Biekorf. Jaargang 87
(1987)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antonio Rosmini en Waregem
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Umberto I in de Villa BolongaroGa naar voetnoot(3). Anna Maria Bolongaro schonk het gebouw in 1848 aan Rosmini als blijk van dankbaarheid voor zijn inspanningen ten bate van het onderwijs in Stresa. Hijzelf heeft er zijn laatste jaren doorgebracht. Het grafmonument van A. Rosmini door V. Vela, in de kapel van het Collegio Rosmini te Stresa.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antonio Rosmini (Rovereto 1797 - Stresa 1855) kan gelden als typisch exponent van het geestelijk réveil dat ook in Italië de 19de eeuw heeft helpen kenmerken. Priester gewijd in 1821 heeft hij niet alleen naam gemaakt als filosoof en pedagoog. Hij heeft ook een Istituto della Carità opgericht dat bijhuizen kreeg tot buiten Italië. Twee ervan hebben precies in Waregem de geschiedenis helpen schrijven waarvan hierboven spraak. De naam Waregem staat trouwens vermeld in het Centro Studi Rosminiani in Stresa, op de grafische voorstelling die de uitzwerming van het Istituto uitbeeldt. De tegenspeler van de Italiaanse kloosterorde die in de documenten opduikt is, net zoals in de Waregemse bronnen, de Abbé Evarist Leopold de Coninck (1836-1921), priester van het bisdom Brugge sinds 2 juli 1864 en op 18 september daaropvolgend benoemd tot leraar Frans en ‘Vlaams’ aan het Sint-Amandscollege te KortrijkGa naar voetnoot(4). Nog geen jaar later werd Het historisch museum A. Rosmini in het gelijknamig Internationaal Studiecentrum te Stresa (I.). Links de grafische voorstelling van de uitzwerming van het Istituto della Carita, waarop ook Waregem vermeld staat.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij, op 18 april 1865, aangesteld tot directeur van de Zusters van O.L. Vrouw te Waregem. Zo is hij teruggekeerd naar zijn oord van herkomst om daar te blijven wonen tot aan zijn dood.
Over de persoonlijkheid en de gedragingen van Abbé de Coninck - hijzelf schrijft zijn familienaam graag met een kleine d, maar deze is in de pen van de tijdgenoten meestal blijven steken, - is een sprekend portret getekend door Norbert Follens. Daaruit leren wij ook dat de benoeming in Waregem niet vrij was van zakelijke belangen. Overigens heeft hij de functie slechts een goede acht jaar uitgeoefend. Volgens de kalender van het bisdom Brugge heeft hij immers ontslag genomen - lees gekregen - op 23 september 1873. Een smeekschrift van 27 prominenten uit Waregem naar Brugge om de zogenaamd voortreffelijke directeur van het meisjespensionaat te handhaven, is te laat gekomenGa naar voetnoot(5). Nota bene: de man is op dat tijdstip nog geen 37 jaar oud, of zoals het heet, in de kracht van de jaren. ‘Habituant’ staat er, jaar aan jaar, in de bisschoppelijke kalender; een priester zonder functie, maar gelukkig voor de man een rentenier die er warmpjes in zat.
In 1878 is er een interessant hoewel nogal zielig voorval. Abbé de Coninck laat op 24 oktober aan de bisschop weten dat hij bereid is zijn aandeel in het kloostergebouw te verkopen mits zekere faciliteiten voor de aanpalende woning die zijn eigendom is en zou blijven. Die zaak krijgt vlug haar beslag, want reeds op 16 november bevestigt de Abbé dat de notaris de akte voorbereidt. Hijzelf denkt eraan de opbrengst te schenken aan de kloostergemeenschap en hoopt als weldoener te worden beschouwd. Op 12 december volgt nog een brief om de bisschop te bedanken voor wat hij hem gevraagd en nu bekomen heeft, en om te zeggen dat hij de opbrengst van de transactie, 2.000 fr., geschonken heeft aan de pastoor. ‘Amende honorable’? Het lijkt er op.
