| |
| |
| |
Een lotelingenhistorie
In het landbouwersgezin Jan-Baptist Leuridan en Barbara Smagghe te Reninge werd op 6 juni 1790 een zoon geboren die de naam Constantinus-Ignatius kreeg.
De jongen groeide dus op in volle Franse bezetting met al de ellende die daarmee gepaard ging: plunderende Franse troepen, opgelegde hoge belastingen, opeisingen bij onze boeren van vee en landbouwprodukten, en ten slotte de zo gehate conscriptie die aanleiding gaf tot de Boerenkrijg met zijn ‘brigands’.
In 1810 werd Constantinus Leuridan ingeschreven op de conscriptielijst van zijn gemeente onder nummer 111. In 1813 werd hij als nummer 98 ‘ingeloot’ en diende hij dus het leger van Napoleon te vervoegen.
Op dit ogenblik echter was de conscriptiewet door Napoleon ietwat versoepeld, en werd de mogelijkheid bij wet voorzien dat men de legerdienst van de conscrit door een plaatsvervanger kon laten overnemen. Maar plaatsvervangers waren in 1813 al moeilijker te vinden, en er diende grof geld voor te worden betaald.
Vader Leuridan vond dan toch een remplaçant voor zijn zoon, een zekere Pierre-Jean Coene, een arme drommel uit Rumbeke, oudste zoon van de weduwe Marie-Anne Coene-Gerard, officieel vermeld als spinster.
Voor die vervanging werd op 16 mei 1813 ten kantore van keizerlijk notaris Martin De Busschere in Torhout een akte van overeenkomst opgesteld en ondertekend door Constantinus Leuridan, zijn plaatsvervanger Coene en diens moeder die haar toestemming diende te geven; die akte wordt verleden voor twee getuigen (Dorme en Van Renterghem) daar Coene noch zijn moeder niet eens hun naam konden schrijven.
Notaris De Busschere was fransgezind, was op 16 maart 1796 aanwezig als lid van de kantonnale raad, werd er later secretaris van, en werd onder het keizerrijk lid van de gemeenteraad. Daar hij dus een zeer betrouwbaar fransgezinde citoyen was is het niet uitgesloten dat notaris De Busschere in het Leiedepartement aangesteld werd om zulke akkoorden met plaatsvervangers op te stellen, of dat hij zelfs persoonlijk
| |
| |
als bemiddelaar optrad en dus van deze onzalige handel nog een goede stuiver opstreek.
Na het ondertekenen van de notariële overeenkomst vertrok Coene naar het leger, maar gaf, zoals zovele lotelingen, nooit meer teken van leven; er mag dus aangenomen worden dat hij ergens sneuvelde.
Bij brief van 24 mei 1815 werd C. Leuridan uitgenodigd naar het kantoor van notaris De Busschere. Uit die brief blijkt dat de moeder van plaatsvervanger Coene bij de notaris was geweest om betaling te vorderen van de overeengekomen vergoeding, omdat de tweejarige legerdienst van haar zoon was geëindigd.
De brief luidt als volgt:
Thourout 24 Mei 1815.-
Mijnheer Leuridon tot Reyninge,
deezen dient om ue te melden dat de moeder van Coene die opgetrokken is als Remplacant voor ue, over eenige daegen bij mij geweest heeft, en zegt dat de twee jaeren dienst verschenen zijn, gevolgentlijk wenscht van mij ue te konnen eyndigen, wilt mij laeten weten wanneer ue kont koomen, ik zal haer daer van verwittigen, en zullen tragten alles te vereffenen. Uw antword verwagtende.
groeten ue hartelijk. (get.) J. Van Renterghem.
Van Renterghem, die opgetreden was zal dus klerk geweest zijn bij Notaris De Busschere. Opmerkelijk zijn de ‘hartelijke’ groeten...
Welk gevolg aan deze brief werd gegeven is niet geweten, maar waarschijnlijk werd niets betaald aan moeder Coene. Want in 1843, bijna dertig jaar na de overeenkomst, wordt door de twee broers van de plaatsvervanger een gerechtelijke procedure ingeleid tegen Constantinus Leuridan, waarbij zij betaling vorderen van de vergoeding (of het saldo) voor de plaatsvervanging waartoe Leuridan zich verbonden had bij voormelde notariële akte van 16 mei 1813. Moeder Coene was dus in 1843 al overleden.
