Begijnen te Veurne in 1335
Over het begijnhof van Veurne zijn zeer weinig gegevens voorhanden. Het bevond zich waar nu de zusters van de Heilige Gehoorzaamheid of zogeheten blauwe nunnen hun klooster hebben (Pannestraat 3).
Kan. D. Lescouhier schrijft (Gesch. van het kerk. en godsd. leven in West-Vl., dl. I, blz. 109) dat het Veurnse begijnhof ‘maar de eerste maal te boeke komt in 1506’ alhoewel het voorzeker veel vroeger bestond. Deze gegevens vond hij bij F. De Potter, E. Ronse en P. Borre (Gesch. stad en kastelnij Veurne, dl. II, blz. 351-352) die verder mededelen dat de begijnen in 1511 een ander beluik betrokken, hun hof overlatend aan de saaiwerkers van Veurne. Het begijnhof bestond nog in 1566, maar het verdween met de oorlogsgebeurtenissen kort daarna, aangezien de inkomsten van het begijnhof met die van de Veurnse gasthuizen werden verenigd, en in 1626 het begijnhof diende als lokaal van de busseniers.
Bij gebrek aan archief konden de begijnen in Veurne nooit grondig bestudeerd worden. Pater E. de Moreau S.J. in het laatste deel van zijn Histoire de l'Eglise en Belgique (dl. VI, Répertoire) uit 1948, vermeldt Veurne niet eens onder de lokaliteiten met een begijnhof!
Het begijnhof van Veurne zal nochtans vermoedelijk even oud zijn als de meeste andere Vlaamse begijnhoven (13de eeuw). Het departementeel archief in Rijsel (série B, nr. 1565, f. 69r.) bevat een akte, gedateerd uit Ieper op 8 maart 1335 (n.s.) waarbij de Vlaamse graaf Lodewijk II van Nevers aan de grafelijke baljuw van Veurne opdracht geeft de begijnen van Veurne te laten genieten van de grafelijke bescherming over hun klooster. Tot hiertoe is dit bij ons weten de oudste vermelding van begijnen in Veurne.
L.V.A.