Biekorf. Jaargang 87
(1987)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
De bisschoppen van Ieper in de kroniek van G. de la TombeIn de historiografie worden bisschoppen doorgaans met fluwelen handschoenen aangepakt. Het onvolprezen werk over ‘Het Bisdom Brugge’ behandelt de 24 Brugse bisschoppen allemaal als hoogstaande herders, waarover uitsluitend goede en lofwaardige dingen worden gezegd. Zelfs bisschop Servaas de Quinckere die zijn eigen Seminarie afschafte, in vele processen verwikkeld geraakte en in zijn levenswandel niet onbesproken was, krijgt nog de gunstige kwotering dat ‘zijn episcopaat niet onverdienstelijk was’Ga naar voetnoot(1).
Nu is het wel zo, zeker sinds de Contra-Reformatie, dat bisschoppen gekozen worden uit de meest vooraanstaande leden van de clerus. De biograaf wordt dan ook gewoonlijk geconfronteerd met een eminente persoonlijkheid op universitair niveau, van voorbeeldig gedrag en met een verheven opvatting van zijn taak. De bronnen evenwel waaruit de biografische bouwstenen gezocht moeten worden, komen vooral uit de eigen bisschoppelijke kanselarij: de Acta der bisschoppen of archief dat door ondergeschikten werd aangelegd. Persoonlijke karaktertrekken, ook de minder gunstige, maar die soms zwaar op een episcopaat kunnen doorwegen, komen zelden of nooit aan bod, of zijn wegens de aard van de bronnen moeilijk te achterhalen.
De meeste kroniekschrijvers die levensberichten van bisschoppen steevast in hun kronieken opnemen, houden het veelal bij stereotiepe en nietszeggende mededelingen. Wat kan men trouwens meer verwachten van een schoolmeester of een chirurgijn die het merckweerdighe uit zijn omgeving noteert en Syne Doorluchtighe Hooghweerdigheyt maar kent door hem nu en dan in groot ornaat te zien in een processie of bij een kerkelijke plechtigheid?
De Ieperse patriciër Guillaume-Joseph De la Tombe is bij dit alles een uitzondering. Met Guillaume De la Tombe zitten we volop in de hogere stedelijke burgerij. Hij was een zoon van Guillaume-Jacques De le Tombe, schout van Menen die in Ieper woondeGa naar voetnoot(2). De familie had talrijke bindingen met | |
[pagina 137]
| |
Menen waar ze vandaan kwam. In de jaren 1600 was de naam er al bekend; de weduwe van Louis De le Tombe (†1617) was een der eerste weldoensters van het pas gestichte kapucijnerklooster in MenenGa naar voetnoot(3). Een dochter van schout De le Tombe was gehuwd met Guillaume De la Housse, baljuw van Moorsele. Een andere dochter Anna-Theresia, aanvaard tot poorteres van Ieper in 1742, werd de echtgenote van messire Alphonsus de Ruescas, griffier van de wezenkamer van VeurneGa naar voetnoot(4). Een zoon van de schout, Corneel-Ferdinand De le Tombe (†1732), licentiaat in de medicijnen, was gehuwd met Isabella Willaert, dochter van de burgemeester van Wervik. Een andere Corneel De le Tombe uit Menen, vermoedelijk een kozijn, was door zijn huwelijk met Colette Préingué, de schoonbroer geworden van de bekende dominikanerpater Louis-Philippe Préingué (Menen 1704-Leuven 1752), doctor in theologie, een der verdienstelijke en beroemde MenenaarsGa naar voetnoot(5).
Schout De le Tombe was de eerste van zijn familie die naar Ieper uitweek. Zijn vrouw Anne-Marie Canisius (†1732), blijkbaar behorend tot de Ieperse notabele familie Canis of Canisius, stierf te Ieper en werd er begraven in de Sint-Niklaaskerk.
