Biekorf. Jaargang 87
(1987)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 360]
| |
Een fragment van de veurnse stadsrekening uit 1388-1389De stadsrekeningen van Veurne zijn vrijwel volledig bewaard vanaf 1395 tot het einde van het Ancien Régime. Ze zijn alle samengesteld uit registersGa naar voetnoot(1). Daarnaast kennen we ook enkele perkamenten fragmenten van rekeningen, die in rolvorm zijn opgesteldGa naar voetnoot(2). Deze zijn moeilijk te dateren maar stammen vermoedelijk uit de periode onmiddellijk vóór de registervormige rekeningen. Het handschrift van de rolrekeningen is duidelijk (eind) veertiende-eeuws.
De rolrekeningen kunnen nog met een interessant maar zeer onvolledig exemplaar worden aangevuld. Omheen de verhefrekening van de Burg van Veurne dd. 1390-1391 werd eigentijds een kaft aangebracht, waarvan de binnenkant beschreven isGa naar voetnoot(3). Hierop treffen we uitgaven uit een rekening aan. Benevens een reeks schenkingen van presentwijnen aan diverse personen wordt er één uitgave ‘van stadswege’ vermeld voor de huur van een huis aan de NoordpoortGa naar voetnoot(4). Het lijdt dan ook geen twijfel dat dit stuk perkament een fragment is van een rekening van de stad Veurne.
Maar hoe kwam een fragment van de stadsrekening terecht bij Boudewijn van Izenberge, ontvanger van de verhefgelden voor het leenhof van Veurne(-Ambacht)? Gaat het om een verwaarloosde en gerekupereerde minuut (perkament was vrij duur!) van de stadsrekening, die hij eventueel langs een aan de stad ‘ontleende’ klerk in handen had gekregen? Boudewijn van Izenberge de jonge was immers uit Veurne-Ambacht afkomstig - hij was er meermaals schepen-keurheerGa naar voetnoot(5) - en kende dus zeker de plaatselijke schepenen, al weten we | |
[pagina 361]
| |
niet of hij ook nog in 1390 een funktie bij de stadsmagistraten uitoefendeGa naar voetnoot(6).
Het is niet zo moeilijk het fragment te dateren. Het handschrift dateert alvast uit het einde van de veertiende eeuw. De namen van de ontvangers van de presentwijnen bieden ons verdere gegevens. Niet dateerbaar zijn uiteraard de vermeldingen (zonder eigennaam) van de baljuws van Brugge, Ieper, Gent of het Vrije. Maar een aantal kannen wijn werd ook geschonken aan de heer van Gistel by tverscheden van de audiencie. En alhoewel deze zin op het einde van de lijst staat en we dus niet precies weten wie wel en wie niet behoort tot het gezelschap, dat bij het beëindigen van een grafelijke audientie met presentwijn werd bedacht, biedt ze ons toch de sleutel voor een meer precieze datering. Bijna alle namen vinden we immers terug op de aanwezigheidslijsten van de audientie voor de jaren 1386-1388Ga naar voetnoot(7). Het zijn: de legisten Pieter van der Zijpe, de deken van St.-Donaas te Brugge en de proost van WattenGa naar voetnoot(8), en als raadsheren de burggraaf van Ieper, de heren van Gruuthuse, van Diksmuide, van Ekelsbeke en van Gistel, Colaard van der Clite, Hendrik van Spiere en Zeger van Langmeersch. De uitzondering op de regel is hier de heer van Gistel, in deze tijd Jan VI van Gistel, die wel raadsheer was maar waarvan tot nu geen aktiviteiten in de audientie bekend warenGa naar voetnoot(9).
