| |
| |
| |
De huisbewaarder van het Brugse Vrije in 1785
In zijn bijdrage over de hotelfunctie van het Stadhuis van Brugge en van het Landhuis van het Brugse Vrije, heeft A. Vanden Abeele terloops ook het nieuwe reglement van de huisbewaarder van het Landhuis, uit het begin van 1785, vermeldGa naar voetnoot(1).
Dit nieuwe ‘reglement voor den conchierge van den Landtshuijse van den Vrijen’ kwam tot stand ingevolge het ‘Règlement pour l'administration du pays et territoire du Franc de Bruges du 7 juin 1784’Ga naar voetnoot(2), dat van hogerhand opgelegd was teneinde de administratie te vereenvoudigen en de financiële toestand te saneren. Er werd o.m. beslist een tijdelijk ‘Comité de la Trésorerie du pays du Franc’ in te stellen, dat moest toezien op de uitvoering van de besparingsmaatregelen (art. XXI). In art. XVIII wordt gehandeld over de huisbewaarderGa naar voetnoot(3). Ten gevolge van dit artikel stelde het Brugse Vrije een nieuw reglement voor zijn huisbewaarder op dat met de geformuleerde eisen rekening hield en 18 punten telde; het werd in februari door J. Druart ondertekend.
De huisbewaarder beschikte over een gedeelte van de oostvleugel van het nieuwe Landhuis, en wel de conciergerie waaraan men in 1724 begon te bouwenGa naar voetnoot(4). Zijn woongedeelte kan gesitueerd worden op het grondplan van het Landhuis dat architect J. Verkruys in 1726 liet drukken. Ten noorden van de trap die naar het plein van het 17de-eeuws huis van de griffier leidde, lag de keuken (P) en rechts ervan de eetkamer (Q, op het plan de ‘kleyne keuken’ genaamd);
| |
| |
Detail uit het grondplan van het nieuwe Landhuis van het Brugse Vrije, 1721 e.v. (architect J. Verkruys).
| |
| |
links van de keuken lag het washuisGa naar voetnoot(5). Op de verdieping had de huisbewaarder de beschikking over drie kamers die gelegen waren boven de keuken, de eetkamer en de Zaterdagse kamer (S). Daarenboven mocht hij nog een gedeelte van de kelders en de zolders gebruiken.
Zonder speciale toelating mocht hij niet langer dan drie dagen buiten de stad vertoeven; tijdens die periode werd hij weliswaar vervangen, maar hij bleef voor alles verantwoordelijk. De huisbewaarder stond met zijn dienstboden in voor het onderhoud van het gebouw en voor het zuiver houden van het voor- en achterplein. Hij hield de inventaris bij van de meubelen, gebruiksvoorwerpen, kunstwerken, ornamenten in de kapel, enz.Ga naar voetnoot(6). Het opschudden van de kussens op de zitbanken waarop het magistraat van het Brugse Vrije gezeten was, behoorde ook tot zijn opdrachten!
Hij was ook kok. Uit de rekeningen weten we dat hij maaltijden opdiende bij feesten en speciale gelegenheden (generale vergadering, eedaflegging van nieuwe magistraten) of als een zitting laat na het middaguur eindigde. En als men sluisschouwingen hield, maakte hij de maaltijden klaar die meegenomen werden - een soort ambtelijke pic-nic -. Hij moest ook zorgen voor de gasten die met toelating van het College in het Landhuis mochten logeren.
Het was hem verboden op de zolders graan te leggen, of andere zaken die schade aan het gebouw zouden kunnen veroorzakenGa naar voetnoot(7).
| |
| |
De windas op de zolder boven de Vierschaar van het Brugse Vrije (tek. Johan Vansteenkiste).
| |
| |
Volgens het nieuwe reglement betaalde de huisbewaarder geen huishuur, maar hout en kolen moest hij zelf kopen. Hij kreeg wel 18 ponden om daarmede zijn dienstpersoneel te betalen.
L. Devliegher.
| |
Bijlage
Reglement voor den conchierge van den Landtshuijse van den Vrijen.