Guillaume-Joseph De la Tombe, de auteur van de kroniek, was in 1730 ontpoorterd van Menen op Ieper wat hem 20 pond aan issuwerecht had gekostGa naar voetnoot(6). Hij was gehuwd en had één zoon. In 1730 werd hij aangesteld tot weesheer van Ieper. Hij was voogd van het godshuis van Nazareth en in 1731 werd hij voogd van het begijnhof. In 1734 werd hij tot schepen verkozen van de stad en meer dan 20 jaar lang was hij ontvanger van de Gemene Armen van de stad IeperGa naar voetnoot(7). Guillaume De la Tombe was dus een vooraanstaand magistraat, uitstekend geplaatst om met kennis van zaken informatie in te winnen over de achtergrond van vele dingen. Zijn aantekeningen zijn dan ook nogal persoonlijk getint en steeds belangrijk. Over de bisschoppen van zijn stad, die amper een boog- | |
[pagina 138]
| |
scheut verwijderd waren van zijn hotel, wist hij meer af dan de gewone ‘kroniekers’ die maar de buitenkant der dingen konden zien.
De la Tombes memorieboek loopt van circa 1700 tot ver in de jaren 1700. Enkel een stuk van het eerste van de zeven schrijfboeken die hij ooit volschreef, met nota's die beginnen in 1713 en ophouden in 1742, is in kopie tot ons gekomen. In die jaren kende Ieper vier bisschoppen. Ziehier nu wat De la Tombe over elk van hen, afwijkend van de gangbare voorstelling, weet mede te delen. | |
Bisschop Martinus de RatabonMartin de Ratabon was geboren in Parijs en werd bisschop van Ieper in 1694 ten tijde van de Franse overheersing van Lodewijk XIV. Hij was de eerste Franse bisschop van Ieper. Hij verbleef hier tot in 1713 toen hij bisschop werd van Viviers in Frankrijk. Bisschop de Ratabon behoorde tot de gunstelingen van de zonnekoning, die met allerlei ambten en eretitels werden overladen in de veroverde gebieden. Zeer waarschijnlijk was hij nederlandsonkundig. Hij was het type van de Franse intrus, de Franse indringer in een wingewest van de Franse kroon. De vraag mag worden gesteld of zijn aankomst in Ieper onverdeeld met vreugde werd begroet.
Niettemin zijn de weinige biografen die over hem hebben geschreven nogal mild in hun oordeel. Maar toch moesten ze er wel op wijzen dat hij veel afwezig was uit zijn bisdom, omdat hij als lid van de Conseil d'Etat nu en dan in Parijs moest verblijven, waar hij overigens in 1693 tot bisschop was gewijd. Het heet ook dat ‘de Ratabon nogal uitdrukkelijk een verfransende invloed scheen uitgeoefend te hebben’Ga naar voetnoot(8). Men is dus geneigd tussen de regels te lezen dat de Ratabons bestuur in Ieper geen succesnummer is geworden. Niettemin kon zijn biograaf het over zijn hart niet krijgen scherpe of negatieve dingen over hem te zeggen: ‘hij maakte zich zeer verdienstelijk voor het bisdom en werd er ook om gewaardeerd’Ga naar voetnoot(9). Hij bouwde namelijk een nieuw bisschoppelijk paleis. ‘Ook ten tijde van de hongersnood in 1709 schijnt de | |
[pagina 139]
| |
bisschop zeer milddadig te zijn geweest’Ga naar voetnoot(10).