De hierboven geciteerde zinsnede suggereert daarenboven dat de audientie in Veurne zelf had gezeteld, wat in die jaren slechts vaststaat voor één enkele zitting, nl. op 26 juli 1388Ga naar voetnoot(10). Maar in onze lijst ontbreken dan de leden van die audientie: Jehan Hooft, Jan de Visch (souverein-baljuw), Willem Slijp, terwijl we de heer van Gistel en Zeger van Langmeersch ‘over’ hebben. De afwezigheid van enkele raadsheren op de lijst presentwijnen is gemakelijk te verklaren omdat we slechts een onvolledig fragment bezitten van | |
[pagina 362]
| |
de rubriek presentwijnen. Maar wat dan met de aanwezigheid van van Langmeersch en van de heer van Gistel, nota bene de enige die nominatim wordt vermeld in verband met de zitting van de audientie? De oplossing wordt ons pas duidelijk bij de volgende audientie te Ieper. We zien er dat in de zitting van Veurne een partij werd veroordeeld tot onderwerping aan het grafelijk gezag, wat onmiddellijk gebeurde. Maar twee medeplichtigen kwamen pas de volgende dag te Veurne. Bij deze laatste onderwerping (en niet bij de rechtszitting zelf) waren zowel van Langmeersch als de heer van Gistel aanwezig; de laatste enkel als grafelijk raadsheerGa naar voetnoot(11), zodat hij wel ter gelegenheid van, maar niet als lid der audientie in Veurne presentwijn heeft ontvangen.
Tenslotte hebben we schijnbaar nog één probleem. Helemaal bovenaan de lijst vinden we minen here den bisscop van YpreGa naar voetnoot(12), terwijl Ieper pas een bisdom werd in 1559. Wie is de man die reeds op het einde van de veertiende eeuw met deze titel werd aangesproken?
Het antwoord is te vinden in de religieuze situatie van deze periode. De christenheid werd verscheurd door het zgn. Westers Schisma, waarbij twee pausen elkaar Petrus' Stoel betwistten. Het vlaamstalig gedeelte van het bisdom Terwaan, waartoe ook Ieper en Veurne behoorden, koos grotendeels partij voor Urbanus VI van Rome tegen Clemens II van Avignon. De eerste benoemde in 1386 de dominikaanse broeder Simon Bordelle of Bartel tot bisschop van Terwaan. Maar aangezien de bisschopsstad in handen was van de Clementijnen vestigde Simon Bartel zijn zetel in Ieper. Hij hield er zijn plechtige inkomst op 11 augustus 1386. In 1390-1391 werd hij aanhanger van paus Clemens, zodat hij zijn bisschopsstaf moest neerleggenGa naar voetnoot(13). Naast de bisschop van Terwaan werd Simon Bartel dus door zijn tijdgenoten beschouwd als bisschop van (te) Ieper. Het is duidelijk dat hij het is die in onze lijst wordt bedoeld. Meteen vinden we ook als terminus postquem het jaartal 1386.
Te oordelen naar de plaats die de bisschop in onze lijst | |
[pagina 363]
| |
inneemtGa naar voetnoot(14) zou hij op de audientie zelf aanwezig zijn geweest. Nu wordt Simon Bartel nergens vermeld in de sententiën van die zitting, maar de vergadering was dan ook louter civiel-juridisch en behandelde geen religieuze onderwerpen. We kunnen dus vermoeden dat zijn bezoek aan Veurne niet in de eerste plaats de rechtszitting zelf betrof. Misschien heeft Bartel van de zitting te Veurne gewoon gebruik gemaakt om zijn standpunten over de Scheuring te verduidelijken tegenover de top van Vlaamse ambtenaren en raadsheren?
Hoe dan ook, door alle gegevens te kombineren is het nu mogelijk geworden de lijst nauwkeurig te dateren. Ze werd opgesteld na de aankomst van bisschop Simon in Ieper halfweg 1386, maar vóór de redaktie van de verhefrekening in 1390/1. Tot het einde van 1388 had slechts één zitting van de audientie plaats te Veurne. Het is verder niet waarschijnlijk dat de audientie kort na de behandelde zitdag nogmaals in Veurne zou zijn gehoudenGa naar voetnoot(15). En aangezien haar samenstelling bij de diverse zitdagen nooit volledig identiek was, kunnen we met zekerheid aannemen dat het fragment van de Veurnse stadsrekening betrekking heeft op de zitting van 29 juli 1388 en dus dateert uit het rekenjaar 1388-1389. Zo kennen we ook op een paar jaar na de datum waarop Veurne is overgestapt van rol- naar registerrekeningen. De stad Veurne neemt hierbij, zoals we konden verwachten, een plaats in temidden van de andere kleine steden van VlaanderenGa naar voetnoot(16). J. Van Acker. |
|