1. | Den conchierge sal 'tsynen gebruycke hebben den keucken, het waschhuijs daer achter staende, de bottelrije comende in den ganck die leet van den keucken naer de zaele, voorts de eetkamer tusschen den geseijden keucken ende den trap die leet naer de achterplaetse, de kamer boven de Zaterdaegsche kamer, de gone boven de geseijde eetplaetse, ende oock die boven de keucken. |
2. | Hij zal ten voorderen gebruycken de solders ende kelders die hem sullen worden aengewezen. |
3. | Den conchierge zal oock verplight wesen alle de voordere plaetsen van den Landshuijse gesloten te laeten, soo nochtans dat hij de selve behoorelyck sal moeten doen kuysschen, ende de sloten met hunne toebehoorten schoonmaecken ende suijver hauden omme by den Collegie te worden gebruijckt volgens dat den dienst van den Lande sal exigeren. |
4. | Hij zal oock moeten doen kuijsschen ende vaeghen de collegiekamer, de vertreckkamer, de Weeserye, de Zaele ende de Vierschaere, ende tot alle dies leveren de noodige bessems, dweijlen ende borstels, sonder dat aen hem daer over meer sal worden betaeld als vijf ponden grooten bij jaere, gelijck hij oock zal moeten jegens 't elcken vergaederinghe schudden de kussens van d'heeren van den Collegie ende van de geseijde Vierschaere. |
5. | Hij zal ten voorderen oock moeten kuysschen ende suijver hauden van quaed kruijd de voor ende achterplaetse van den Lantshuijse, alles op pene dat bij soo verre hij ofte sijne dienstboden danof in faute waeren blijvende, het selve tsynen dobbelen coste sal worden gesuppleert. |
6. | Hij zal oock telckens als den Collegie 's avonts buyten ure zal vergaederen, verpligt wesen te sorgen dat het buffet voorsien zij van acht kandelaeren met brandende keerssen ende snuijtters, soo nochtans dat de selve kandelaers, keerssen ende snuijtters aen hem te vooren ten coste van den Lande sullen worden gelevert. |
7. | Hij zal oock in het geval dat eenige vremdelyngen met agreatie van den Collegie hun logement waeren nemende in eenige kamers van den Lantshuijse hier vooren gereserveert, gehauden wesen de selve vremdelynghen op te passen ende door syne domesticquen te doen oppassen sonder daer over jets te profyteren, ten zy het drinkgelt het gone door de geseijde vremdelinghen volontairelyck sal worden gegeven. |
8. | Den conchierge zal belast wesen met het schoon maecken van alle de tangen, schuppen, branchen ende branders van den Lantshuijse,
|
| |
| |
| alsmede de selve ten afscheeden suijver overleveren volgens den inventaris die hij in het aenveerden van alle het geseijde yserwerck ten aenkomen zal hebben onderteeckent. |
9. | By soo verre den Collegie geraedich vonde eenige feesten in den Lantshuijse te geven, ofte aldaer jets te laeten gereet maecken om buijten den selven Lantshuijse voor de sluijsschauwyngen ofte andere occasien te moeten dienen, het sael aen den selven Collegie liber wesen daer toe te gebruycken den conchierge ofte eenen vremden kock, sullende in dit leste geval den conchierge moeten gedoogen dat men ten dien effectte gebruijck neme soo van den keucken van den Lantshuijse, als van de voordere plaetsen die men zaude oordeelen daer toe noodig te hebben, sonder dat men daer over eenigh vergelt zal moeten geven. |
10. | Den conchierge en sal niet mogen debiteren eenighen dranck, noghte doen eenige trafique in het kleen ofte debit. |
11. | Hij en zal oock geen logement moghen geven aen passagiers ofte vremde persoonen, tenzij in den gevalle dat hij jemant van sijne vrienden gratis waere logierende. |
12. | Hij en sal niet vermoghen op de solders ofte kamers van den Lantshuyse te leggen eenighe graenen ofte andere goederen die aen den Lantshuijse eenigh naedeel zauden konnen bijbrengen. |