In de kroniek De la Tombe staat geen rechtstreekse getuigenis over de Ratabons episcopaat opgetekend. De Ratabon deed op 5 januari 1713 afstand voor Viviers en de bewaarde tekst van De la Tombe begint pas enkele maanden later in 1713. Bisschop de Ratabon krijgt bij De la Tombe wel een notitie onder het jaar 1727 toen men zijn overlijden vernam en er in Ieper te zijner nagedachtenis een plechtige rouwdienst werd opgedragen. Uit de navolgende uitzonderlijk lange passage in de kroniek treedt wonder genoeg niet een volksvreemde, maar wel een zeer volksgeliefde bisschop naar voor, die bij de gewone man erg populair was, wiens heengaan algemeen werd betreurd en die zelfs na zijn vertrek uit Ieper nog voeling had met de Ieperlingen, kortom een tekst die zelfs uitgesproken positief klinkt en nog heel wat gunstiger is dan het milde oordeel dat zijn biograaf over hem wilde vellen. De la Tombe geeft daarenboven een paar onbekende details uit zijn loopbaan vóór hij naar Ieper kwam. 1 juli (1727) heeft men in den choor van dese cathedrale ghecelebreert eenen uytvaert voor den seer eerw. Bisschop Martinus de Ratabon, overleden binnen Paris den 9 juni lest. Den selven uitvaert wiert ghecelebreert door den bisschop Jan Bapt. de Smet. Het magistraet assisteerde in den selven in corpore ende in robe van ceremonie alsoock die van de casselrie ende in t afkeeren van de offrande soo distribueerde den ceremoniemeester aen ideren heer het panegerisGa naar voetnoot(11) van den selven bisschop gecomponeert door Eerw. ende seer gheleerden docteur in de Godtheid Pieter Louis Danes grooten penitentsier van dit bisdomGa naar voetnoot(12) in 't welcke alle syne deughden ende groote qualiteyten stonden onder andere dat hy ontrent het eynde van t jaer 1654 uit eene illustre familie synen oorspronck ghehadt hadde dat hy in het 28 jaers syns ouderdoms docteur in de godtheyd ghepasseert hadde met groote uitschinnenheyt van verstant, dan vicaris geworden synde van den bisschop van strasbourgh eenighe jaeren in Duytslant missionaris geweest hebbende veele ketters tot het ware geloof hadde ghebroght. Dat hy hier ontrent 19 jaeren bisschop geweest hadde, dat hy sonder last aen syne naercommers het bisschoppelyck paleis van den gront t' synen coste opgebouwt hadde. Syne liefde tot den armen was soo groot, dat se gecommen was tot eene heilige profusie het welcke gebleken hadde in het bedroefde jaer 1709 alswanneer de eerlicke armen 't synen coste van | |
[pagina 140]
| |
terwe voorsien wierden ende andere armen van broodt. Syne keucken ende kelder hebben altyd open geweest voor alle behoeftige siecken. | |
Bisschop Guido La Val-MontmorencyMgr. de Ratabon werd opgevolgd door een Fransman uit de hoge adel, Guido La Val-Montmorency. Hij kwam toe in Ieper op 11 mei 1713 en overleed al op 26 augustus 1713. De veertiende bisschop van Ieper kon maar drie maanden lang de bisschopszetel bezetten, amper de tijd om te laten aanvoelen wie hij was en hoe hij zijn diocees wenste te besturen. Hij kende onze taal niet en was een rasechte Fransman, die zijn mijter uitsluitend te danken had aan de welwillendheid van het Franse Hof.
Men bedenke daarenboven dat de Franse troepen, na een onafgebroken verblijf van 35 jaar, op 4 juni 1713 de stad Ieper ontruimden voor de Hollanders. De tweede Franse bisschop van Ieper nam dus zijn ambt op met het weinig prettige vooruitzicht hier heel zijn carrière onder een vijandige (Hollandse) protestantse bezetting te moeten doorbrengen.
De bewaarde kroniek van De la Tombe vangt in 1713 precies aan met een passus over deze vreemde Franse bisschop. Er blijkt dat de kroniekschrijver over hem al een genuanceerd en persoonlijk oordeel kon geven, en dat oordeel was gunstig. 26 ougst 1713 is in syn paleys saelighlick ontslapen in den heer ontrent den 6 uren s'avonts den seer eerw. heer Bisschop Guido la Val de | |
[pagina 141]
| |
Montmorency eenen waeren bisschop strikbaerGa naar voetnoot(13) in alles ende sober. | |
Bisschop Jan-Baptist de SmetNa het afsterven van La Val-Montmorency in 1713 bleef de bisschoppelijke zetel van Ieper leeg tot de benoeming van Mgr. Jan Baptist de Smet in 1721. De nieuwe prelaat was afkomstig van Lokeren en had al een rijkgevulde loopbaan in de hogere kerkelijke hiërarchie achter de rug toen hij op 1 mei 1721 plechtig bezit nam van zijn bisdom.
