in Koolskamp op deze plaats een kapel? Was die bediend door een eremijt of een priester? Een strafbedevaart veronderstelt immers dat er iemand aan de pelgrims een testimonium meegaf dat de bedevaart werkelijk volbracht was. Waarom werd Sint-Wandregisilus niet in de parochiekerk van Koolskamp vereerd? Is er op deze plaats ooit een relikwie van hem geweest en wat is ervan geworden? Waarom stond er daar een lindeboom? | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Op al deze vragen moeten we eenvoudig het antwoord schuldig blijven bij gebrek aan bronnen.
De weinige beschikbare gegevens, samen met een paar voorzichtige veronderstellingen, laten voorlopig alleen toe te besluiten dat er in Koolskamp nabij de grens met Egem ooit een bedevaartplaats heeft bestaan ter ere van de heilige Wandregisilus. Dat ze teruggaat tot zeer oude tijden, waarschijnlijk een heel eind vóór 1165 al bestond, en denkelijk in de eerste helft van de 14de eeuw al aan het vervallen was. Ze werd zeker bezocht vanuit Gent, aangezien de Gentse stadsschepenen de naam ervan in hun straflijst opnamen. Het kapittel van Harelbeke, en vooral zijn voorgangers in Koolskamp, vermoedelijk de Sint-Amandsabdij of de proosdij uit Kortrijk, zullen op de ene of de andere wijze betrokken geweest zijn in deze devotie. Maar meer durven wij voorlopig niet concluderen.
In het oude West-Vlaanderen zijn er nog plaatsen, waarover wel iets geweten is, maar te weinig om conclusies te formuleren. De kapel van Sint-Acharius in Moorslede en die van Sinte-Weks in Ichtegem zijn daarvan een voorbeeldGa naar voetnoot(43).
Sint-Wandregisilus in Koolskamp verkeert in hetzelfde geval. De gegevens zijn zo schaars dat onze veronderstellingen bijna de allure aannemen van een oefening in het luchtledige, met een te kleine kern van concrete en tastbare feiten, waardoor men geneigd is zogeheten ‘logische’ redeneringen en vermoedens de rest te laten opvullen. Denkfouten daargelaten is deze methode eigenlijk te weinig gefundeerd om in dit geval besluiten te trekken en een meer nauwkeurige evolutie van het verschijnsel te omschrijven. Laten we daarom hopen dat iemand ooit iets meer concreets zal ontdekken over deze oude bedevaartplaats in Koolskamp. De kleinste vondst dienaangaande zal ongetwijfeld onze kennis verrijken van een tijd waarover wij in dit gewest weinig afweten. L. Van Acker
- Hoe was het op de publieke verkoping? Flauwtjes. Veel zeggeld en maar weinig leggeld. Geh. te Tielt, 1988. |
|