En nu het kontakt met het Istituto della Carità. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Luidens de Kroniek van Stresa is de onmiddellijke aanleiding daartoe geweest: de lektuur door Abbé de Coninck van de biografie van Antonio Rosmini, en het persoonlijk bezoek van de Abbé aan het voor hem dichtsbij gelegen bijhuis van de orde in Sainghin, even voorbij Rijsel.
De mededeling in de Kroniek gaat natuurlijk terug op de ‘bekentenis’ van de Abbé zelf. Follens heeft er op attent gemaakt dat Evarist de Coninck al een tijdlang met de gedachte rondliep om aan een bepaald gedeelte van het voorouderlijk bezit een uitgesproken kristelijke bestemming te geven: de bouw van een klooster. Pogingen met congregaties van eigen bodem waren echter op niets uitgelopen. Misschien zou hij slagen met Italiaanse paters die in hun caritatief élan op zijn visie leken afgestemd? Laten wij inderdaad de brave Abbé niet beladen met al de zonden van Israël en smalen op de dubbele flop met zijn Pères de la Charité. De priester is gefortuneerd. Moreel gezien kan dit voor een godgewijd man een zware last betekenen. Hij kijkt dus uit naar een zinnige besteding. Bovendien leeft hij in een tijdperk waarin lieden van goeden huize zich ontfermen over de minderbedeelden. Men leze Gezelle's lofgedichten. Waarom voor het Waregemse geen kleine ‘Rosmini’ proberen te zijn? En wat staat mooier dan uw naam op een gedenksteen?
Uit een brief van 11 november 1890 over de zaak Nieuwenhove, geschreven door pastoor Riethaeghe aan het bisdom, lichten wij volgende mededeling: het denkbeeld van een ‘orphanotrophium’ lacht ook de burgemeester toe als een complement van het hospitaal. Men zou daarvoor subsidie moeten kunnen krijgen van provincie en staat. Maar opgelet wat betreft de leiding van zo'n weeshuis!, waarschuwt de parochieherder.
Wat steekt daar nu weer achter? De tekening zal een goed jaar later iets duidelijker zichtbaar worden.
Uit de Kroniek van Stresa weten wij dat de Waregemse ‘habituant’ in de eerste faze van de vestiging enkele paters van het Italiaans instituut heeft kunnen doen overkomen en dat zij voorlopig in een huurhuis verblijven. Op 13 januari 1892 heeft de pater-rector van het nieuwe bijhuis zijn algemene overste te Stresa, Louis Lanzoni, geïnformeerd over het belangrijk aanbod van Abbé de Coninck nopens de stabilizering van de jonge inplanting, nl. de bouw van een eigen klooster in de Olmstraat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het antwoord van superior-generaal Lanzoni op dat aanbod is zowel geestdriftig als omzichtig en sterk geconditioneerd. De schenking van bouwgrond en van een belangrijke geldsom (in de brief van Lanzoni: 40.000 fr.; in de Kroniek daarentegen staat 40.000 lire, maar dat is fout) zal de uitvoering van hun project tot oprichting van een juvenaat vergemakkelijken. Maar laat het allemaal waterdicht gebeuren met notariële akte en afhankelijk van de toelating van de bisschop van Brugge. De Kroniek van Stresa zegt ook dat Abbé de Coninck aanvankelijk de oprichting van een weeshuis op het oog heeft gehad. Hij is zelfs gaan kijken naar soortgelijk instituut in Noord-Frankrijk, het bovenbedoeld Orphelinat St.-Nicolas te Sainghin en Mélantois (Dép. Nord), eveneens een bijhuis van het Istituto della Carità en dat ook elders in de bronnen vermeld wordt. En men heeft nogal wat moeite gehad om de Abbé van zijn oorspronkelijk plan af te brengen. Geheel vergeten is hij het stellig niet.