13. | Hij en sal sigh niet mogen van de stad absenteren voor meer als drije daeghen, ten sij met kennisse ende consente van den Collegie, ende sal niet min verplight syn ghedeurende syne absentie in den Lantshuijse jemant te laeten die alle syne devoiren kan volbrengen ende waer vooren hij zal responsabel wesen. |
14. | Den conchierge en sal gheenen pacht betaelen, noghte jet contribueren over het gebruijck, 't sij in profytte van den Lande, 't sij van sommige particuliere. |
15. | Hij en sal oock niet profytteren 't sy haut, kolen, etc, daer zal nochtans aen hem jaerelycx worden betaeld een somme van achthien ponden grooten courant in consideratie van de diensten die sijne domesticquen zullen moeten verrighten gelyck hier vooren is geseijt. |
16. | Den conchierge en sal den Lantshuyse noijt mogen opsluyten ende laeten sonder dat jemant den selven huyse oppast, ende gereet can wesen omme in alle pressante occasien te konnen doen de boodschappen, te geven de sleutels soo van den Collegie ende Vertreckkamer, als van de kappelle van den Lantshuyse, met welckers bewaernisse hij sal wesen belast, alsmede voorders te volbrengen alles hetgone den dienst vanden Lande zaude konnen verheeschen. |
17. | Den selven conchierge en syne dienstboden sullen in alle voorvallende occasien moeten staen aen d'orders van den Collegie ende hun stiptelyck conformeren aen het gone hun uijt den naem van den Collegie sal worden bevolen. |
18. | Op alle de voorenstaende conditien zal den conchierge worden aenveert voor eenen termijn van drije consecutive jaeren, wanof het eerste sal ingaen met februarij 1785. |
Joseph Druart
Brugge, Rijksarchief, Brugse Vrije, bundel 723 (oud nr. 5361).
|
-
voetnoot(1)
- A. VANDEN ABEELE, Het Stadhuis van Brugge en het Landhuis van het Brugse Vrije werden ook als hotel gebruikt, in Biekorf; 84 (1984), blz. 422-428.
-
voetnoot(2)
- Brugge, Rijksarchief, Brugse Vrije, bundel 629 (oud nr. 5329).
-
voetnoot(3)
- ‘La Place de Concierge sera désormais conférée, pour un terme de trois ans, sans exiger quelque rétribution de sa part, mais il ne lui sera plus livré ni bois, ni charbon, ni autre provision quelconque. Il ne pourra point tenir cabaret, et ne donnera entrée dans les Appartemens de la Maison du Pays à aucun étranger, ou à quelque Personne non-employée au Franc. Il ne lui sera passé qu'une somme de 18 liv. de gros pour ses Domestiques, qui, moyennant cela, devront entretenir la propreté dans toute la Maison. La Batterie de Cuisine sera vendue au profit de l'Administration.’
-
voetnoot(4)
- Op 11 maart 1724 besloot het College de conciergerie te laten bouwen zoals beslist op 21 april 1721. Brugge, Rijksarchief, Brugse Vrije, reg. 43 (resolutieboek 1719-1724), fo 261 v.
-
voetnoot(5)
- P, Q en het washuis vormen nu de grote zaal (met twee zuilen) waar de grote archiefkast uit 1646 staat.
-
voetnoot(6)
- Zie L. DEVLIEGHER, De Keizer Karel-schouw van het Brugse Vrije (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen 10, (Tielt, 1987), bijlagen 20 (inventaris uit 1532-1533) en 22 (inventaris 1659-1665).
-
voetnoot(7)
- Op 10 november 1760 reeds had men de burgemeesters, schepenen alsmede de huisbewaarder verboden graan op de zolders te leggen, wegens de schade die daardoor veroorzaakt werd. ‘Eodem d'heeren Burghmeesters verthoonden de groote schaede aende solders van den Landtshuijse, veroorsaeckt door het legghen van sucrioen op de solders van dsen selven Landtshuyse, waerop ghelet.
Wiert gheresolveert voor het toecommende soo aen d'heeren vanden collegie als aen de conchierge van den Landtshuijse te excuseren het legghen op de solders van den Landtshuijse van den Vrijen, soo sucrioen als alle andere graenen’. Brugge, Rijksarchief, Brugse Vrije, reg. 52 (resolutieboek 1759-1765), fo 152.
De oude windas die zich bevindt op de zolder boven de Vierschaar, kan gebruikt geweest zijn om o.m. zakken met graan naar boven te hijsen.
|