Biekorf. Jaargang 87
(1987)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
Het buitengoed van het kapittel van Sint-Omaars te AlveringemTen westen van de Sint-Audomaruskerk van Alveringem (destijds de ‘Daemhouck’) ligt op het einde van de Kaatsspelstraat een oude hoeveGa naar voetnoot(1) die veelal verkeerdelijk het ‘hof ter Walle’ genoemd wordtGa naar voetnoot(2). In werkelijkheid gaat deze tweeledige site terug op het voormalige kasteel van het kapittel van Sint-Omaars. Net als zovele andere religieuze gemeenschappenGa naar voetnoot(3) zagen de kapittelheren van Sint-Omaars tijdens de Franse overheersing hun bezittingen en dus ook hun buitengoed te Alveringem, geconfisceerd worden. Het bezit van dit uithof ging vermoedelijk al terug tot vóór de Gregoriaanse hervorming (tweede helft 11de eeuw). Op 22 ventose van het jaar 6 (12 maart 1798) werd dit goed openbaar verkocht aan de Bruggeling Joseph Vanheule voor 600.400 Franse franken. Deze was evenwel louter als tussenpersoon opgetreden voor de werkelijke nieuwe eigenaar Boudeloot uit NieuwpoortGa naar voetnoot(4).
Tot op heden duiden nog enkele sporen op de voormalige belangrijkheid van deze woonsite. Een eerste is van topografische aard. Nog steeds is in het landschap de dubbele walgracht rond het ongeveer 50 cm. opgehoogde centrale wooneiland te zien, opmerkelijk wegens haar uitzonderlijk cirkelvormig verloop. De binnengracht die het centrale deel omsluit, heeft een breedte van 20 m. en een diepte van 3 m. Een steeds dikker wordende sliblaag dekt de bedding van deze centrale ringgracht toe. De smallere buitengracht is 10 à 15 m. breed. De diepte is ons niet bekend. De scheidingsberm tussen beide ringgrachten werd, gezien de afwezigheid van enige aanaarding, niet opgehoogd met een aardenwal. Tot op heden trof men er nog geen archeologische sporen aan. Weliswaar heeft deze site nog geen systematische opgravingscampagne gekend. Het bij een geo-archeologische pro- | |
[pagina 274]
| |
Fig. 1
Fragment kadastraal plan van P.C. Popp, ± 1850. 1. St. Audomaruskerk; 2. Kaatsspelstraat; 3. Kasteel van 't Vrije van St. Omaars. spectie gevonden baksteengruis in de bovenste helft van de ophoging van het centrale gedeelte wijst op een aanleg nà 1200. Volgens J. De Meulemeester staan we hier dan ook eerder voor een laatmiddeleeuwse site met walgracht, waarbij het opgehoogde wooneiland door een brede binnen- en smallere buitengracht verdedigd werdGa naar voetnoot(5) (fig. 1).
Tijdens de Grote Opstand van de 16de eeuw vervulden deze ringgrachten nog enigszins hun verdedigingsfunctie. In | |
[pagina 275]
| |
Fig. 2.
De toegang tot het neerhof. Was ook de enige weg om het centrale wooneiland te bereiken. 1583 verzamelden de zogenaamde ‘malcontenten’ een groot aantal soldaten in het kasteel van de kanunniken van Sint-Omaars, om enerzijds de bevoorrading van de steden Veurne, Nieuwpoort en Diksmuide en anderzijds de plundertochten van de in die steden ingekwartierde garnizoenen te verhinderen. Het buitengoed van de kanunniken, rontom door wijde grachten omringt zijnde, was daartoe eene voordeelige standplaetsGa naar voetnoot(6). In de tweede helft van de 17de eeuw stond binnen de centrale ringgracht nog steeds een fraey ende eerelycke woonsteGa naar voetnoot(7). Of in de 17de eeuw (en de daaraan voorafgaande eeuwen) op de scheidingsberm neerhofgebouwen stonden, weten we niet. Voor de 18de eeuw hebben we daaromtrent wel gegevens. In 1787 stond op den opperwal ront bewald nog steeds het casteel competeerende aen deeweerde heeren deken ende kanoningen van tcappitel tot St. Omars. Het landhuis dat reeds in 1753 in een bedenkelijke staat wasGa naar voetnoot(8), werd | |
[pagina 276]
| |
Fig. 3.
De uitgehoekte noordwesthoek van het voormalige woonhuis. | |
[pagina 277]
| |
Fig. 4.
De zuidgevel van het voormalige woonhuis. toen bewoond door Pieter Albertus Houtman, griffier van de parochie Alveringem. Ten oosten van het centrale landhuis stonden op den cingel drondom ook bewald d' huizingen ende stallingen van het nederhof. Een steenen poorte gaf in het oosten toegang tot dit neerhof. Het erf dat binnen de perifere ringgracht lag (de centrale gracht inbegrepen) had, en heeft nog steeds, een oppervlakte van 5 gemeten 191 roeden (d.i. 2,562 ha). Daarnaast bezaten de kanunniken van Sint-Omaars in de ‘Daemhouck’, die zich uitstrekte in de omgeving van het kerkhofGa naar voetnoot(9), nog 30 gemeten 263 roeden (14,035 ha). De Daamhoek zelf had een oppervlakte van 76 gemeten 113 roeden (34,716 ha)Ga naar voetnoot(10).