Ruim een jaar later, op 25 maart 1892, komen twee paters uit Sainghin trouwens op bezoek bij de bisschop te Brugge. Zij zullen hem bij brief van 16 april eropvolgend daarvoor danken, en ze wijzen er op dat de Coninck erop aanstuurt de notariële akte tot regeling van zijn schenking zo vlug mogelijk te laten ondertekenen, zelfs nog in de Paasweek. Zij hebben hem om uitstel gevraagd en vernemen graag het advies van de bisschop over nog enkele hangende punten.
De operatie in Waregem verloopt blijkbaar tot tevredenheid van alle betrokken partijen: de bisschop, het instituut en de weldoener Abbé de Coninck. Immers, op 12 september 1894, kan pater Edoardo Molet, in zijn hoedanigheid van superior van de Pères de la Charité, met als briefhoofd Institution Notre Dame Immaculée, aan de bisschop mededelen dat het kloostergebouw bijna voltooid is en begin oktober zal kunnen betrokken worden door de reeds bestaande apostolische school en het juvenaat. Hij vraagt dat de bisschop de huiskapel zou komen inwijden en dat de paters er, zoals vroeger in hun voorlopige behuizing, het Allerheiligste zouden mogen bewaren. De brief draagt de bisschoppelijke reactie: ‘Concessi 13.9.1894’.
De Italiaanse paters zouden er verblijven tot op 24 april 1901.
* * * | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terloops is hier reeds de naam Nieuwenhove gevallen. Het zou geen zin hebben al de verwikkelingen te willen samenvatten die dit ‘dorp der mirakelen’ achter de rug heeft. De geschiedenis is met de meeste zorg en uitgebreid te boek gesteld door Norbert Follens en Albert Verplaetse.
Zo weten wij zowel uit deze hoogst betrouwbare bron als uit de briefwisseling en de Kroniek van Stresa dat Abbé de Coninck innig bij de gebeurtenissen betrokken is geworden. De zaak is voor hem geëindigd op een bittere teleurstelling, alleszins wat de school betreft tijdens haar korte ‘Rosminiaanse’ episode.
De inwoners van het Waregems gehucht hadden de eerste faze van hun droom in vervulling zien gaan toen Ferdinand Van der HaeghenGa naar voetnoot(6), grondeigenaar te Gent, erin had toegestemd een perceel grond van ongeveer 45 aren voor de duur van 27 jaar in cijnspacht te geven aan een feitelijke vereniging van een tiental ingezetenen van Nieuwenhove. Deze verbonden zich ertoe binnen de vijf jaar een kapel of kerk te bouwen en naderhand ook een pastorie. Uit documenten van later datum blijkt dat de Abbé de Gentse geleerde kende, en er ook naderhand nog regelingen aangaande Nieuwenhove mee getroffen heeft.
Twee jaar na het afsluiten van de cijnspacht, op 10 juli 1895, schrijft Abbé de Coninck naar Mgr. Gustave Waffelaert om hem geluk te wensen met zijn aanstelling tot bisschop van Brugge. Hij hoopt in hem, zoals voorheen in Mgr. Faict, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een vader en een raadsman te vinden ‘dévoué à l'oeuvre que j'ai entreprise (...) à Waereghem (Couvent des Pères de la Charité)’. De bisschop zou het dossier Nieuwenhove weldra in zijn volle omvang leren kennen.
In de kennissenkring van Abbé de Coninck treedt nu een nieuw personage op de voorgrond: Vital Moreels (Tiegem, 1828-1908), welvarend koopman en grondeigenaar, toonaangevend politicus in zijn geboortedorp en zelfs een tweetal jaren lid van de ProvincieraadGa naar voetnoot(7). Hij gedraagt zich als vertrouweling en raadsman van de Abbé en bovendien als weldoener van Nieuwenhove. Follens en Verplaetse noteerden dat hij heeft ingestaan voor de dakbekleding van de nieuwe kerk. Alleszins heeft Moreels een goede voet in huis bij de bisschop. Hij schrijft trouwens op 22 juni 1896 aan Mgr. Waffelaert met kennis van zaken nopens het geval Nieuwenhove en de daar heersende spanningen. Ook Pastoor Riethaeghe van Waregem informeert de bisschop over ‘la triste affaire’ en wijst op ondermeer de politieke implicaties. Moreels zinspeelt daar eveneens op en hoopt dat ‘ze’ onderdanig zullen blijven. Wat de Abbé betreft, ‘deze brave man’ ziet er volgens hem geen klaar meer in.
