De straat in de middeleeuwen
Een levende geschiedenis van het middeleeuwse verleden, zo kan dit recente werk van Jean Pierre Leguay worden samengevat. Zelf specialist in functie en ontwikkeling van de steden in Bretagne en Savoie verzamelde hij nu gelijklopende gegevens uit de reeds 30 stadsmonografieën die zowel bij Privat (Toulouse) als P.U.L. (Rijsel) verschenen tussen 1970 en 1981.
Het hoofdaccent blijft natuurlijk liggen op Parijs, Rennes, Toulouse, Rouen, Reims, Nantes, Lyon, Avignon, doch ook steden uit onze directe buurt komen bij herhaling aan de orde: Rijsel (alleen Dl. 1 van de nieuwe monografie werd gebruikt), St-Omer (de thesis A. Derville), Boulogne (A. Kapferer), Cambrai-Valenciennes (H. Platelle), Arras (J. Lestocquoy, 1966) en Douai (de studie uit 1913 van G. Espinas). Heel vlotte modellen van stadsleven komen b.v. uit de 19de eeuwse edities van de Cris de Paris (XIIIe ene XIVe eeuw) en natuurlijk uit het Journal d'un Bourgeois de Paris, à la fin de la guerre de Cent Ans (geciteerd uit de collection 10/18 van J. Thiellay) e.a.m.
Leguay vat aan met de bespreking van het beschikbare wegennet, wat meteen aanleiding wordt om de orientatie van een serie stadsplannen mét hun deviaties onderling te vergelijken. Een tweede, vrij kort hoofdstuk behandelt La Pollution médiévale en daarbij wordt ingegaan zowel op de natuurlijke ziekteverwekkende stadskwartieren als op de manier waarop les eaux usées net als de residuen worden geevacueerd. Hoofdstuk 3, Un urbanisme naissant, heeft duidelijk moeilijkheden met een moderne benadering van stadsgetallen (de studie van W. Prevenier komt nergens voor) terwijl binnen dit urbanisme de rol van clerus, bedelmonniken en begijnen naar hoofdstuk 6 zijn verschoven, waar ook de uitspraak voorkomt dat à partir de 1350 la mendicité est inexcusable. Hoofdstuk 4 behandelt de naamgeving der straten: religieuze omheen kerken en kapellen, namen van ambachten, les rues chaudes; de nauwelijks merkbare stadpleinen waar graan, wol, vis, eieren aan de man worden gebracht; de havenwijken met leg- en loskaaien...
Hoofdstuk 5 poogt de kleine man midden in zijn stadsmoeras te duiden: de stadsherbergen, met de hotels 70% van de beroepsactiviteit in Toulouse, 15de eeuw, de lombarden zonder vast verblijf, begrippen als juiverie, les halles, les étalages, les forains. Hoofdstuk 6 behandelt de marginaliteit in de straat: armen, gedeclasseerden, misdadigers en hoeren. Hoofdstuk 7 bespreekt de indeling der steden in kwartieren i.f.v. veiligheid en stand en gaat dan automatisch over op het plezier in de straat: de viae sacrae, de enceintes van gilden en broederschappen, de folies overdag en 's nachts van een onbekommerde jeugd, de straat als domaine privilégié de sociabilité d.i. waar gekocht en verkocht wordt, gejubeld en gedood, bemind en geboren wordt. Een boeiend model van concrete geschiedschrijving.
A. Dewitte.
J P. LAGUAY, La rue au Moyen Age, Ed. Ouest-France 1984, 253 blz., ill.