Het basisstuk waaruit dit alles blijkt is de dagvaarding uitgestuurd door deurwaarder P. Santy uit Ieper, en betekend op 10 mei 1843 aan C. Leuridan. Het stuk volgt in de oorspronkelijke Franse taal.
Om deze juridische tekst meer begrijpelijk te maken, behandelen wij deze dagvaarding in drie afzonderlijke delen en
| |
| |
geven bij ieder deel wat uitleg.
De dagvaarding begint met het inroepen van de notariële overeenkomst van 16 mei 1813. Deze akte geldt als rechtsgrond waarop de vordering van beide broeders Coene gesteund is; de akte wordt in extenso gegeven onder nummer 1 van de bijlagen.
Uit deze overeenkomst dient besloten te worden dat de afkoopsom van 1.160 frank een zeer hoog bedrag was, daar er bepaald is in de akte dat alle betalingen in gouden of zilveren speciën dienden te worden uitgevoerd.
Verder is gestipuleerd dat de afbetalingen aan de moeder (11 fr. 40 cent) om de drie maanden en aan de zoon (11 fr. 60 cent. per maand) slechts voor de duur van twee jaar dienden uitgevoerd te worden, namelijk voor de duur van de normale legerdienst.
Omdat deze afbetalingen in totaal slechts 417 fr. 60 cent bedroegen, bleef een saldo te betalen van 742 fr. 40 cent.
Vraag is nu: wanneer diende C. Leuridan dit saldo te betalen? En op die vraag dient een speciale clausule het antwoord te geven. Die clausule luidt vertaald als volgt:
‘En wat verschuldigd blijft van de hoofdsom, en van diegene die nog aan de moeder te betalen zouden vallen, zal betaald worden aan dhr. Coene of aan zijn rechtsopvolgers binnen de drie maanden volgende op het voorleggen van het attest hetzij van de twee jaar legerdienst, hetzij van het definitief ontslag (uit het leger), of van elk ander stuk dat dhr. Leuridan ontslaat van zijn verbintenis.’
Leuridan diende dus het verschuldigde saldo van 742 fr. 40 cent. te betalen, op voorwaarde evenwel, dat er hem een attest werd voorgelegd waaruit bleek dat Coene werkelijk zijn legerdienst had uitgevoerd en beëindigd.
Er is dus niets voorzien wat Leuridan moest doen wanneer Coene zou overlijden tijdens de lopende overeenkomst, of tijdens zijn legerdienst. En dat is nu juist het cruciale punt van de juridische betwisting tussen partijen. De mogelijkheid bestond ook dat Coene kon deserteren, wat nogal voorkwam na de boerenkrijg.
En nu volgt het tweede deel van de dagvaarding, door ons weergegeven in bijlage onder nr. 2.
| |
| |
Dit deel van de dagvaarding verwijst naar een procedure die door de twee broeders Coene (hier De Coene geheten) ingeleid werd voor de burgerlijke rechtbank te Kortrijk, waarbij zij verzoeken dat een curator zou aangesteld worden over hun ‘afwezige’ broeder Pierre-Jean, die, sinds hij vertrok als soldaat, niet meer is weergekeerd. De curator bekomt van de rechtbank de opdracht de goederen van de afwezige te beheren.
Deze procedure werd pas op 19 april 1843 door de gebroeders Coene per verzoekschrift ingeleid voor de rechtbank te Kortrijk, dit is bijna dertig jaar na de notariële akte en het vertrek van de plaatsvervanger naar het leger in mei 1813. Ondertussen is ook het koninkrijk België opgericht en worden de vonnissen uitgesproken in naam van koning Leopold I.
De reden waarom zolang werd gewacht door de gebroeders Coene om deze procedure in te leiden, is zonder twijfel toe te schrijven aan de alsdan vigerende wetgeving betreffende de bewijsvoering over het overlijden van een persoon. Inderdaad werd in het napoleontisch recht gesteld dat iemand die vermist was en waarvan niet kon bewezen worden, hetzij door dokumenten hetzij door getuigen, dat hij overleden was, niet als overleden kon aangezien worden, maar als ‘afwezig’ (absent) beschouwd moest worden. Met het gevolg dat b.v. zijn nalatenschap niet kon verdeeld worden, of nog dat de echtgenote 30 jaar diende te wachten om te hertrouwen.