Inderdaad heeft de Coninck zijn Italiaanse relatie opnieuw onder de arm genomen om iets voor Nieuwenhove te doen. Speelt het weeshuis hem nog door het hoofd, misschien? Hij deelt in een brief van 25 november 1896 aan X (vermoedelijk Moreels) mee dat de Pater Generaal van de ‘Pères de la Charité’ hem aangaande het project Nieuwenhove geschreven heeft. Moreels zelf schrijft 's anderendaags reeds aan de bisschop om hem in te lichten over wat er gaande is, en zegt de Abbé op het hart te hebben gedrukt alles aan monseigneur te onderwerpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kopzorgen zijn er genoeg! Pater generaal Louis Lanzoni heeft er geen twijfel over laten bestaan: het instituut te Waregem moet, conform de gebruiken van de congregatie, volledig gescheiden blijven van de opdrachten op Nieuwenhove d.z. de bediening van de nieuwe kerk en de opening van een school. Het terrein voor die school kan op naam komen van drie paters. Wat haar personeel betreft, nl. een priester, een gebreveteerd onderwijzer en een lekebroeder, moeten de paters verzekerd zijn van een jaarlijks inkomen. Zij kunnen echter niet beginnen vóór oktober 1898. ‘Tout est encore à faire’ schrijft Lanzoni, en hij onderstreept de vijf woorden. De Abbé zal de wenkbrauwen gefronst hebben. En wat zal de eigenaar van de grond zeggen? En de Bisschop?
Op 3 december 1896 volgt een tweede brief van Moreels aan Mgr. Waffelaert. Daarin wordt onverwacht gezinspeeld op de belangstelling van een totaal ander partner, pater Delouche van de Luikse paters Oblaten. ‘Spijtig dat zij niet in hunne voornemens geschikt zijn voor school te houden’, meent Moreels. Hij kijkt blijkbaar objektiever tegen de situatie aan. Twee dagen later, - hij fungeert echt als tussenpersoon, - deelt hij trouwens aan de Abbé mee waarom de bisschop het voorstel van ‘Uw Eerwaarde Pater generaal’ niet kan aanvaarden: het zou allemaal te lang duren en financieel is het niet haalbaar. Op het kerkgebouw alleen al rust een schuld van 5.000 fr.
Abbé de Coninck reageert op 9 december 1896 schriftelijk bij Monseigneur: hij zal dan maar zelf de bouwkosten en die uitstaande schulden op zich nemen, 8.000 frank tesamen. De ‘brave man’ valt dus opnieuw in de hoek van de slagen. Mgr. Waffelaert stuurt de brief meteen door aan x, - vermoedelijk Moreels,? - en vraagt vertrouwelijk om advies én om terugzending van de brief. Laat de superior van Waregem zijn nieuwe voorwaarden bekend maken. Wel te verstaan: in het licht van de financiële bereidheid van de Abbé.
De Waregemse ‘Casa’ refereert meteen naar haar generaal. Lanzoni kan al op 18 december 1896, ditmaal niet uit Stresa maar uit Borgomanero, bescheid geven. Eigenaardig genoeg heeft Pater Edoardo Molet hem laten weten dat het niet meer zou gaan om het houden van school maar om het ter beschikking stellen, van een van zijn priesters van Waregem als dagelijks mislezer op Nieuwenhove vanaf oktober 1897. Is daarrond toen een misverstand gerezen, of heeft Waregem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de idee van het schoolhouden bewust achter de hand gehouden? Hoe dan ook, Lanzoni maakt geen bezwaar. Maar laat de bisschop dit punt beslechten, vindt hij. Zelf hoopt hij naderhand nog naar België te komen om alles te kunnen bekijken.