Enkele jaren later werd het ‘curtis’ van het kapittel van Sint-Omaars als nationaal goed verkocht. Uit het procès-verbal de première enchère et d'adjudication définitive blijkt dat van de 36 gemeten 154 roeden, 32 gemeten 154 roeden (14,778 ha) aan landbouwer Ferdinand Wouters en 4 gemeten (1,818 ha) aan Charles Houtman verpacht waren. Van het- | |
[pagina 278]
| |
geen Wouters pachtte was 25 gemeten 154 roeden (11,596 ha) akkerland. De resterende 7 gemeten (3,182 ha) omvatten het neerhof, een boomgaard en een weide. Onder de neerhofgebouwen treffen we maar één gebouw aan, namelijk het boerenhuis, dat in baksteen opgetrokken is. De hoevewoning bestond uit een keuken, een bakhuisje, een kelder en een zolder. Een paardestal leunde er tegenaan. Alles was met dakpannen gedekt. De andere neerhofgebouwen waren houtconstructies. Eén van die gebouwen bestond uit een graanschuur, een koestal en een hok en was eveneens met pannen gedekt. Een ander bedrijfsgebouw omvatte een wagenhuis, een kalverstal en een varkenshok. Voorts stonden op het neerhof nog een klein bakhuis en een hok, die naar de verklaring van de pachter niet aan de kanunniken, maar hem toebehoorden. Een bakstenen inrijpoort gaf toegang tot het voorhofGa naar voetnoot(11). Op het centrale eiland, een enclave in de door Wouters' gepachte hoeve door een ringgracht omlijnd, stond une vielle (sic) maison de campagne. Dit landhuis en de bijhorende tuin hadden een oppervlakte van 4 gemeten. Tot dit ‘manoir’ had men enkel toegang via het neerhofGa naar voetnoot(12). Fig. 5.
Het huidige 19de eeuwse woonhuis. | |
[pagina 279]
| |
Fig. 6.
Het voormalige koets- of wagenhuis. Thans tot stalling verbouwd. Van deze laat 18de-eeuwse situatie zijn hedentendage, behalve de hogergenoemde topografische sporen, nog enkele andere relikten op te merken. Zo vallen onmiddellijk de twee witgekalkte pijlers op, geblokte baksteenconstructies met een bolvormige topstukbekroning (fig. 2). Uit de canonicale periode dateert eveneens het bakstenen gebouw ten noordoosten van het huidige woonhuis (zie verder). Uit het concept ervan blijkt onmiddellijk de voormalige woonfunctie, die het gebouw wellicht had tot aan de bouw van het ‘nieuwe’ woonhuis (fig. 3 en 4). De tweeledige bouwstructuur, zo typisch voor de Westhoek, kenmerkt nog steeds het gebouw. In het zuidoosten telt de oude woning één bouwlaag, in het noordoosten anderhalve bouwlaag. Het lagere woninggedeelte bestaat uit één bijna vierkante ruimte die dienst deed als grote boerenkeuken. Een opening in de zoldering van deze kamer duidt nog aan waar zich destijds de schouw bevond. Het hogeropgetrokken woonhuisgedeelte bestaat uit een kelder waarvan het plafond uit gewelven samengesteld is. Daarenboven bevindt zich de opkamer met een stenen bevloering. De schouw is er nog bewaard. In deze eveneens bijna vierkante kamer steekt nog de houten trap naar de zolder. De muuropeningen van beide leefruimtes zijn rechthoekig. Die van de keuken zijn nog van een kozijnconstructie voorzien (fig. 3). | |
[pagina 280]
| |
In het noordwesten is het voormalige woonhuis uitgehoekt. De noordwesthoek werd ter onderschraging van het zadeldak vervangen door een van muizetanden voorziene hoekzwik (fig. 3).
Ten zuidwesten van het uit de canonicale tijd daterende woonhuis staat de huidige hoevewoning, waarvan het oudste gedeelte van het einde van de vorige of het begin van deze eeuw dateertGa naar voetnoot(13). Het westelijk aanbouwsel is nog recenter (fig. 5). Ouder dan de hoevewoning is het voormalige, thans tot stalling verbouwde koetshuis. Daar het in de hogergenoemde procès-verbal niet vernoemd werd, mogen we met zekerheid aannemen dat het pas in het begin van de negentiende eeuw gebouwd werdGa naar voetnoot(14). Tot voor een tiental jaar waren de drie rondboogpoorten nog niet dichtgemetseld (fig. 6). Heel waarschijnlijk verdwenen op het einde van de achttiende of in het begin van de negentiende eeuw de houten bedrijfsgebouwen (zie hoger) en werd de functie van het neerhof herleid tot die van conciergerie. Wellicht pas met het verlaten en afbreken van het kasteel op het centrale wooneilandGa naar voetnoot(15), werd het opnieuw een - weliswaar niet zo groot - landbouwbedrijf. De juiste afbraakdatum van het canonicale landhuis is ons niet bekend. Volgens de huidige bewoners zou dit omstreeks 1905 gebeurd zijn. Verder historisch onderzoek kan daaromtrtent ongetwijfeld uitsluitsel geven. Ons was het echter eerder te doen om een juiste localisatie op te geven en een beeld te schetsen van dit merkwaardig buitengoed op het einde van de achttiende eeuw. F. Becuwe |
|