Want pas na 30 jaar werd de ‘afwezige’ wettelijk vermoed overleden te zijn, en een vonnis diende in die zin aangevraagd te worden voor de rechtbank; dit vonnis werd dan overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De broers van de afwezige plaatsvervanger Coene, verzochten dan ook de aanstelling van een curator over de goederen van hun broer, dit in hun hoedanigheid van erfgerechtigden. Beiden werden zeker rechtskundig bijgestaan door meester Biebuyck, pleitbezorger aan de rechtbank te Kortrijk, die de zaak proceduraal in orde bracht.
Het vonnis tot aanstelling van Louis Laheyne, schrijver wonende te Ieper, tot curator, volgde buitengewoon snel op het neerleggen van het verzoekschrift n.l. reeds één week daarna.
| |
| |
Dit vonnis wordt in de dagvaarding aangehaald in stukken en brokken en niet in extenso. Ten slotte zegt dit vonnis ook dat beide verzoekers Coene onvermogend zijn, en dat zij bijgevolg de kosten van de procedure niet moesten betalen.
Het derde deel van de dagvaarding, afgedrukt in nummer 3 van de bijlage, is de oproeping uitgestuurd en betekend aan C. Leuridan, om te verschijnen voor de rechtbank van eerste aanleg te Ieper, en om hem te horen veroordelen tot betaling aan curator Laheyne van de hoofdsom 1.160 fr. of van het nog verschuldigde saldo.
De dagvaarding werd betekend op 10 mei 1843, dus nog net binnen de termijn van 30 jaar, te rekenen vanaf de notariële akte van 16 mei 1813. De dertigjarige verjaring kon hier bijgevolg niet worden ingeroepen om de vordering als verjaard te horen afwijzen.
Strikt juridisch gezien kon ingeroepen worden dat, volgens de voorwaarden voorzien in de notariële akte, C. Leuridan het saldo slechts diende te betalen mits voorlegging van een attest waardoor bewezen werd dat P.J. Coene zijn twee jaar legerdienst had uitgevoerd of dat hij definitief ontslagen was. Dergelijk attest werd nooit voorgelegd. Het zou ten andere zeker ingeroepen geworden zijn in de dagvaarding als het mocht bestaan hebben.
Wat C. Leuridan als verdediging naar voor gebracht heeft konden we niet te weet komen, daar we het vonnis ter zake niet terugvonden.
Het geval Leuridan-Coene, in droge juridische taal van Napoleons tijd neergeschreven, is misschien een kluif voor juristen maar ook een bron voor historici die de geschiedenis van de gewone kleine mens opzoeken. Achter dit alles bewegen zich immers mensen van vlees en bloed. Het geval maakt ons getuige van een menselijk drama. Een arme sukkel die zijn leven riskeert om zijn moeder en zijn twee broeders een levenswaardiger bestaan te geven door een welgestelde boerenzoon uit de onzalige conscriptie te redden. En twee broers die 30 jaar wachten om er dan nog uit te halen wat ze kunnen.
Maar Pierre-Jean Coene, om wie het allemaal ging, ‘supposé absent’ sinds meer dan dertig jaar, lag intussen misschien ergens begraven, God weet waar in Europa, lijk zovele anderen die geslachtofferd werden op het altaar van Napo- | |
| |
leons militaire hoogmoed. De arme sukkelaar heeft Rumbeke nooit meer weergezien.
A. Leuridan
| |
Bijlagen
1. Notarieel akkoord tot het aan werven van een plaatsvervanger (1813)
Pardevant Maitre De Busschere, Notaire Impérial, résidant à Thourout, arrondissement de Bruges, département de la Lys, furent présent.
Le Sieur CONSTANTIN LEURIDAN conscrit de l'an dix huit cent dix, de la Commune de Reijninghe, canton d'Elverdinghe, arrondissement d'Ypres, sous le numéro cent, cultivateur, demeurant audit Reijninghe, stipulant pour lui... d'une part... et sieur Pierre Jean COENE, ouvrier, demeurant à Rumbeke, conscrit de l'an dix huit cent treize dudit Rumbeke, Canton de Roulers, arrondissement de Courtrai, sous le numéro Cent six, placé au Dépot, comme fils ainé de Marie-Anne GERARD, sa mère veuve d'Yvon-François COENE, fileuse demeurant audit Rumbeke, stipulant pour lui et du consentement de la dite mère, ici présent... d'autre part... Lesquels sont convenus de ce qui suit...
Le dit Sieur COENE s'oblige de suppleer le dit sieur Leuridan dans son service militaire en sorte que ce dernier ne soit aucunement inquiété ni poursuivi à ce sujet.
Il s'oblige aussi de justifier de sa présence au Corps, toutes les fois qu'il en sera requis.