Uit de Kroniek van Stresa weten wij nochtans dat de schoolkwestie voor Nieuwenhove op 1 augustus 1897 blijkbaar in zulke maat geregeld was dat de drie bovenbedoelde personeelsleden formeel konden aangesteld worden. Doch zover staat het nog niet op 23 december 1896, datum waarop de bisschoppelijke informator Moreels aan Brugge laat weten dat hij daags voordien Abbé de Coninck op bezoek heeft gekregen met de jongste berichten. ‘Hij is er ten volle in voor zijne Paters’, schrijft Moreels.
Wanneer wij vandaag de gegevens naast elkaar plaatsen zien wij daarmee nog niet heel klaar in de geest van de ‘dramatis personae’. Het blijkbaar blind vertrouwen van Abbé de Coninck lijkt toch wel te kontrasteren met de zakelijke onderhandelingstaktiek van de Italiaanse kloosterorde, die geregeld om boter bij de vis heeft gevraagd. Waarom niet, eigenlijk? De Abbé was vragende partij.
In het voorjaar van 1898 geraakt deze pas voorgoed in alarmtoestand nopens de bouw van de schoollokalen. Hij gaat zijn nood klagen bij Vital Moreels. Deze deelt op 4 april aan Mgr. Waffelaert het briefje mee waarin Abbé de Coninck daags tevoren de noodklok heeft geluid: ‘Je crains que les religieux devront partir’! Hij ziet zijn droom ineenstorten. Heeft het klooster van Waregem toen al zijn aandacht gevestigd op moeilijkheden waarmee het intern te kampen heeft, misschien, het gebrek aan uitstraling, het tekort aan roepingen? Moreels is niet zo pessimistisch gestemd. Voor hem lijkt alles te regelen met centen. De Gentse Van der Haeghen's zullen wel over de brug komen, denkt hij, om de Coninck financieel bij te springen. ‘Alle de medicine die hij nodig heeft’ zal uit die hoek komen, pronostikeert hij, vermits de geleerde vriend hoopt op een adellijke titel! Wat doet men al niet in een vrolijke bui?
Maar de Abbé voelt nog andere nattigheid. Hij klaagt erover dat ‘le Père Ach...’, alias pater Achille Scheefer, in de Nieuwenhovense schoolaffaire zijn eigen gangen gaat en hem niet ziet staan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de brief van Abbé de Coninck van 24 juli 1898 aan de Vicaris-generaal te Brugge valt trouwens te vernemen dat de Pères de la Charité nu aansturen op de bouw van niet twee maar drie klaslokalen. Ik kan wel 4.500 fr. besteden, klaagt de Abbé, maar gaan 10.000 à 12.000. Bovendien is die pater leerlingen gaan ronselen tot in Deerlijk. Stel je voor, daar moet herrie van komen. En wat wordt het straks met hun onderwijzend personeel: ‘un jeune normaliste, un religieux de 19 ans et un père sans expérience’...?
Rond de figuur van pater Scheefer moet op Nieuwenhove inderdaad nogal wat te doen zijn geweest. Follens en Verplaetse hebben de gebeurtenissen en ook de atmosfeer daarrond in enkele pittige zinnen geschetst. De jonge geestelijke dartelde daar vrij lustig rond. Er was vrouwvolk bij te pas gekomen, en nog van die aardigheden. Kortom, het liep er scheef.
Voeg daarbij het hoe dan ook vreemd karakter van de inplanting, de onbekende gezichten, de voertaal... Alles wijst op een misrekening van Abbé de Coninck die blijkbaar volksvreemd gemeend heeft dat de brave Vlaamse lieden met die geïmporteerde toestand vrede zouden nemen, een typisch paternalistische gedachte.