De la Tombe verhaalt deze feestelijke inhaling van de nieuwe Vlaamse bisschop en vermeldt ook onder het jaar 1732 hoe de Smet Ieper verliet om bisschop van Gent te worden.
Over bisschop de Smet heeft kan. P. Declerck een tamelijk uitvoerige biografie geschreven, zodat we iets meer weten over deze grote bisschopsfiguur. Hij treedt er naar voor als een fel antijansenistisch, ijverig en waardig prelaat. Niets dan goeds wordt over hem gezegd. De Smet had het zeker niet gemakkelijk, aangezien een groot deel van zijn bisdom onder de Franse kroon ressorteerde, voor wie hij een ‘Oostenrijkse’ benoeming was. Meer dan eens moest hij diplomatie aan de dag leggen en schipperen in zijn relaties met en zijn administratie over de ‘Franse’ parochies van Ieper.
‘Over de menselijke indruk die de prelaat liet, komt men weinig te weet; toch laten enkele details toe te denken dat hij zijn gezag eerder bescheiden liet gelden en zich aan veel kleinzerigheid en naarnemendheid niet te veel stoorde’Ga naar voetnoot(14).
De eerder beknopte nota uit De la Tombe over bisschop De Smet bevestigt in nog meer duidelijke bewoordingen deze indruk van inertie en diplomatieke voorzichtigheid die De Smet eigen was. Bij de tijdgenoten zal deze karaktertrek niet zo gunstig overgekomen zijn, aangezien De la Tombe er uitdrukkelijk melding van maakt. 1 mey (1722) arriveerde door de Antwerppoorte syne hooghw. Jan Bapt. de Smet als 15 Bisschop van Yper. Hy was geboren te Lokeren in het Landt van Waes sone van den greffier van aldaer. Hy hadde den | |
[pagina 142]
| |
eersten van Leuven gheweest, daerna eersten plebaen van Ste Gudule tot Brussel naerdien canonick ghegradueert grooten penetencier ende president van het seminarie tot Mechelen. | |
Bisschop Guillaume DelvaulxNa bisschop De Smet kwam Guillaume Delvaulx. In de kroniek staat alleen zijn installatie in Ieper beschreven. Misschien vertolkt de bemerking dat Delvaulx de zoon is van een eenvoudige hoefsmid wel iets pejoratiefs, maar dit kan eigenlijk evengoed anders begrepen worden. 17 mei (1732) heeft den heer arsdiaken de Schot vicaris generael van dit bisdom sede vacante possissie ghenomen van dit bisdom voor Guillielmus Delveaux die op 16 juli daernaer synen publiken intrede ghedaen heeft in dese stadt op de ghewoonlicke manier als 16 bisschop van Yperen. Hy was docteur in de Godtheyd geboren van... in Luyckerlandt. Syn vader was aldaer maer eenen peerdesmet. Met Delvaulx eindigt De la Tombes kroniek over de Ieperse bisschoppen. Delvaulx staat in het eerste cahier op blz. 23b. Dit schrift loopt door tot blz. 29. De zeven schrijfboeken van de hele kroniek bevatten 122 blz. In de volgende ons onbekende bladzijden stonden ongetwijfeld de latere bisschoppen van Ieper, zodat we voorlopig een persoonlijk oordeel van De la Tombe over bisschop Delvaulx en zijn opvolgers moeten missen.
De la Tombes kijk op de Ieperse kerkvorsten kan misschien beïnvloed zijn door het milieu waaruit hij stamde. Alleszins geven ze ons een persoonlijk oordeel dat nogal afwijkt van wat te rapen valt in de gewone gangbare bronnen waaruit men bisschoppelijke biografieën pleegt samen te stellen. Hij vertolkt een zienswijze die niettemin interessant genoeg is om ze hier weer te geven ten gerieve van diegenen die ooit uitgebreide levensberichten zullen opstellen van deze bisschoppen van Ieper. L. Van Acker |
|