Le dit sieur Leuridan de son coté a promis et s'est obligé de paijer au dit sieur Coene, suppléant en récompense de son dit service la somme de ONZE CENT SOIXANTE FRANCS de la manière qui suit:
Primo: Dix sept francs quarante centimes de trois à trois mois, à compter de ce jour s'il en fait la demande; et le reçu de la poste servira de quittance...
Secundo: onze francs soixante centimes par chaque mois, aussi à compter de ce jour et durant deux années consécutives en mains et sous quittance de la dite veuve Coene sa mère en sa demeure au dit Rumbeke, à laquelle tout pouvoir est donnée à ce sujet.
Et ce qui restera dû sur ladite somme principale, déduction faite de toutes celles paijées au compte et celles qui resteraient à paijer à la dite mère, sera paijé au dit sieur Coene ou ces ayant causes dans les trois mois qui suivront la production soit du certificat de deux années de service, soit du Congé définitif ou de toute autre pièce servant de décharge au dit sieur Leuridan...
Tous les dits paijements seront faits en espèces d'or ou d'argent ayant cours de monnaie...
Fait en passé à Thourout en l'étude, l'an dix huit cent treize, le seize mai, en présence du sieur Van Renterghem et du sieur Josse Dorme, demeurant au dit Thourout, témoins qui ont signé avec le notaire et le sieur Leuridan, non les dits sieur Coene ni la veuve Coene sa mère, qui ont déclaré ne le savoir.
| |
| |
De ce acquit, avec approbation expresse de la raiure d'un mot raijé nul, après lecture faite...
Enregistré à Thourout le dix sept mai milhuit cent treize, folio cent vingt sept Recto, case trois, reçu treize francs quatre vingt six centimes additionnels compris ../.. Signé Contans.
Voor afschrift afgeleverd door den notaris Dierijckx te Thourout, bezitter van de akten verleden voor den bovengenoemden heer De Busschere, in leven, notaris tot hetzelve Thourout heden een en twintig april achtienhonderd vier en dertig ../.. geteekend J. Dierijckx en gezegeld...
| |
2. Dagvaarding tot betalen van de plaatsvervanger na aanstelling van een curator (1843)
Nous, LEOPOLD PREMIER, Roi des Belges,
A Tous, présents et à venir, faisons savoir:... Le Tribunal de première instance de l'arrondissement de Courtrai, province de la flandre occidentale, jugeant en matière civile, et siégeant au Palais de Justice, a rendu le jugement suivant... Pierre et François De Coene, ouvriers à Roulers, demandeurs par requète ayant pour avoué Maitre Biebuyck... Le Tribunal ouï le rapport de monsieur Valcke l'un des Juges, et les conclusions conformes de monsieur Vancutsem, Procureur du Roi, sur la requète dont la teneur suit: ... Au tribunal civil séant à Courtrai... Exposent respectueusement Pierre et François De Coene, ouvriers domiciliés à Roulers, que leur frère Pierre-Jean De Coene, ouvrier, domicilié à Rumbeke, est parti depuis l'année mil huit cent treize comme substituant du sieur Constantin Leuridan, cultivateur, à Reninghe, de laquelle substitution pour le service militaire il a été fait un acte passé devant le notaire Debusschere et témoins à Thourout le seize Mai mil huit cent treize, dont une expédition jointe, qu'il importe que pour la conservation des droits appartenant à ce militaire absent il lui soit nommé un curateur; ... que les exposants, frères de l'absent, et qui seraient les seuls héritiers présomptifs, sont indigens et ne peuvent pourvoir aux frais qu'entraine la nomination d'un curateur; ... Pour ces motifs, et vu qu'ils produisent les documents justificatifs de leur indigence, ils prient le tribunal qu'il lui plaise nommer un curateur à leur frère militaire absent Pierre-Jean De Coene, pour gérer et administrer ses biens, et à ses effets que de droit et vous ferez bien... Courtrai dix neuf avril huit cent quarante trois. / Signé A.J. Biebuyck.... Attendu qu'il ne conste pas, que le sieur
Pierre-Jean De Coene, qui est parti pour les armées françaises en mil huit cent treize, aurait un procureur fondé... Pour ces motifs,... Nomme de sieur LOUIS LAHEYNE, écrivain à Ypres, Curateur, aux fins de pourvoir à l'administration des biens du présumé absent, Pierre-Jean De Coene, à charge pour lui de consigner les sommes dont il pourrait devenir dépositaire... Et vu que les demandeurs ont dûment justifié de leur indigence ordonne qu'expédition du présent leur sera délivré gratis. Fait et prononcé à Courtrai, en audience publique du vingt sept avril mil huit cent quarante trois, par Messieurs Spruyt, Président, Landas et Valcke, Juges, présent Messieurs Van Cutsem, procureur du Roi et Herman, commis Greffier. / Signé Spruyt
| |
| |
et Herman....