De hier aangewende bronnen vertonen zekere leemten. Het blijft ons echter te doen om de betrekkingen tussen het Italiaans Instituut en Waregem. De relatie is na enkele jaren terechtgekomen in wat wij een crisissituatie zouden kunnen noemen. Op 8 oktober 1900 laat Vital Moreels aan Mgr. Waffelaert weten dat hij het bezoek kan verwachten van Abbé de Coninck. ‘De Italiaanse paters gaan vrijwillig hun klooster en Nieuwenhove verlaten’ schrijft hij, eraan toevoegend: ‘(voor gouverne)’, wil hij zeggen: goed om weten. De Kroniek van Stresa bevestigt het bericht: Nieuwenhove sloot de daaropvolgende nieuwjaarsdag en Waregem volgde op 24 april 1901. Wij weten niet hoe Abbé de Coninck, de geestelijke vader en promotor van beide stichtingen, er psychologisch op heeft gereageerd. Stellig is hij niet bij de pakken blijven zitten. Op 7 februari 1901 vraagt hij advies aan de bisschop nu Paters Oblaten van Maria zich komen vestigen op Waregem-Plaats ter vervanging van ‘les Pères Rosminiens’; hoe zal hij moeten handelen in verband met de rente en de daardoor gegarandeerde stabiliteit van de eeuwigdurende fondatie? Ongetwijfeld was de toestand vrij ingewik- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
keld. Vital Moreels kan echter op 24 april 1901 Mgr. Waffelaert schriftelijk geruststellen. De notariële akte van afstand van het klooster op de plaats en van de kerk met gebouwen te Nieuwenhove door de vorige paters en Abbé de Coninck is getekend en de aankoop door de paters Oblaten aanvaard. Op de kerk en de gebouwen van Nieuwenhove rusten nog 9.000 fr. schulden. Moreels zelf heeft er daarvan 3.000 fr. op zich genomen en de andere 6.000 fr. als borg getekend voor de ‘nieuwe’ paters. Hij herinnert de bisschop eraan dat Abbé de Coninck boven dit alles nog 20.000 fr. betaald heeft en ‘nu in alles gewillig is geweest’. Hij verstout zich te vragen dat iets voor deze ‘goede geestelijke’ zou kunnen gedaan worden’... Abbé de Coninck naderde de 65. in de Kalenders van het Bisdom Brugge is hij als habituant blijven figureren. G. Gyselen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
broeders en 8 aspiranten verblijft. Het klooster gaat zeer goed vooruit met een strenge observantie, meer dan in een noviciaat, en armoede die herinnert aan die van onze eerste vaders. Is daar benoemd tot rector en econoom, bij decreet generaal van 15 augustus 1892 D. Eduardo Molet. Toen in oktober 1894 het nieuwe huis bewoonbaar was gemaakt met de hulp van God, begaf Algemeen Overste D. Luigi Lanzoni zich ter plaatse om er bezit van te nemen en het noviciaat in te richten. Hij benoemde D. Eduardo Molet, hierboven reeds vermeld, tot rector, ekonoom en novicenmeester. Op dezelfde bladzijde volgt de lijst van de betrokken kloosterlingen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 2.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft hij gezegd dat het mettertijd kon gebeuren indien hij het kon doen. De lagere scholen zijn inderdaad nodig om geld te krijgen om de gebouwen te voltooien en ze later uit te breiden. De scholen zouden veel opbrengen omdat de leerlingen betalen, en meer nog de Staat ze zou betalen. Op dezelfde bladzijde volgt de lijst van de betrokken kloosterlingen
*** Op een andere plaats in de kroniek worden de gegevens nog even herhaald, als volgt:
*** Wij nemen vrede met de ‘italianisering’ van bepaalde voornamen die een duidelijk Vlaamse of eventueel Franse familienaam voorafgaan, teneinde de schrijfwijze in het register van Stresa te eerbiedigen. |
|