Biekorf. Jaargang 87
(1987)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
Het weiden van schapen in het Brugse Vrije gereglementeerd (1622)Het landelijk leven in vele dorpen in Vlaanderen tijdens het Ancien Régime heeft zijn reële uitlopers gekend tot aan het einde van de tweede wereldoorlog. Inderdaad, in de meeste plattelandslocaliteiten werd het economisch leven grotendeels zo niet exclusief bepaald door landbouwactiviteiten, soms gekleurd en vermengd met een beperkte locale nijverheid. Eerst met de grote industrialisatiebeweging in Vlaanderen tijdens de golden sixties kwamen zeer grote mutaties, daar ook handel en dienstensector en wegennet alsdan werden uitgebouwdGa naar voetnoot(1).
In het Brugse Vrije kende men eertijds, naast het bewerken van de landbouwgronden, uiteraard ook het fokken van allerhande vee, zoals koeien, paarden, geiten en schapen. Voor de dagelijkse voeding van die laatsten, meestal in kudden gekweekt, waren veel graslanden nodig. En hierover precies gaat de verordening van het bestuur van het Brugse Vrije van 10 juli 1622, duidelijk uitgevaardigd, zoals hierna zal blijken om bepaalde misbruiken betreffende het weiden van die schapen te weren en te verbiedenGa naar voetnoot(2).
Volgens de introductie van het in het frans en in het nederlands gepubliceerde reglement werd vooral in het noord- en het westkwartier van het Vrije opgemerkt dat diversche troupen schapen toebehorende vremde personen bij bepaalde | |
[pagina 151]
| |
pachters 's winters stallingen ende enighe fouragie verkrijgen maar, tijdens de zomer, alleen plaetse om de selve schapen te parcken; voor de rest gaan de schapers of herders in die zomerperiode met de selve hunne kudden langs de prochiën, niet alleen op de herbanen, als om haerlieder weg te passeren, maer bovendien langs de landtwegen, daer van aen de liggende bedrijvers betalen medepacht, schot ende lot; latende de selve schapen lopen in der lieden vruchten ende kantgarsenGa naar voetnoot(3); ja, (soo by experientie bevonden is) de selve by nachte daer in drijvende, tot grote ende irreparabel schade van de landtlieden, de welcke hun willende daer teghen stellen, vinden hun geslegen ende gequetst, jae ghekranckt vanden lyfve. Uit het bovenstaande blijkt dus dat schapers nogal hardhandig en agressief optraden wanneer ze door bepaalde pachters of eigenaars erop gewezen werden dat een kudde op een hun niet toebehorende grond aan het grazen was; daardoor was het ook voor de schepenen van het Brugse Vrije alsdan duidelijk dat deze schapen werden vetgemaect ten intereste van de gemeentenGa naar voetnoot(4).
Om deze misbruiken en ernstige desordren in de toekomst te vermijden werd door de schepenen van het Vrije dan afgekondigd dat geen enkele pachter nog schapen zou aenveerden ofte logieren, ten zy suffisantelick voorsien sijnde van garsingen ende pasturaigen, om de selve te onderhouden ende pastureren; daarom worden diezelfde pachters ook verplicht om melding te maken aen de hooftmannen van de prochiën, met declaratie van hoe vele schapen de trouppe is, wien toebehorende, den naem van den schaper, ende wat landen ende pasturagen sy daer toe hebben, om hemlieden by de voorseyde | |
[pagina 152]
| |
hooftmannen daer toe te verlenen consent. Ook voor de kudden, uit de steden komende, zullen de proprietarissen ghehouden wesen te bethoonen aen de hooftmannen by behoorlick bescheed, de weeden ende ander bedryf die zy hebben om deselve kudden te pastureren. Samengevat, zowel kudden afkomstig van het platteland als afkomstig van de steden moeten geregistreerd worden waarbij telkens vooral de daarbij voorziene graslanden moeten worden gemeld. Voor beide vermelde groepen werden sancties voorzien, namelijk een boete van 60 pond parisis en afdryvinghe van de in overtreding bevonden kudden door den beryder ende syn officieren, waarbij pachter of eigenaar voor de daarmee gepaard gaande onkosten zou moeten opdraaien. Verder wordt gepreciseerd dat in cas van resistentie, de schapers mogen worden gevangen genomen ende in vangenisse te leveren, om 't haerlieder laste geprocedeert te worden naer behoren; overigens zullen de berijders en officieren de hun opgelegde contoletaak naar behoren moeten uitvoeren want anders sullen ze dadelick gedestitueert worden van haerlieder officiën.
Niettegenstaande deze laatste bepaling kan men, bij een nuchtere evaluatie, toch een paar vraagtekens plaatsen achter de exacte uitvoerbaarheid van dit reglement van het jaar 1622. Bracht de verplichte meldingsplicht van het aantal schapen en de beschikbare graslanden niet een administratieve rompslomp en last mede, afgezien nog van het feit dat er nooit genoeg beschikbare graslanden konden worden aangeduid? En hebben plaatselijke toezichters of officieren zich terzake wel echt actief opgesteld? Op 22 oogst 1671 werd de bovenvermelde regeling overigens meer toegespitst op de eventuele schutplaatsen van dergelijke kudden. Alsdan werd het principe aangehouden dat enkel oude schapenhoeven voor dergelijke kudden mochten worden gebruikt; daarbij moest men rekening houden met de grootte van de parochies en de beschikbare oppervlakte van de weidenGa naar voetnoot(5).
Tot slot, en aansluitend bij het hierboven meegedeelde, kan wellicht nog gewezen worden op sommige seizoengebonden verplaatsingen van bepaalde kudden. Tot aan de tweede | |
[pagina 153]
| |
wereldoorlog, vooral na de winter, werden kudden allerhande naar de weidegronden geleid en in de herfsttijd kende men de terugtocht naar de schutplaatsen of de slachthuizen; vaak gebeurde dit tijdens de nacht of in de vroege ochtendurenGa naar voetnoot(6). Zijn er nog oudere lezers die deze transhumance-tochten in Vlaanderen vroeger hebben gade geslagen? M. Baelde |
|