Mandons et ordonnons à tous huissiers à ce requis de mettre le présent jugement à exécution... A nos Procureurs-généraux et à nos Procureurs près les tribunaux de première instance d'y tenir la main forte lorsqu'ils en seront légalement requis. En fois de quoi le présent jugement a été signé et scellé du sceau du Tribunal... Pour expedition conforme délivrée à Maitre Biebuyck avoué licencié à Courtrai le deux mai mil huit cent quarante trois, volume soixante quinze, folio cinquante deux, verso, case trois, du pour droit fixe trois francs quarante centimes, pour greffe quatre francs vingt quatre centimes fesant avec les additionnels neuf francs quatre vingt centimes. L'acte contenant quatre rôles, sans renvoies. En debet.
Le receveur signé Plervacq.
| |
3. Dagvaarding tot verschijnen voor de rechtbank van Ieper (1843)
L'An mil huit cent quarante trois le dix Mai,
à la requète du sieur Louis LAHEYNE écrivain domicilié à Ypres, agissant en sa qualité de Curateur du présumé absent Pierre-Jean DE COENE, ci devant ouvrier à Rumbeke, nommé en cette qualité par jugement du Tribunal de première instance séant à Courtrai en date du vingt sept avril dernier, pour lequel requérant est constitué et occupera en sa qualité d'avoué Me. Carpentier avocat-avoué à Ypres; Je soussigné Pierre Santy, huissier audiencier au tribunal de première instance séant à Ypres, y demeurant rue de Mening no 11, me suis rendu au domicile du sieur Constantin Leuridan, cultivateur demeurant à Reninghe où étant et parlant à sa personne...
Je lui ai signifié et laissé copie Io d'un acte Substitution au service militaire passé entre lui et le prénommé Pierre-Jean De Coene devant le Notaire De Busschere présent témoins à Thourout le seize Mai mil huit cent treize dûment enregistré. Et 2o du jugement rappelé en tête des présentes à ce que de leur contenu il n'ignore et à telles fins que de droit.
En même tems à la requète et constitution d'avoué que dessus j'ai sommé le prénommé Constantin Leuridan, étant et parlant comme dit est, de présentement payer au requérant en la qualité qu'il agit, entre les mains de moi huissier porteur des pièces, la somme de onze cent soixante francs montant de l'indemnité stipulé et qu'il s'est obligé de payer au susdit Pierre-Jean De Coene pour sa subsitution comme militaire dans les armées françaises offrant de laisser déduire de la somme demandée toutes celles qu'il justifiera avoir légalement payées à compte et sous la réserve de tous autres droits actions frais et intérêts. Lequel Leuridan, avant été refusant de payer, je lui ai, étant et parlant comme dit est, et à la requète et constitution d'avoué que dessus, donné assignation à comparaître dans le délai de la Loi neuf heures du matin à l'audience du tribunal de première instance séant à Ypres, au palais de justice, à l'effet de s'y entendre condamner à payer au requérant en la qualité qu'il agit la somme de onze cent soixante francs qu'il s'est obligé par acte du Notaire De Busschere signifié avec les présentes de payer au prénommé Pierre-Jean De Coene en indemnité de son service militaire dans les armées françaises comme substituant du dit assigné Leu- | |
| |
ridan; offrant mon requérant de laisser déduire tout ce qu'il justifiera avoir légalement payé à compte et sous la réserve de tous droits en outre s'entendre condamner aux intérêts judiciaires et aux dépens.
Fondé sur l'acte notarié préalable, su ce que le dit De Coene a réellement servi comme substituant de l'assigné dans les armées françaises, pour ce que depuis le départ de son substituant De Coene pour les armées Leuridan n'a plus été ni recherché ni inquiété et c'est vu affranchi du service militaire et sur tous autres moyens à faire valoir en tems utile.
Et je lui ai laissé, étant et parlant comme dessus, avec la dite copie le double du présent exploit, dont acte.
Le coût est de onze francs trente cinq centimes
P. SANTY
huiss.
(alle stukken in privé-bezit).
|
|